Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Fouten toegeven is ook een vak

1 reactie

Een 67-jarige man komt binnen anderhalve maand acht keer bij zijn huisarts en diens waarnemer, vanwege onder meer buik- en rugpijn. De man klaagt de waarnemer aan, die hem de laatste vier keer zag. Deze neemt geen volledige anamnese af, doet weinig of geen lichamelijk onderzoek en stelt geen differentiaaldiagnose op.

Op basis van enkele bloedwaarden adviseert hij de patiënt te stoppen met alcohol. Dat helpt niet. Een derde huisarts maakt zich wel zorgen, ook omdat de patiënt 10 kilo is afgevallen. Dan komt de diagnose wel snel aan het licht: vergevorderd, gemetastaseerd pancreascarcinoom. Nog geen week later is de man overleden.

Zijn dochter klaagt, en de tuchtcolleges geven haar gelijk: bij de waarnemend huisarts hadden echt alarmbellen moeten gaan rinkelen. Dat had voor de prognose niets uitgemaakt, maar dat maakt het niet minder belangrijk. Natuurlijk duidt de combinatie buikpijn + alcohol in de huisartsenpraktijk vaker niet dan wel op een pancreastumor. Maar het forse gewichtsverlies van de man kwam pas na twee maanden aan het licht. Met een goede anamnese had dat er echt eerder uit moeten komen. Dat geldt ook voor de eigen huisarts, die de man de eerste vier keer zag en summier verslag deed.

En toch vindt de waarnemende huisarts dat hem geen verwijt te maken valt. Dat valt niet goed bij het Centraal Tuchtcollege, dat de waarschuwing van het regionaal tuchtcollege omzet in een berisping.

Sophie Broersen, arts/journalist

prof. Aart Hendriks, gezondheidsjurist

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.390 van:

A., huisarts, werkzaam te B., appellant, verweerder in eerste aanleg,

tegen

C., wonende te D., verweerster in hoger beroep, klaagster in eerste aanleg.

1.        Verloop van de procedure

D. - hierna klaagster - heeft op 5 augustus 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te

Den Haag tegen de heer A. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 september 2015, onder nummer 2014-201, heeft dat College de klacht ten dele gegrond verklaard en de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd.

De huisarts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 april 2016 waar zijn verschenen de huisarts en klaagster. Beide partijen hebben hun standpunten ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege toegelicht.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.    De feiten

2.1       Klaagster is de dochter van E., geboren op 9 augustus 1946 (hierna: patiënt).

2.2       Patiënt heeft op 6, 13, 17 en 26 juni 2013 zijn huisarts bezocht in verband met maagklachten en obstipatie. De huisarts (hierna te noemen: de vaste huisarts) heeft medicatie voorgeschreven en patiënt verwezen voor een gastroscopie en colonoscopie.

2.3       Vervolgens heeft verweerder de praktijk van de vaste huisarts waargenomen. Hij heeft patiënt gezien op 2, 5, 16 en 18 juli 2013. In het huisartsjournaal van verweerder staat  hierover het volgende:

“02-07-2013            S          diffuse pijn mn lage rug (al 5 weken)

                    E         obstipatie

                     P         eest lab en met uitslagen revisie

02-07-2013  P         R/20 st tramadol/parac t 37,5/325 (3Z1T)

03-07-2013  O         laboratoriumuitslag (..)

                     O         Kreatinine < 73 umol/L 75/110

                     O         gamma-GT > 204 U/L -/55

                     O         Bezinking > 35 mm/1e uur 1/9

05-07-2013  S          uitslag gegeven Alc consumptie > 3 dag 6 weken geen c2h5oh dan c

                     E         leverfunctie

(...)

16-07-2013  S          nog af en toe pijn in de buik, li been en de rug

                     O         neurol gda

                     P         hep b titer

16-07-2013  O         Laboratoriumuitslag (..)

18-07-2013  O         komt binnen en wil naar specialist verwezen worde

        Weet niet welke Wil uiteindelijk naar interne

Uitgelegd dat ik de evaluatie van de g gt eerst wil afwachten, maar dat komt niet over

                     E         leverfunctie   

                     P         verwezen

18-07-2013     P         Via F. verwezen naar Interne geneeskunde

                                            G.-Ziekenhuis (..)”

2.4       Op 19 juli 2013 was verweerder wegens vakantie afwezig en heeft patiënt de praktijk van een waarnemend huisarts bezocht. In het huisartsjournaal is daarover vermeld dat patiënt last heeft van zijn hele lichaam (rug, benen, buik, maag), dat hij erg slecht slaapt en 10 kilo is afgevallen in de afgelopen weken. De door verweerder gemaakte afspraak bij de internist is door de waarnemend huisarts vervroegd.

