Tuchtrecht
Eva Nyst Sjaak Nouwt
17 minuten leestijd
Tuchtrecht

Klachtenwaaier obese tiener leidt tot klachtenregen tegen kinderartsen

3 reacties
Getty Images
Getty Images

Een 14-jarige obese jongen komt bij de kinderarts voor vermoeidheidsklachten. Eerdere bezoeken aan Spoedeisende Hulp en kinderarts leverden geen verklaring op voor zijn duizeligheid, problemen met lopen, vallen en spierpijn. De ouders zoeken de verklaring in een allergische reactie op onder andere ­steroïdcrèmes. De jongen wordt opgenomen voor endocrinologisch onderzoek. De kinderarts-endocrinoloog uit deze tuchtzaak maakt een plan voor diagnostiek. Maar de ouders breken de opname af.

Een halfjaar later vinden de onderzoeken alsnog plaats tijdens een dagopname. Het onderzoek naar cortisol levert normale uitslagen op. De jongen en zijn ouders dienen een waaier aan klachten in tegen twee ­kinderartsen. De zaak tegen de kinderarts-endocrinoloog leest u hieronder.

Deze kinderarts zou onder andere verantwoordelijk zijn voor de verergering van klachten, geen lichamelijk onderzoek hebben gedaan en de uitgevoerde onderzoeken niet goed hebben vast­gelegd en meegedeeld. Het regionaal tuchtcollege ziet een ‘betrokken arts, die zich zeer heeft ingespannen’ om een oorzaak te vinden voor de klachten en om zo volledig mogelijk te informeren. Het acht de klachten ongegrond en het Centraal Tuchtcollege sluit zich daarbij aan. De jongen en zijn ouders klagen ook de kinderarts aan die tijdens de opname behandelaar was. Ze voelen zich door die arts niet serieus genomen. De arts had volgens hen ook ten onrechte naar de kinder- en jeugd­psychiater verwezen. Maar de klagers krijgen ook in deze zaak – zowel regionaal als centraal – nul op het rekest. De zaak tegen deze kinderarts vindt u als tweede zaak onderaan dit artikel.

Eva Nyst, journalist

mr. Sjaak Nouwt, adviseur gezondheidsrecht

download de eerste, ingekorte uitspraak (in pdf)

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 15 januari 2021

volledige uitspraak kinderendocrinoloog

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.058 van:

A. wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: C. (moeder),

tegen

D., kinderarts (endocrinoloog), werkzaam te E., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. S. Slabbers als juriste verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 26 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen kinderarts-endocrinoloog D. – hierna de kinderarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 januari 2020, onder nummer 2019-143a heeft dat College de klacht van klager zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond verklaard.    

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De kinderarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaak C2020.059 (A. tegen F., kinderarts) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 november 2020, waar klager, bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw C. (en vergezeld door zijn vader) alsmede de kinderarts bijgestaan door haar gemachtigde, mr. drs. S. Slabbers voornoemd, zijn verschenen.

De zaak is door partijen over en weer toegelicht. Zowel klager als de kinderarts hebben dat (mede) gedaan aan de hand van aantekeningen, die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

"2. De feiten

2.1 Klager, geboren in 2002, is op 23 september 2016 door zijn huisarts aangemeld bij het G. met het verzoek een second opinion uit te voeren. Klager was obees en had vermoeidheidsklachten en een beperkte inspanningsintolerantie.

2.2 Beklaagde is kinderarts-endocrinoloog in het G.

2.3 In september 2017 is door een collega kinderarts, samen met klager en zijn ouders besloten tot een opname van klager. Gezamenlijk werd gekozen voor een tweesporenbeleid bij opname in het ziekenhuis om de klachten van klager verder te observeren en te onderzoeken. Beklaagde is bij deze opname door de hoofdbehandelaar in consult gevraagd ter beantwoording van de vraag of er een endocrinologische oorzaak is van de obesitas en invaliderende vermoeidheid bij klager.

2.4 Beklaagde heeft het dossier van klager bestudeerd en een plan voor diagnostiek opgesteld. Dit plan bevatte onder meer een cortisolonderzoek. Het plan voor diagnostiek is tijdens de opname in september 2017 niet uitgevoerd omdat de ouders van klager de opname op 27 september 2017 voortijdig hebben afgebroken.

