Tuchtrecht
Tuchtrecht

Een vreemde manier van onderzoeken, maar is het aanranding?

3 reacties
Getty Images
Getty Images

Een patiënt dient een klacht in tegen haar huisarts, omdat hij haar zou hebben aangerand en zijn vertrouwens­positie als huisarts zou hebben misbruikt door haar op intieme plekken aan te raken. Of hier werkelijk sprake van is, kunnen het regionaal tuchtcollege (RTG) en het Centraal Tuchtcollege (CTG) onmogelijk vaststellen, omdat de lezingen van de patiënt en de huisarts volstrekt uiteenlopen.

Tóch krijgt de huisarts een waarschuwing opgelegd. Wat is er gebeurd? De patiënt bezoekt in februari 2021 de huisarts vanwege toegenomen klachten bij het lopen.

De huisarts onderzoekt haar benen op spataderen – eerst staand en zittend en daarna liggend op haar buik, waarbij hij de benen uitgebreid inspecteert en palpeert. De patiënt zegt dat de huisarts haar lange trui zonder te vragen omhoog heeft geschoven tot boven haar billen en daarna haar billen heeft gespreid. De huisarts daarentegen zegt dat hij heeft gevraagd of hij de trui op mocht schuiven en volgens hem bleven haar billen bedekt. Hij ontkent stellig de billen van de patiënt te hebben gespreid. Het RTG en het CTG komen er niet uit wie gelijk heeft; ze hechten evenveel geloof aan het woord van beiden. De waarschuwing krijgt de ­huisarts vanwege zijn manier van onderzoeken. Volgens de huisarts heeft het liggend onderzoeken van de benen meerwaarde en is dit in overeenstemming met de NHG-Standaard Varices. Maar hij kan het RTG daar niet van overtuigen en ook niet van het feit dat hij de patiënt vooraf heeft uitgelegd wat dit deel van het onderzoek precies inhield en waar dit toe diende.

Bij het CTG probeert de huisarts de waarschuwing aan te vechten; hij vindt onder meer dat het RTG buiten de grenzen van de klacht – die immers ging over seksueel grensoverschrijdend gedrag – is getreden. Maar daar gaat het CTG niet in mee, dat blijft bij de waarschuwing.

Een terechte en proportionele maat­regel, vindt huisarts Avi Teszler. ‘Een arts mag gemotiveerd afwijken van een richtlijn, maar dient dit dan wel toe te lichten en expliciet toestemming te vragen voor een aanraking in een ­intieme zone. Het is minder aannemelijk dat dit hier is gebeurd en dat biedt ruimte bij de patiënt om aan de intenties van de huisarts te twijfelen. De huisarts had zich dat op z’n minst moeten realiseren. Als er eenmaal zo’n situatie is ontstaan, helpt het ook niet om met gestrekt been de klachten­procedure in te gaan. Toch voel ik ook wel mee met de huisarts; ik realiseer me dat ook mijn intenties anders geïnterpreteerd zouden kunnen worden door een patiënt.’

Katrien Zetsma, adviseur gezondheidsrecht bij de KNMG: ‘De uitspraak onderstreept het belang van het informeren van de patiënt over de werkwijze van het doen van lichamelijk onderzoek, inclusief het afwijken van een richtlijn en het vragen van toestemming daarvoor. Van informed consent was in deze ­kwestie geen sprake.’

Deze tuchtcasus werd ook uitgebreid besproken in aflevering 63 van MC de podcast.

Beluister de aflevering

Volledige uitspraak

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 8 maart 2023

Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1227 van 
A., huisarts, werkzaam in B., appellant, verweerder in eerste aanleg, hierna: de huisarts,
gemachtigde: mr. C. van der Kolk-Heinsbroek, advocaat verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand,
tegen
C., wonende in B., verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg, hierna: klaagster.