2.5       Na onderzoek heeft de internist patiënt op 6 augustus 2013 bericht dat sprake was van alvleesklierkanker in een vergevorderd stadium met uitzaaiingen in de lever. Voorts was sprake van een gebroken wervel.

2.6       Patiënt is in de nacht van 11 op 12 augustus 2013 overleden.

 

2.7           Verweerder heeft de familie van patiënt op 26 augustus 2013 bezocht.

           3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerder samengevat het volgende:

a)             nalatigheid en het niet serieus nemen van de klachten van patiënt;

b)             de wijze van afhandeling na het overlijden;

c)              onduidelijkheid ten aanzien van het dossier nu het dossier van de vaste

            huisarts toevoegingen bevat die niet in het dossier van verweerder staan;

d)             de reactie van verweerder ten aanzien van de behandeling van de klacht die

            klaagster bij de klachtencommissie Eerstelijnszorg heeft ingediend.

4.       Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       Patiënt heeft in korte tijd veelvuldig een huisarts bezocht. In juni 2013 heeft hij vier keer de vaste huisarts bezocht. Vervolgens is hij binnen tweeëneenhalve week vijf keer door verweerder gezien. Patiënt klaagde over aanhoudende maagpijn en rugpijn en later ook pijn in het linkerbeen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens het eerste consult (op 2 juli 2013) niet wist wat er met patiënt aan de hand was, dat dit ook niet duidelijk werd uit het journaal van de vaste huisarts en dat hij daarom bloedonderzoek heeft laten verrichten. Uit dat onderzoek bleken afwijkende bloedwaarden. Verweerder heeft geen differentiaal diagnose gesteld maar heeft kennelijk gedacht aan een alcoholstoornis, gelet op het door hem op 5 juli 2013 met patiënt besproken beleid om gedurende zes weken geen alcohol te nuttigen. Naar het oordeel van het College konden de klachten en de afwijkende bloedwaarden (verhoogde GGT en verhoogde bezinking) echter niet verklaard worden door een alcoholstoornis. Met dit beleid kon dan ook niet worden volstaan. Mede gelet op de veelvuldige bezoeken van patiënt in korte tijd had verweerder nader onderzoek moeten doen, bijvoorbeeld door middel van een echo, en meer gegevens moeten opvragen zoals de eetlust en het gewicht. In zoverre slaagt klachtonderdeel a.

Het College tekent overigens aan dat nader onderzoek door verweerder niet tot een ander ziektebeloop had geleid. Alvleesklierkanker wordt doorgaans pas in een (te) laat stadium ontdekt door het zeer sluipende beloop.

5.2       Wat betreft de contacten tussen verweerder en de familie lopen de standpunten van klaagster en verweerder uiteen. Verweerder stelt dat hij na terugkeer van zijn vakantie getracht heeft telefonisch contact op te nemen met de echtgenote van patiënt maar dat dit, ondanks meerdere pogingen van hem en zijn assistente, niet is gelukt. Volgens klaagster was haar moeder steeds thuis en telefonisch bereikbaar en is er geen contact opgenomen. Het College kan niet uitmaken wie van beiden gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof kan worden gehecht dan aan het woord van de ander. Nu het College de feiten op dit onderdeel niet kan vaststellen kan het verwijt op dit onderdeel niet gegrond worden bevonden.

5.3       Ten aanzien van het dossier valt op dat het journaal van de eigen huisarts twee notities bevat die ontbreken in het journaal van verweerder. Het lijkt er op dat de eigen huisarts deze notities heeft toegevoegd en niet verweerder. Het College kan in ieder geval op dit onderdeel evenmin vaststellen dat verweerder terzake een tuchtrechtelijk verwijt treft.

5.4       De reactie van verweerder op de procedure ten overstaan van de klachtencommissie Eerstelijnszorg leidt evenmin tot een tuchtrechtelijk verwijt. Het staat verweerder vrij het oneens te zijn met de uitkomst daarvan.

5.5       De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht ten dele gegrond is en dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.Na te melden maatregel wordt passend geacht.”

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.        Beoordeling van het beroep

4.1           De huisarts heeft beroep ingesteld tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel en zijn beroep strekt tot de ongegrondverklaring daarvan. Dit klachtonderdeel houdt in de kern het volgende verwijt aan de huisarts in.

