Tuchtrecht
Robinetta de Roode
9 minuten leestijd
Tuchtrecht

Leg gemelde en verwerkte wijzigingen na inzage in pro-Justitia-rapport vast

1 reactie
getty images
getty images

Een psychiater maakt een pro-Justitia-rapport over een man in een tbs-instelling. De man in de instelling dient een klacht in tegen de psychiater, omdat hij vindt dat deze onjuistheden in het rapport had moeten aanpassen. De psychiater stelt dat hij klager op de juiste manier en op tijd heeft geïnformeerd over het inzage- en correctierecht.

De man heeft daarvan ook gebruikgemaakt, waarna de psychiater feitelijke onjuistheden in het rapport heeft gecorrigeerd. Maar de man had ook graag citaten uit eerdere rapporten aangepast gezien, waarin volgens hem fouten staan. Maar het correctierecht gaat alleen over informatie die van de onderzochte persoon zelf afkomstig is, aldus de tuchtrechter, niet van derden.

De klacht wordt ongegrond verklaard. Het college adviseert de psychiater wel om voortaan in het rapport zelf ook duidelijk te maken welke wijzigingen zijn gemeld en welke zijn verwerkt. Dit kan bijvoorbeeld met noten of door de ter beschikking gestelde te vragen de onjuistheden op papier te zetten. Die kan de rapporteur dan als bijlage aan het rapport toevoegen.

Eva Nyst, journalist

mr. Robinetta de Roode, adviseur gezondheidsrecht

download dit artikel (in pdf)

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 28 mei 2021

Volledige uitspraak

Beslissing in de zaak onder nummer C2021.007 van:

A., verblijvende bij de B., locatie C., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

D., psychiater, werkzaam te E., beklaagde in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 26 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen D. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 december 2020, onder nummer 19166, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Bij e-mail van 3 mei heeft het Centraal Tuchtcollege van klager spreekaantekeningen ontvangen voor de zitting van 7 mei 2021.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 mei 2021. Klager heeft via beeldbellen deelgenomen aan de behandeling ter terechtzitting in het bijzijn van een medewerkster van de B.. Verder was de psychiater ter terechtzitting aanwezig, bijgestaan door mr. Hazenberg.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is bij arrest van 8 augustus 2003 door het gerechtshof F. voor het plegen van ontuchtige handelingen met iemand jonger dan zestien jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en TBS met een bevel tot verpleging van overheidswege. Klager was eerder in 1987 en 1995 voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.

Verweerder is psychiater en is als deskundige geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) voor het deskundigengebied 003,1 (FFPO Strafrecht, volwassenen, psychiatrie).

Begin maart 2019 heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verweerder de opdracht verstrekt tot het verrichten van een psychiatrisch onderzoek van klager.

Verweerder heeft daartoe op 18 en 20 april 2019 met klager gesproken in de kliniek waar hij, klager, verblijft. 

Op 29 mei 2019 heeft verweerder met klager het conceptrapport op hoofdlijnen doorgenomen. Verweerder heeft toen bij klager een exemplaar van het conceptrapport achtergelaten met het verzoek de paragrafen 3 t/m 5 van het rapport door te nemen op feitelijke onjuistheden. Paragraaf 3 is getiteld “Gesprekken met betrokkene”, paragraaf 4 bevat de “Visie van betrokkene op het indexdelict” en paragraaf 5 de “Speciële anamnese”. Ook heeft verweerder klager meegedeeld dat hij hem in het weekend daarover zou bellen.

Op 2 juni 2019 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klager en na dat gesprek heeft verweerder op diezelfde dag zijn definitieve Pro Justitia rapportage ingediend.

3. Het standpunt van klager

Klager verwijt verweerder dat hij weigert de door klager aangegeven feitelijke onjuistheden in het Pro Justitia rapport van 2 juni 2019 te corrigeren.

Ter onderbouwing van zijn klacht voert klager onder meer aan dat in het rapport een veroordeling staat van ernstige feiten waarvan klager is vrijgesproken. Ook staat er dat zijn bedrijf niet goed draaide en dat klager daarom zou zijn gestopt, terwijl op het moment dat hij werd aangehouden zijn omzet was gestegen en hij in het voorgaande jaar de grootste winst had sinds jaren. Daarnaast heeft klager in zijn aanvulling op het klaagschrift nog op een aantal andere onjuistheden in de rapportage gewezen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder vindt het jammer dat klager ontevreden is over de door hem opgestelde rapportage, maar is van mening dat hij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden.