1.    Procesverloop 

Klaagster heeft op 19 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen de huisarts. Dat college heeft in zijn beslissing van 26 januari 2022 de klacht gegrond verklaard en aan de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder heeft dat college bepaald dat de beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact. 
De huisarts heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 19 december 2022. Klaagster en de huisarts zijn beiden verschenen. De huisarts werd daar bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C. van der Kolk-Heinsbroek, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 

2.    Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
“2.    De feiten
2.1    Klaagster is op 10 februari 2021 door beklaagde onderzocht vanwege toegenomen klachten bij het lopen. Klaagster schreef zelf de klachten toe aan varices (spataderen), die zich op het linker onderbeen bevinden. Zij was vanwege soortgelijke klachten eerder gezien door beklaagde. Volgens het medisch dossier betrof het toen klachten aan de benen en een zwelling aan de knie.
2.2    Klaagster werd door beklaagde eerst staand en zittend op de onderzoeksbank met haar benen omlaag onderzocht en vervolgens heeft beklaagde klaagster liggend op de onderzoeksbank geïnspecteerd en gepalpeerd. Beklaagde beschikte bij de onderzoeksbank over een plafondlamp. Tijdens het onderzoek droeg klaagster een lange trui. Tijdens het liggend onderzoek lag klaagster op haar buik. Tijdens het onderzoek aan de achterkant van de bovenbenen heeft beklaagde de trui van klaagster omhoog geschoven.
2.3    Na het lichamelijk onderzoek hebben beklaagde en klaagster de onderzoeksresultaten besproken.

3.    De klacht

Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:
1)    klaagster op de onderzoeksbank seksueel heeft aangerand; en
2)    zijn vertrouwenspositie als huisarts heeft gebruikt door haar op persoonlijke plekken aan te raken.

4.    Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Beklaagde heeft via een afbeelding van de anatomie van de bloedvaten in de benen aangegeven hoe het onderzoek dat hij uitvoerde aan het veneuze systeem (van lies tot voet) plaatsvindt. Voorts heeft hij ontkend tijdens het onderzoek de billen van klaagster te hebben aangeraakt of die uit elkaar te hebben willen duwen.

5.    De beoordeling

5.1    Het College stelt voorop dat deze zaak forse impact heeft op beide partijen. Het is duidelijk dat klaagster nog steeds mentale klachten ondervindt van de gebeurtenis. De vraag die het College moet beantwoorden is of beklaagde de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is de redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Het College houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten en de geldende beroepsnormen op het moment van de zorgverlening. 

5.2    Het College stelt vast dat de lezingen van klaagster en beklaagde over het verloop van het lichamelijk onderzoek, de mogelijke seksuele aanranding en het mogelijke misbruik van de vertrouwenspositie door beklaagde volstrekt uiteen lopen. Zo stelt klaagster dat beklaagde zonder het te vragen haar trui omhoog heeft geschoven tot boven haar billen en daarna haar billen heeft gespreid. Beklaagde daarentegen heeft verklaard dat hij klaagster had gevraagd of hij de trui iets omhoog mocht schuiven, waarop zij bevestigend zou hebben geantwoord. Volgens hem heeft hij toen de trui iets opgeschoven, maar zijn haar billen daarbij bedekt gebleven. Hij ontkent stellig de billen van klaagster te hebben gespreid. Nu alleen klaagster en beklaagde bij dit onderzoek aanwezig waren, is het voor het College niet mogelijk vast te stellen hoe dit gedeelte van het onderzoek nu precies is verlopen. Het College vindt het van belang hierbij te benadrukken dat het woord van klaagster niet minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar dat om vast te stellen of bepaalde gedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klaagster en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. 
5.3    Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond binnen de behandelrelatie. Niettemin besluit het College beklaagde een waarschuwing op te leggen en licht dat hieronder toe.  
5.4    Vast staat dat beklaagde de benen van klaagster eerst staand en zittend op de onderzoeksbank met haar benen omlaag heeft onderzocht en vervolgens liggend op haar buik heeft geïnspecteerd en gepalpeerd. Beklaagde stelt dat hij dit laatste, uitgebreide onderzoek standaard doet bij patiënten met spataderen of andere klachten met loopproblemen. Hij heeft toegelicht dat hij ook andere oorzaken (dan spataderen) wil uitsluiten. Het onderzoek op de bank heeft volgens hem meerwaarde. Niet alleen kunnen op de onderzoeksbank eventuele verkleuringen, infecties, pigmentaties en schilferingen beter worden geconstateerd, maar kan ook worden geconstateerd of de huid warm aanvoelt, de spieren soepel zijn en of er sprake is van oedeem. Dit uitgebreide onderzoek zou volgens beklaagde in overeenstemming zijn met de NHG-Standaard Varices.