4.2           Wijlen klaagsters vader (hierna te noemen: de patiënt) heeft in verband met aanhoudende maagklachten en obstipatie in de maand juni van 2013 in een periode van 20 dagen zijn vaste huisarts viermaal bezocht, de laatste keer op 26 juni 2013.

In de daarop volgende periode heeft de huisarts op basis van vervanging de patiënt viermaal gezien, de laatste keer op 18 juli 2013. De door de huisarts aan de patiënt verleende zorg is onder de maat gebleken: in plaats van handelend op te treden is hij (te) passief gebleven en moet worden geconcludeerd dat hij de klachten van de patiënt niet serieus heeft genomen, aldus klaagster. Voor de juistheid van deze kwalificatie van het optreden van de huisarts wordt door klaagster bevestiging gevonden in een op 19 juli 2013 gemaakte aantekening in het huisartsjournaal van een andere waarnemend huisarts, erop neerkomend dat patiënt bij een consult op die datum heeft aangegeven van zijn hele lichaam last te hebben, erg slecht te slapen en gedurende de afgelopen weken 10 kilo te zijn afgevallen. Deze waarnemend huisarts heeft een eerder door de huisarts bij de internist gemaakte afspraak vervroegd. Het door die internist uitgevoerde onderzoek heeft geresulteerd in de diagnose van alvleesklierkanker in een vergevorderd stadium met uitzaaiingen in de lever. Voorts was sprake van een gebroken wervel.

4.3           De huisarts heeft het door hem in eerste aanleg gemotiveerd gevoerde verweer herhaald in beroep, onder mededeling dat hij niet inziet dat er ruimte is voor enig aan hem te maken verwijt.  

4.4           De in eerste aanleg door klaagster ingediende andere klachten over achtereenvolgens de wijze van afhandeling na het overlijden van de patiënt, de dossiervoering en de reactie van de huisarts op een door klaagster geëntameerde klachtenprocedure liggen in beroep niet ter beoordeling voor. Immers, deze klachten zijn in eerste aanleg ongegrond bevonden en door klaagster is dienaangaande geen (incidenteel) beroep ingesteld.

4.5           Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken en hetgeen door partijen over en weer ter zitting in beroep nog naar voren is gebracht over de in beroep voorliggende klacht evenals het Regionaal Tuchtcollege tot het oordeel dat de huisarts niet heeft kunnen volstaan met het door hem gevoerde beleid, doch dat door hem het verrichten van nader onderzoek was aangewezen.

4.6           Meer in het bijzonder en in aanvulling op hetgeen door het Regionaal Tuchtcollege is overwogen, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat er sprake was van een min of meer alarmerende geschiedenis van de patiënt en van frequente consulten in een korte periode, met een beperkte verslaglegging door de vaste huisarts. Gelet op de aard en inhoud van het aanhoudend klagen door patiënt, had de huisarts in elk geval een volledige anamnese moeten afnemen, aanvullend lichamelijk onderzoek moeten verrichten en een differentiaal diagnose moeten opstellen. Door dit na te laten en vooral reactief te varen op het kompas van bloedwaarden en mededelingen van de patiënt (over diens alcoholgebruik) is de huisarts evident tekort geschoten in hetgeen van hem als redelijk bekwaam handelend huisarts mocht worden verwacht.

4.7           Gelet op die evidentie bevreemdt de ook in beroep door de huisarts betrokken stelling, erop neerkomend dat niet valt in te zien dat er plaats is voor enig aan hem te maken verwijt. Alles overziend overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel van waarschuwing onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het verwijt dat aan de huisarts moet worden gemaakt.

Het Centraal Tuchtcollege zal daarom en met eenparigheid van stemmen aan de huisarts niet de maatregel van waarschuwing doch die van berisping opleggen. In zoverre zal de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege worden vernietigd.

4.8           Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing voor zover aan het beroep onderworpen en voor zover aan de huisarts de maatregel van waarschuwing is opgelegd en in zoverre opnieuw rechtdoende:

legt aan de arts de maatregel van berisping op;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-Van der Linde, voorzitter,

mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en dr. B.P.M. Schweitzer en dr. M.K. Dees, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2016.

pdf

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Wim van der Pol

    Counselor, Delft

    De mantra: van fouten leren, zou eigenlijk omgevormd moeten worden: geen fouten herhalen. Het ergste dat je dan nog kan zeggen is: "de volgende keer zou ik het net zo doen". Daar moet je in de tuchtrechtspraak niet mee aankomen.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.