2.5 In april 2018 hebben de ouders van klager alsnog ingestemd met het uitvoeren van het diagnostisch plan uit september 2017. Tijdens een dagopname op 3 en 4 mei 2018 is de diagnostiek, inclusief cortisol, hormonaal en klinisch genetisch onderzoek, uitgevoerd. Het onderzoek naar cortisol leverde normale uitslagen op.

2.6 Tijdens een consult op 17 mei 2018 heeft beklaagde met klagers en zijn ouders de uitslag van het hormonale onderzoek besproken. De tijdens dit consult besproken uitslagen heeft beklaagde per brief van 18 mei 2018 aan de huisarts van klager gestuurd. In deze brief staat onder anamnese:

“Moeder verteld dat [klager] al vanaf jonge leeftijd (4 jaar), maar met name de laatste jaren zeer veel last heeft van moeheid en algehele malaise klachten. Momenteel veel last van duizeligheid, problemen met lopen en vallen, spierpijn. Hiervoor meerdere beoordelingen op de SEH waarbij zowel neurologisch als kindergeneeskundig geen verklaring kan worden gevonden. Ouders geven aan dat ze denken dat het komt door steroidgebruik (eerst seretide, prednison en laat steroidcremes) en verder aanvullend onderzoek willen naar cortisol. Dit is eigenlijk het enige wat ze gerust kan stellen.

Geen klachten van hoofdpijn, misselijkheid, spugen bij opstaan, bleekheid. Geen hypotensie of hypoglycaemie beschreven in periodes van ziek zijn. geen hypertensie, normale puberteit, geen evident acne, wel meerdere keren ernstig eczeem, geimpetiginiseerd. Geen hirsutisme. Geen hematomen. Geen vertraagde botrijping. Verder al vanaf jonge leeftijd toename gewicht (6 mnd-1 jaar). Ouders beschrijven dat [klager] al vanaf geboorte veel honger heeft. Zijn bij een diëtist geweest maar onvoldoende effect.”

2.7  De ouders van klager vermoeden dat klager lijdt aan de ziekte van Cushing of dat sprake was van hypercortisolisme. Gedurende de behandeling door beklaagde is in de uitgevoerde onderzoeken geen hypercortisolisme aangetoond. “

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven dat zij:

  • a) medicijnen, zalven en crèmes heeft gegeven, terwijl zij op de hoogte was van de reactie op de huid van klager;
  • b) wetenschappelijk onderzoek heeft ingezet zonder toestemming en juiste informatie;
  • c) in de brief van 18 mei 2018 ten onrechte aanwezige klachten niet beschrijft;
  • d) nooit lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd bij klager;
  • e) de uitgevoerde onderzoeken niet goed heeft uitgevoerd (urine opvangen), ten onrechte heeft uitgevoerd (chromosoom onderzoek), niet goed heeft vastgelegd (haaronderzoek) en de uitslagen niet correct heeft medegedeeld (cortisol, corticosteroïde);
  • f) ten onrechte geen informatie over een allergie voor corticosteroïde groep A heeft medegedeeld;
  • g) verantwoordelijk is voor de toename van de lichamelijke klachten van klager.

4. Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De beoordeling

Ad a, b en f

5.1 Beklaagde heeft klager geen medicatie voorgeschreven en/of wetenschappelijk onderzoek bij klager ingezet en/of een allergie voor corticosteroïde groep A geconstateerd. Het College heeft hiervoor in het dossier ook geen aanwijzingen gevonden. Deze klachtonderdelen falen dan reeds  hierom.

Ad c

5.2 Door beklaagde zijn in de brief van 18 mei 2018 een aantal genoemde klachten genoteerd (vgl. 2.6 hiervoor). Uit de brief blijkt dat waar beklaagde in de brief schrijft dat er bij klager geen klachten zijn van hoofdpijn, misselijkheid, spugen bij opstaan en bleekheid, zij die klachten niet heeft geconstateerd en klager of zijn ouders deze klachten ook niet aan beklaagde hebben verteld. Voor zover het gaat om klachten die volgens klager wel aan de orde zijn gekomen in de gesprekken met beklaagde overweegt het College het volgende.