5.5    Het College heeft beklaagde tijdens de mondelinge behandeling meermaals gevraagd toe te lichten waarom dit uitgebreide onderzoek naar zijn mening nodig is en meer specifiek welke aandoeningen hij hierbij veronderstelt aan te kunnen treffen. De NHG-Standaard Varices, die door beklaagde in zijn verweerschrift is aangehaald, gaat er immers vanuit dat een arts bij goede verlichting de benen van een patiënt inspecteert, die dan op een verhoging staat. Beklaagde heeft het College er niet van kunnen overtuigen dat zijn onderzoeksmethode conform de NHG-Standaard is of anderszins voldoet aan hetgeen van een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts mag worden verwacht. In het verlengde van dit alles heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat hij klaagster van tevoren heeft uitgelegd wat het onderzoek van de benen, waarbij zij op haar buik op de onderzoeksbank lag, precies inhield of waar dit toe diende. Hij heeft derhalve geen toestemming van klaagster gekregen om de uitgebreide inspectie en palpatie op de onderzoeksbank uit te voeren. Dit knelt te meer omdat bij klaagster sprake is van spataderen op het linker onderbeen, die in een staande positie beter kunnen worden geïnspecteerd dan in een liggende positie. Het College concludeert daarom dat beklaagde lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster, laat staan haar daarvoor om toestemming te vragen.
5.6    Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het College de klacht gegrond verklaart. Het College is van oordeel dat een huisarts een onderzoek zorgvuldig dient uit te voeren, met inachtneming van de standaarden van de beroepsgroep, en de patiënt hierover – en over eventuele afwijkingen – zorgvuldig dient te informeren en daarvoor toestemming dient te vragen. Mede gelet hierop en op de omstandigheid dat beklaagde nooit eerder een tuchtmaatregel opgelegd heeft gekregen, oordeelt het College dat kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.”

3.    Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in paragraaf “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.

4.     Beoordeling van het beroep

Standpunten van partijen
4.1    De huisarts is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij wil in de eerste plaats benadrukken dat hij de billen van klaagster niet alleen niet heeft gespreid, maar zelfs niet heeft aangeraakt. Verder vindt de huisarts het onbegrijpelijk dat het Regionaal Tuchtcollege enerzijds terecht overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat hij grensoverschrijdend gedrag binnen de behandelrelatie heeft vertoond, maar vervolgens concludeert dat hij bij klaagster lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster, laat staan haar daarvoor toestemming te vragen, en hem hiervoor een waarschuwing oplegt. Volgens de huisarts is het Regionaal Tuchtcollege hiermee buiten de grenzen van de klacht getreden en is de conclusie ook onjuist. Er waren gegronde redenen om de oorzaak van de klachten van klaagster uitgebreid te onderzoeken en klaagster had hiervoor ook wel degelijk toestemming gegeven, aldus de huisarts. Hij is van mening dat hij hiermee extra zorgvuldig te werk is gegaan. 
4.2    Klaagster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege - impliciet - het beroep van de huisarts te verwerpen. 
    Omvang van het beroep
4.3    Het Centraal Tuchtcollege begrijpt uit het betoog van de huisarts dat hij in beroep opkomt tegen alle onderdelen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en dus ook tegen de overwegingen en het oordeel over klachtonderdeel 1.
    Oordeel van het Centraal Tuchtcollege
4.4    Vast staat dat klaagster bij de huisarts kwam vanwege toegenomen klachten bij het lopen. Klaagster dacht zelf dat de klachten verband hielden met de spataderen (varices) op haar linker onderbeen. De huisarts heeft klaagster vervolgens zowel staand als zittend en liggend op de onderzoeksbank lichamelijk onderzocht. Omdat alleen klaagster en de huisarts bij het lichamelijk onderzoek aanwezig waren, kan het Centraal Tuchtcollege net als het Regionaal Tuchtcollege niet vaststellen hoe het deel van het onderzoek dat op de onderzoeksbank heeft plaatsgevonden precies is verlopen. Dit betekent dat ook niet kan worden vastgesteld dat de huisarts - zoals klaagster stelt, maar door de huisarts wordt ontkend - de billen van klaagster heeft aangeraakt en heeft gespreid. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen 5.2 en 5.3 van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen integraal over. 
4.5    Het Regionaal Tuchtcollege heeft vervolgens in de overwegingen 5.4 tot en met 5.6 van de bestreden beslissing wel geconcludeerd dat de huisarts bij klaagster een lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster en haar toestemming daarvoor te vragen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is het Regionaal Tuchtcollege daarmee niet buiten de grenzen van de klacht getreden. De klacht gaat in de kern over de vraag of de huisarts het lichamelijk onderzoek heeft verricht dat - gelet op de klachten waarmee klaagster bij hem kwam - van hem als redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts mag worden verwacht of dat hij zonder toestemming van klaagster meer of ander onderzoek heeft gedaan. Om die vraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om te bezien welk lichamelijk onderzoek in de gegeven omstandigheden in overeenstemming is met de standaard van de beroepsgroep.  
4.6    De huisarts betoogt in dit verband onder meer dat hij overeenkomstig het advies in de NHG-standaard Varices het gehele traject van het veneuze systeem heeft geïnspecteerd en gepalpeerd. Dit betoog faalt. De NHG-standaard Varices uit 2009 gaat er van uit dat een arts bij goede verlichting de benen van een patiënt inspecteert, terwijl de patiënt op een verhoging staat. In deze richtlijn wordt het palperen van de benen niet meer geadviseerd. Ook staat niet in de richtlijn dat de patiënt liggend op de buik dient te worden onderzocht.  De huisarts heeft het Centraal Tuchtcollege er niet van kunnen overtuigen dat zijn onderzoeksmethode conform de NHG standaard Varices is en heeft niet duidelijk kunnen maken met het oog op welke differentiaal diagnose hij het noodzakelijk achtte (en noodzakelijk kon achtten) om klaagster op haar buik te onderzoeken. Klaagster had geen (pijn)klachten in het bovenbeen waarvoor een algeheel onderzoek van het bovenbeen en liezen in buikligging nodig was. Daarnaast heeft de huisarts zijn werkwijze onvoldoende toegelicht aan klaagster en ook niet aannemelijk gemaakt dat klaagster hiermee instemde. Het Centraal Tuchtcollege merkt in dit verband nog op dat uit hetgeen de arts op de zitting naar voren heeft gebracht niet blijkt dat hij zich voldoende realiseert dat een patiënt in deze liggende houding zich kwetsbaar kan voelen. Dit kan onder meer worden afgeleid uit zijn opmerking dat hij het onderzoek een volgende keer weer precies zo zou uitvoeren. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen 5.4 tot en met 5.6 van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en neemt ook deze overwegingen integraal over. 
4.7    De conclusie is dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht gegrond heeft verklaard. Dat college heeft verder op goede gronden geoordeeld dat in dit geval de oplegging van de maatregel van waarschuwing gepast en toereikend moet worden geacht.
4.8    Het voorgaande betekent dat het beroep van de huisarts tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege moet worden verworpen.
4.9    Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend is met de publicatie van deze beslissing en zal bepalen dat deze beslissing wordt bekend gemaakt zoals in het dictum staat vermeld.