Aan klager komt het recht toe onjuistheden van feitelijke aard te corrigeren, maar dat betekent niet dat wijzigingen kunnen plaatsvinden als klager het niet eens is met (een deel van) het (concept)rapport of een passage niet relevant acht.

Verweerder maakt een onderscheid tussen de door klager gestelde feitelijke onjuistheden in de paragrafen 3 t/m 5 van de rapportage en de gestelde feitelijke onjuistheden in de overige paragrafen van het rapport.

Wat betreft de feitelijke onjuistheden in de paragrafen 3 t/m 5 stelt verweerder dat hij klager tijdig en correct heeft geïnformeerd over het inzage- en correctierecht en hem op juiste wijze de mogelijkheid heeft geboden om van zijn correctierecht gebruik te maken. Klager heeft ook gebruik gemaakt van zijn correctierecht en verweerder heeft de door klager aangegeven feitelijke onjuistheden in het rapport verwerkt.

De door klager thans in deze procedure gestelde onjuistheden heeft hij toen niet aan verweerder kenbaar gemaakt. Verweerder is van mening dat klager daar nu geen beroep meer op kan doen omdat hij daarmee te laat is.

Ten overvloede wijst verweerder erop dat de voorgestane correcties ook niet vallen binnen de grenzen van het correctierecht. Ook indien klager een en ander tijdig had gemeld, had verweerder deze wijzigingen niet doorgevoerd. Ten aanzien van de overige onjuistheden is verweerder van mening dat de klacht ongegrond is omdat het correctierecht daar niet op ziet.

5. De overwegingen van het college

Het gaat in deze zaak om de vraag of verweerder op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het correctierecht van klager.

Op grond van de wet - thans artikel 16 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), voorheen artikel 36 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) - en conform de Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken (2013) heeft klager recht op inzage en correctie van het conceptrapport. Dit correctierecht houdt in dat klager feitelijke onjuistheden in de van hem persoonlijk afkomstige gegevens mag corrigeren. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een verkeerd genoteerde geboortedatum of een verkeerd gespelde naam.

Het recht om correcties te verzoeken betekent uiteraard niet dat als klager het niet eens is met het oordeel of het advies van verweerder in het conceptrapport hij aanspraak kan maken op wijziging daarvan. Ook ziet het correctierecht niet op in het rapport opgenomen informatie die afkomstig is van derden.

Vaststaat dat verweerder op 29 mei 2019 klager heeft geïnformeerd over het hem toekomende correctierecht (zie 2. De Feiten). Vervolgens heeft verweerder tijdens het telefoongesprek op 2 juni 2019 klager in de gelegenheid gesteld feitelijke onjuistheden aan hem door te geven. Ter zitting heeft klager desgevraagd verklaard dat hij toen het rapport had gelezen en dat de feitelijke onjuistheden die hij tijdens dit telefoongesprek heeft gemeld door verweerder zijn aangepast.

Het college is van oordeel dat verweerder aldus klager binnen redelijke termijn in de gelegenheid heeft gesteld zijn correctierecht uit te oefenen en vervolgens ook op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het correctierecht van klager.

Voor zover klager in aanvulling op de door hem op 2 juni 2019 aan verweerder doorgegeven onjuistheden in deze procedure nog een aantal andere feitelijke onjuistheden in het rapport heeft gemeld, is klager daarmee te laat. Zoals hiervoor overwogen, had klager voldoende tijd om het concept rapport goed door te nemen. Van hem had dan ook verwacht mogen worden alle feitelijke onjuistheden op 2 juni 2019 aan verweerder door te geven. Dit betekent dat klager thans geen aanspraak kan maken op wijziging van de (gestelde) feitelijke onjuistheden. Overigens heeft verweerder ter zitting (onweersproken) verklaard dat hij na indiening van het definitieve rapport geen correcties meer kan aanbrengen.