Nu alleen klager, zijn ouders en beklaagde aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klager en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Daarom is ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad d

5.3 Beklaagde heeft geen lichamelijk onderzoek uitgevoerd bij klager. Gelet op het in het medisch dossier gedocumenteerde lichamelijk onderzoek van klager door de hoofdbehandelaar en de door de hoofdbehandelaar van klager aan haar gestelde vraag (te weten: of er een endocrinologische oorzaak is van de obesitas en invaliderende vermoeidheid bij klager; vlg. 2.3 hiervoor) was lichamelijk onderzoek van klager door beklaagde ook niet nodig bij het door haar uitgevoerde onderzoek. Dit klachtonderdeel faalt.

Ad e

5.4 Dit onderdeel ziet, samengevat, op verschillende door beklaagde uitgevoerde onderzoeken. Het College volgt beklaagde in haar keuze voor de uitgevoerde onderzoeken, deze waren gelet op de klachten bij klager gerechtvaardigd. De onderzoeken zijn op juiste wijze gedocumenteerd in het medisch dossier van klager. Uit deze documentatie leidt het College af dat de onderzoeken op juiste wijze zijn uitgevoerd. Voor zover het College dat kan nagaan zijn de uitslagen van de onderzoeken op correcte wijze gecommuniceerd met klager en zijn ouders, en waar nodig met de overige behandelaren en huisarts van klager. Dit klachtonderdeel faalt dan ook.

Ad g

5.5 Het College beschikt over een uitdraai van het patiëntendossier van klager, zoals dat bij het verweerschrift is gevoegd. Uit dit dossier komt een beeld van beklaagde naar voren van een betrokken arts, die zich zeer heeft ingespannen om op haar vakgebied een oorzaak te vinden voor de klachten van klager en die verder heeft geprobeerd om klager en zijn ouders zo volledig mogelijk te informeren. Dat deze inspanning van beklaagde niet heeft geleid tot het vinden van een oorzaak voor de klachten van klager is spijtig, maar niet aan beklaagde te verwijten. Ook de gestelde toename van de klachten is niet aan beklaagde te verwijten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.6 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klager beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De kinderarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het beroep te verwerpen.    

Beoordeling van het beroep.

4.3 In beroep is de klacht in al zijn onderdelen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2020 is dat debat voortgezet.

4.4 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege wa t betreft de klacht geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Wat het Regionaal Tuchtcollege onder “5. De beoordeling” heeft overwogen en beslist wordt daarom overgenomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de kinderarts is geen sprake geweest.  

4.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager wordt verworpen. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden verzocht.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • verwerpt het beroep;
  • bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en G. Brinkhorst en T.F.W. Wolfs, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2021.

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 15 januari 2021

volledige uitspraak kinderarts

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.059 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: C. (moeder),

tegen

D., kinderarts, werkzaam te E., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. A.M. den Hartog - de Visser, advocaat te Rotterdam.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 26 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. – hierna de kinderarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 januari 2020, onder nummer 2019-143b heeft dat College de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard.    

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De kinderarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaak C2020.058 (A. tegen F., kinderarts) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 november 2020, waar klager bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw C. (en vergezeld door zijn vader) alsmede de kinderarts bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A.M. den Hartog-de Visser voornoemd, zijn verschenen.

De zaak is door partijen over en weer toegelicht. Klager en de kinderarts hebben dat (mede) gedaan aan de hand van aantekeningen, die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. De feiten

2.1 Klager, geboren in 2002, is op 23 september 2016 door zijn huisarts aangemeld bij het G. met het verzoek een second opinion uit te voeren. Klager was obees en had vermoeidheidsklachten en een beperkte inspanningsintolerantie.

2.2 Beklaagde is kinderarts in het G. Het G. werkt met HIX, een elektronisch patiëntendossier. Via het patiëntenportaal heeft klager inzage in een deel van dit dossier.

2.3 Klager is na zijn aanmelding behandeld door een collega kinderarts. Zij heeft klager op 25 november 2016 verwezen naar de klinisch geneticus. Ook heeft deze collega verschillende onderzoeken (laboratoriumonderzoek, metabole diagnostiek) laten uitvoeren.