5.    De beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
verstaat dat de maatregel van waarschuwing gehandhaafd blijft;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in geanonimiseerde vorm zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; 
T.W.H.E. Schmitz en T. Dompeling, leden-juristen en D. van Sleeuwen en J. van Krimpen, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 8 maart 2023. 
Voorzitter  w.g.        Secretaris  w.g.

Meer tuchtrecht:

Tuchtrecht
  • Simone Paauw

    Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J.H. Leenders

    arts, Leeuwarden

    Had deze patiënt-dokter relatie een relevante voorgeschiedenis ?

  • D. Veltman

    Specialist ouderengeneeskunde, Provincie Groningen

    De arts krijgt een waarschuwing omdat hij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij vooraf uitleg heeft gegeven en toestemming heeft verkregen.

    Niet aannemelijk kunnen maken dat iets is gebeurd, is natuurlijk nog iets anders dan aannemelijk make...n dat iets niet is gebeurd. Het is ook wel lastig om als arts achteraf aannemelijk te maken dat je uitleg hebt gegeven en toestemming hebt verkregen, tenzij je elke patiënt voorafgaand aan elk lichamelijk onderzoek een informed-consentformulier zou laten ondertekenen.

    De laagdrempeligheid waarmee dit soort waarschuwingen wordt afgegeven, doet mij afvragen hoeveel belang we eraan moeten hechten. Misschien moeten we als artsen en als werkgevers dit soort waarschuwingen voortaan wat meer gaan beschouwen zoals de waarschuwingen die uitgaan van verkeersborden, die ons ook dag in dag uit laagdrempelig proberen te behoeden voor allerlei hypothetische toekomstige misstappen. "Let op". Zo bezien, wordt zo'n tuchtrechterlijke waarschuwing ineens best een sympathiek gebaar.

  • H.G. van der Veen

    Medisch specialist

    Je mag je afvragen of je tegenwoordig nog wel patiënten alleen moet onderzoeken. Als er een verpleegkundige of assistent aanwezig zou zijn, zou er geen discussie zijn geweest.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.