Klager heeft ter zitting heel duidelijk uitgelegd dat het hem vooral te doen is om onjuistheden in het rapport, die afkomstig zijn uit rapportages die in het verleden over hem zijn uitgebracht. Klager is van mening dat hem op grond daarvan ten onrechte TBS is opgelegd en daarom wil hij dat die onjuistheden worden gecorrigeerd. Volgens klager heeft verweerder dat ten onrechte geweigerd.

Zoals hiervoor overwogen, ziet het correctierecht niet op gegevens afkomstig van derden. Verweerder heeft dan ook terecht tijdens het telefoongesprek op 2 juni 2019 correctie daarvan geweigerd.

De conclusie luidt dat de klacht ongegrond is.

Ten overvloede overweegt het college nog het volgende.

Tijdens het telefoongesprek van 2 juni 2019 heeft verweerder de door klager gemelde feitelijke onjuistheden direct (digitaal) verwerkt. Deze voor de hand liggende werkwijze kan tot problemen leiden als later discussie ontstaat of de gemelde wijzigingen al dan niet zijn verwerkt. Het verdient daarom naar het oordeel van het college aanbeveling dat uit het rapport duidelijk blijkt welke wijzigingen zijn gemeld en verwerkt. Dat kan bijvoorbeeld eenvoudig door gebruik te maken van noten. Verder kan een optie zijn om op het moment dat betrokkene wordt geïnformeerd over het correctierecht daarbij tevens aan te geven dat betrokkene de onjuistheden op papier kan zetten. Alsdan kan de rapporteur dat als bijlage voegen bij het rapport, zodat ook in dat geval duidelijk is welke onjuistheden zijn gemeld”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld en hierboven onder “2. De Feiten” zijn weergegeven. De daar vastgestelde feiten zijn in beroep niet bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn klacht dat de psychiater weigert de door klager aangegeven feitelijke onjuistheden in het Pro Justitia rapport van 2 juni 2019 te corrigeren, opnieuw beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.

4.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen (primaire verzoek) en om bij gegrondverklaring van de klacht aan de psychiater geen maatregel op te leggen (subsidiair verzoek).

4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2021 is dat debat voortgezet.

4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege .

4.6 Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dat wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen en neemt dat hier over.

4.7 Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in zijn Pro Justitia rapportage van 2 juni 2019 te citeren uit eerdere rapportages over klager, terwijl daarin (volgens klager) feitelijke onjuistheden zijn opgenomen. Het Centraal Tuchtcollege ondersteunt ook de aanbeveling van het Regionaal Tuchtcollege om - kort gezegd -  de gemelde feitelijke onjuistheden zodanig in het Pro Justitia rapport te verwerken bijvoorbeeld door het plaatsen van noten bij de tekst dan wel door deze als schriftelijke bijlage aan het Pro Justitia rapport te hechten, dat dit voor derden kenbaar is.

4.8 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep verwerpen.

4.9 Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • verwerpt het beroep;
  • bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; R.A. van der Pol en A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en E.J. Stevelmans en I.A. de Boer, leden-beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris. Uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2021.

Lees ook
Tuchtrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Jan keppel hesselink

    pijnarts, Bosch en Duin

    Citaat: "Het college adviseert de psychiater wel om voortaan in het rapport zelf ook duidelijk te maken welke wijzigingen zijn gemeld en welke zijn verwerkt....... "

    Het college behandelt zelf blijkbaar geen patienten, dit soort opmerkingen zijn z...o fout. Het gaat er weer van uit dat er 100% duidelijkheid geschept dient te worden door de behandelaar. Het college heeft nooit gehoord van de Pareto regel? Misschien moet het college de inhoud van het Pareto principe eens tot zich nemen, en begrijpen dat de beschikbare tijd van de psychiater beter gebruikt kan worden dan alleen fijnslijperij op de vierkante millimeter in dossiers? Tenzij we willen dat een psychiater per dag 2 patiente ziet en alle tijd die hij heeft gebruikt om tot een 100% secure verslaglegging te komen.

    College wake up, dat soort aanbevelingen gaan uit van een ideale wereld die niet kan bestaan. Zo help je de beroepsgroep van de wal in de sloot.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.