2.4 Beklaagde is voor het eerst op 4 juli 2017 bij klager betrokken, nadat zij na het vertrek van een collega de behandeling van klager heeft overgenomen. Op deze datum vond telefonisch contact plaats met de huisarts van klager over een mogelijke allergie voor corticosteroïden. Over een dergelijke allergie was in het medisch dossier van klager in het G. niets terug te vinden.

2.5 Klager, zijn ouders en beklaagde hebben elkaar voor het eerst gezien tijdens een consult op 11 juli 2017. Besproken wordt een twee- sporen opname in het ziekenhuis. Tijdens deze opname zullen de klachten van klager medisch uitgebreid geëvalueerd worden en de kinder- en jeugdpsychiatrie zal een evaluatie doen. Deze opname heeft plaatsgevonden vanaf 18 september 2017 en is door de ouders van klager op 27 september 2017 voortijdig afgebroken. Tijdens de opname was de afdelingssupervisor eindverantwoordelijk voor de zorg en aanspreekpunt voor klager. Beklaagde heeft klager en zijn ouders tijdens deze opname niet gesproken.

2.6 De ouders van klager vermoeden dat klager lijdt aan de ziekte van Cushing. Gedurende de behandeling door beklaagde zijn in de uitgevoerde onderzoeken hiervoor geen aanwijzingen gevonden.

2.7 Op 30 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgehad over de opname tussen klager, zijn ouders, beklaagde en een arts die klager tijdens de opname heeft gezien.

2.8 Op 6 november 2017 wordt klager, na voorafgaand telefonisch contact, gezien op de SEH in verband met een ontsteking. De ouders van klager geven aan bang te zijn voor een allergische reactie op medicatie. Bij dermatologie wordt hiervoor een allergologisch onderzoek ingepland. Dit onderzoek wordt uiteindelijk niet afgerond, er zijn geen uitslagen.

2.9 Tussen november 2017 en maart 2018 vindt wekelijks contact plaats tussen de moeder van klager en beklaagde over de klachten van klager.

2.10 Op 14 maart 2018 wordt klager gezien op de SEH.

2.11 Op 18 maart 2018 ontvangt beklaagde uitslagen van een door (de ouders van) klager extern uitgevoerd cortisolonderzoek. Beklaagde heeft een kinder-endocrinoloog gevraagd deze uitslagen te beoordelen.

2.12 Op 20 maart 2018 vindt opnieuw telefonisch contact plaats tussen de moeder van klager en beklaagde.

2.13 Op 23 maart 2018 heeft beklaagde de situatie van klager besproken in een intercollegiaal overleg binnen de groep kinderartsen. In dit overleg is het volgende geconcludeerd:

“- eens met verrichte diagnostiek

genetica loopt nog

- mogelijkheden hoe verder: 1. Eens met strikte advies kinderrevalidatie om ondanks geen diagnose uit cirkel te komen; staat al meer dan een half jaar en willen ouders niet, 2. Gesprek kinder-endocrinoloog tav uitleg hormoonhuishouding; gezien eerder gesprek afgebroken door ouders tijdens opname afgelopen jaar en niet meer hervat, 3. Sec. opinion tav vermoeidheid zou optie zijn CVS polikliniek L. […] verder geen echte diagnostische tests meer voor nu.

Vervolg ALKG hier lijkt en niet werkbaar gezien emoties en gebrek vertrouwen en medisch  inhoudelijk niets toevoegend. Gesprek ouders/A. hierover plannen”

2.14 Diezelfde dag heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de moeder van klager en beklaagde. In het medisch dossier staat over dit gesprek het volgende:

“ouders ervaren veel onduidelijkheid en ook fouten in communicatie hulpverleners onderling; hebben behoefte aan eenduidigheid in communicatie en een gesprek hierover; zo mogelijk in vorm van mdo met huisarts, D. en J. (jeugdteam B.) – medisch inhoudelijk onze aanvullingen en stand v zaken besproken: ouders eens’ wachten nog wel met 3e opinie; heel graag wel korte termijn gesprek/beoordeling kinderendocrinoloog- moeder is in contact met H.; staat op wachtlijst sinds 10 jan, maar hoort steeds niets, probeert wel zelf contact te leggen, maar lukt niet goed; erg gefrustreerd over. –tot slot vraagt school om brief met uitleg – beloofd samenvattende brief te maken met stand van zaken op dit moment – wat betreft vertrouwen, hebben ouders behoefte aan gesprek/ MDO; en geven zij aan niet van behandelaar (D.) te willen wisselen; voegt niks toe en levert voor A. vertraging op door opnieuw te moeten beginnen.”

2.15 Beklaagde heeft klager ook diezelfde dag doorverwezen naar de kinder-endocrinoloog, klager is daar op 4 april 2018 op consult geweest. Tijdens een opname op 3 en 4 mei 2018 heeft verder aanvullend onderzoek plaatsgevonden.

2.16 Op 4 april 2018 heeft beklaagde telefonisch overleg gevoerd met I.. De redenen hiervoor waren een toename van de klachten en het gegeven dat klager al lange tijd niet naar school ging. Beklaagde heeft de casus van klager anoniem voorgelegd en om advies gevraagd.

2.19 Op 17 mei 2018 zijn de uitslagen tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) in de huisartsenpraktijk met klager, zijn ouders en zijn huisarts besproken.

2.18 In een telefonisch overleg op 22 mei 2018 maakt beklaagde met de moeder van klager afspraken over het vervolgtraject. Begin juni 2018 heeft beklaagde de behandeling van klager overgedragen aan de algemeen kinderarts in B.

2.19 Op 13 juni 2018 zijn de uitslagen van de klinische genetica ontvangen. Beklaagde heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een gesprek tussen de ouders van klager en de klinisch geneticus.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven dat zij:

  • a) klager en zijn ouders niet serieus heeft genomen, het vertrouwen in de hulpverlening is daarmee beschadigd;
  • b) gedurende de gehele opname van klager niet aanwezig was;
  • c) niet op de hoogte was van enige reactie van klager op medicatie;
  • d) zonder overleg met ouders overleg heeft gehad met I.;
  • e) de verkeerde diagnose heeft gesteld naar aanleiding van chromosoomonderzoek en als gevolg daarvan verkeerd heeft doorverwezen;
  • f) geen kennis heeft van HIX.

4. Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan. 

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De beoordeling

Ad a

5.1 Het College beschikt over een uitdraai van het patiëntendossier van klager, zoals dat bij het verweerschrift is gevoegd. Uit dit dossier komt een beeld van beklaagde naar voren van een betrokken arts, die zich zeer heeft ingespannen om een oorzaak te vinden voor de klachten van klager en die heeft geprobeerd klager en zijn ouders zo volledig mogelijk te informeren. Dat deze inspanning van beklaagde niet heeft geleid tot het vinden van een oorzaak voor de klachten van klager is spijtig, maar niet aan beklaagde te verwijten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad b

5.2 Tijdens de opname van klager in het ziekenhuis van 18 september 2017 tot 27 september 2017 was beklaagde alleen op 18 september aanwezig, zij heeft klager en zijn ouders toen niet gesproken. Dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Uit het dossier volgt dat de zorg voor klager tijdens de opname werd gewaarborgd door verschillende artsen. Dit is ook aan klager en zijn ouders uitgelegd tijdens een gesprek op 30 oktober 2017.

Ad c

5.3 In het dossier is verschillende keren opgenomen dat de moeder van klager meldt dat hij allergisch is voor corticosteroïden. In het patiëntendossier van klager bij het G. is deze allergie echter niet terug te vinden. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen heeft beklaagde klager voor nader onderzoek verwezen naar de dermatoloog. Dit onderzoek is door de ouders van klager in november 2017 afgebroken. Enig tuchtrechtelijk verwijt van beklaagde op dit punt is niet vast te stellen.

Ad d

5.4 Beklaagde heeft op 4 april 2018 overleg gehad met I., er is geen melding gedaan. De casus van klager is anoniem voorgelegd, de naam van klager en/of andere persoonsgegevens van klager zijn door beklaagde niet genoemd. Het College volgt beklaagde in haar overwegingen om dit overleg te voeren. Zij was op dat moment ongeveer een jaar de behandelaar van klager, zijn klachten namen toe en hij ging al langere tijd niet meer naar school. Dat is een zorgelijke situatie, waarin I. kan adviseren.

Ad e

5.5 Dit klachtonderdeel ziet op het uitgevoerde chromosoomonderzoek, de diagnose conversie stoornis en de verwijzingen naar de kinder- en jeugdpsychiater.

Beklaagde heeft de uitslag van het chromosoomonderzoek ontvangen, maar de beoordeling daarvan overgelaten aan de klinisch geneticus. Beklaagde heeft alleen bemiddeld bij de totstandkoming van een gesprek tussen klager, zijn ouders en de klinisch geneticus.

De diagnose conversie is niet door beklaagde gesteld. De verwijzing naar de kinder- en jeugdpsychiater is gedaan in verband met de meervoudige en complexe problematiek van klager. Deze verwijzing is naar aanleiding van het MDO (vgl. 2.17 hiervoor) en is nogmaals telefonisch besproken met moeder op 22 mei 2018 (vgl. ook verweerschrift onder 34). Gelet op de aard en omvang van de klachten volgt het College beklaagde in haar overweging klager te verwijzen naar de kinder- en jeugdpsychiater. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad f

5.6 Beklaagde heeft het patiëntendossier van klager bijgehouden. Dat een deel daarvan niet voor klager en zijn ouders zichtbaar was in HIX is beklaagde niet tuchtrechtelijke te verwijten.

5.7 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klager beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De kinderarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het beroep te verwerpen.    

Beoordeling van het beroep.

4.3 In beroep is de klacht in al zijn onderdelen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2020 is dat debat voortgezet.

4.4 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege wa t betreft de klacht geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Wat het Regionaal Tuchtcollege onder “5. De beoordeling” heeft overwogen en beslist wordt daarom overgenomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de kinderarts is geen sprake geweest.  

4.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager wordt verworpen. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden verzocht.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • verwerpt het beroep;
  • bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en G. Brinkhorst en T.F.W. Wolfs, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2021.

Tuchtrecht
  • Eva Nyst

    Eva Nyst werd geboren in Australië en groeide op in Middelburg. Ze studeerde filosofie en theologie aan de Universiteit van Amsterdam en werkte twee jaar als journalist bij De Volkskrant. Van 2001 tot 2022 was ze in dienst bij Medisch Contact. Sindsdien is zij werkzaam bij de KNMG als beleidsadviseur.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Nicole Rockx-Theunissen

    Huisarts, Oud Gastel

    Begrijpelijk dat deze tuchtzaak in gaat op de ingediende klacht, betreffende endocrinologisch onderzoek. Het betrof een second opinion met mijns inziens een duidelijke vraagstelling.
    Wat mij zorgen baart, is dat de jongen en zijn ouders ook een klac...ht indienden tegen een andere kinderarts. Hieruit lees ik veel ontevredenheid. Dan probeer ik me in te leven in deze jongen van 14 jaar, obees, diverse lichamelijke klachten, waarvoor zelfs meerdere bezoeken aan SEH en kinderarts (en).
    Hoe ging het thuis en op school met hem?
    Wist de huisarts van de diverse contacten met vele hulpverleners (of verwerkte steeds een andere huisarts of assistente de post, zodat er geen duidelijke “regie-arts” was die het overzicht had).
    Is zo’n jongen in beeld bij de jeugdarts?
    Ouders, die hun kind voortijdig uit het ziekenhuis mee naar huis hebben genomen. Hoe communiceerden de ouders hierover met hun zoon? Is de huisarts op dat moment gebeld door de kinderarts?
    Uiteraard horen vele van mijn vragen nu niet bij deze tuchtzaak. Wel vraag ik me af hoe de meeste gesprekken met hulpverleners verliepen voor de jongen en zijn ouders, steeds andere hulpverleners (SEH, kinderarts) met mogelijk net andere uitleg of adviezen. Stonden de jongen en zijn ouders nog open voor een (terug naar de basis) rustige anamnese en verdere communicatie over de klachten? Zoals beschreven in deze casus: bij opname in september 2017 werd duidelijk besproken dat er een tweesporenbeleid zou worden gevoerd. Ik lees in het verdere verslag niet veel over het tweede spoor.


  • Arjen Göbel

    Huisarts, Amstelveen

    Ons - dokters - past soms wat meer bescheidenheid want we kunnen eigenlijk helemaal niet zoveel en de verwachtingen van patiënten zijn (te) hoog. Die denken vaak dat een professor in Chicago hun problemen wél kan oplossen. Mooi voorbeeld is Van Loons... opmerking "uit kennis van de Osteoneural Growth Relations blijkt dat als uitwendig de houding niet klopt, dit ook geldt voor de inwendige verhoudingen van orgaansystemen (bv CZS)". Dit wekt de suggestie dat als we dit pad maar zouden volgen de zaak wordt opgelost, maar de patiënt heeft daar niks aan. Denkt u dat de problemen van deze jongen worden opgelost door de inwendige verhoudingen aan te passen?

    Evenzo de opmerking: "Wordt de integrale (kinder-)geneeskunde en zeker de leefstijlgebonden problemen nog wel onderwezen?" Het is een tikje ijdel te denken dat als wij dokters maar wat beter ons best zouden doen of beter zouden worden onderwezen, we 'betere diagnoses" zouden stellen. Hier is geen diagnose, hoe je er ook naar kijkt - dat is nu juist het probleem.

    Geneeskunde is geen kwis. En ook geen wedstrijdje diagnose stellen of hoe-kijk-je-het best-naar-een-patiënt. Er zijn vaak geen oplossingen, ook niet als je in leefstijlproblemen denkt. Het is overmoedig te denken dat we dit oplossen in een wereld waarin patiënten en ouders datgene wat hen overkomt zodanig externaliseren dat het altijd de schuld is van iets of iemand anders, in dit geval de dokter. Tot aan het Centraal Medisch Tuchtcollege aan toe.

    Ouders worden boos op school als hun kind onvoldoendes haalt, in plaats van op hun kind. Boos op de dokter, in plaats van hun lot te aanvaarden of zélf iets te veranderen (zoals bij leefstijlproblemen). Hier zijn diagnoses potsierlijk, ijdel, en misplaatst. Cortisolspiegels, houdings- en leefstijladviezen zijn zinloos en wekken de suggestie dat er iets gebeurt. De dokter laat heel betrokken zijn handen wapperen of zegt hele intelligente dingen, behalve de waarheid: hier kunnen we niks mee.


  • Piet Van Loon

    Orthopeed/ houdingsdeskundige, Oosterbeek

    Er lijken klachten vooral van biomechanische/orthopedische c.q. neurodynamische/ neurologische aard, waarbij kennelijk geen aandacht is gegeven aan andere zichtbare dismorfologie dan de aanwezige adipositas. Er lijkt geen neuro-orthopedisch onderzoe...k gedaan om de spierpijn, de vermoeidheid, de problemen met lopen en het vallen beter te duiden, dan alleen vanuit biochemisch denken (b.v. allergie voor farmacochemie) of psychosociale factoren . Hier zijn mogelijk de gevolgen van steeds verdergaande sub- en superspecialisatie zichtbaar aan het worden en lijkt er "bewijs" dat systematisch en integraal onderzoeken en denken haar kracht verloor.
    In een lange carrière als orthopedisch chirurg verantwoordelijk voor de houdingsproblemen die de groei met zich mee kan dragen is de combinatie adipositas in de groei immer vergezeld geweest van een afwijkende houdingsopbouw (is er hyperkyfose, is de buktest gedaan?) en stijfheid, verminderde flexibiliteit cq. thightness van de neuromusculaire structuren (is de Finger Floortest en de straight leg raising test gedaan?) . Het is al lang geleden, dat deze integrale kijk op het groeiend kinderlichaam uit onze medische curricula en de opleidingen van specialismen waar alleen of ook veel kinderen gezien worden (b.v. orthopedie, ooit het vakgebied rond het goed en niet goed groeiend kinderlichaam) onderwezen werd . De uitspraak over deze collega's lijkt me juist, maar de onrustgevoelens, die de ouders kennelijk hebben gevoeld en "ontevreden" hebben gehouden zouden eigenlijk op een veel hoger plan gebracht moeten worden. Wordt de integrale (kinder-)geneeskunde en zeker de leefstijl gebonden problemen, die een groeiend kinderlichaam zal tegenkomen bij een vnl. zittend en beeldschermuren gevuld bestaan, nog wel onderwezen?
    Uit kennis van de Osteoneural Growth Relations en de klassieke orthopedie/(heil-)gymnastiek was bekend, dat als uitwendig de houding niet klopt, dit ook geldt voor de inwendige verhoudingen van orgaansystemen (bv CZS)

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.