Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Een kater na rijexamen

Plaats een reactie

Een jongen van 19 slaagt voor zijn rijexamen en vertelt zijn examinator in alle onschuld dat hij pas is gediagnosticeerd met ADHD. Vervolgens krijgt hij zijn rijbewijs niet; hij moet eerst medisch gekeurd worden. Daarvoor komt hij bij de aangeklaagde psychiater terecht.

Wie de rapportage van de medische keuring leest, zal medelijden krijgen met de eerlijk antwoordende jongen. Voor hij het weet is hem een mogelijk alcoholprobleem aangewreven en wordt hem verweten onvoldoende mee te werken aan het onderzoek. Omdat hij niet meteen instemde met bloedonderzoek, waar hij 50 euro voor moest betalen. Maar het is de jongen ook echt niet duidelijk gemaakt waarom dat nodig was en dat hem eventueel ‘weigeren van onderzoek’ zou worden verweten. Als het rapport op de mat valt bij de jongen, probeert zijn vader de rapporterende psychiater te bereiken, via telefoon en e-mail. Het rapport klopt volgens hem niet – en hij heeft daar gelijk in. Het antwoord op de mail komt veel te laat, als het CBR inmiddels al heeft laten weten dat het rijbewijs niet wordt afgegeven.

De psychiater is de mist ingegaan, oordeelt het regionaal tuchtcollege; hij wordt berispt. Hopelijk is de jongen inmiddels op deugdelijke wijze herkeurd.

Sophie Broersen, arts/journalist
Diederik van Meersbergen, jurist


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 5 december 2014 naar aanleiding van de op 30 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam en aan het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A, wonende te B,

bijgestaan door (zijn vader) C te B,

k l a g e r

-tegen-

D, psychiater, (destijds) werkzaam te E, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 24 oktober 2014, alwaar klager en verweerder in persoon zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden. Ter zitting heeft klager - met instemming van verweerder - de brief van 7 november 2013 waarbij het rapport hem werd toegestuurd in het geding gebracht.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Nadat klager, geboren in 1994, met succes zowel het theorie- als het praktijkexamen voor het rijbewijs B had afgelegd, vertelde hij zijn examinator dat hij kort daarvoor de diagnose ADHD had gekregen. Dat leidde ertoe dat klager een medische keuring moest ondergaan voordat het rijbewijs zou kunnen worden afgegeven.

Klager ontving een uitnodiging voor deze keuring bij brief van 18 september 2013 van F. In de brief van F is voor zover hier van belang vermeld:

“Heeft uw onderzoek geen betrekking op alcoholgebruik of rijden onder invloed van alcohol, dan hoeft u geen bloedonderzoek te laten verrichten.”

De keuring heeft op zaterdag 28 september 2013 plaatsgevonden. Klager werd daarbij vergezeld door G, de moeder van een vriend van hem.

Klager werd eerst gezien door keuringsarts H, aansluitend ook door verweerder. Verweerder is sinds 2008 als psychiater werkzaam bij F.

Tijdens het onderzoek heeft verweerder klager gezegd dat hij vond dat er een indicatie was om bloedonderzoek te laten doen, omdat alcoholgebruik een risicofactor is bij ADHD. Verweerder adviseerde klager bloedonderzoek te laten doen, maar zei klager niet te kunnen dwingen. Het bloedonderzoek zou ca. € 50,- kosten, welk bedrag ter plaatse moest worden voldaan. Verweerder heeft klager - zo heeft verweerder ter zitting verklaard - gezegd dat als klager nu niet bereid zou zijn mee te werken aan een bloedonderzoek het CBR eventueel alsnog een bloedonderzoek kon verlangen.

Desgevraagd heeft verweerder klager en G gezegd dat zij bij het CBR konden informeren welke consequenties het CBR zou verbinden aan het niet geven van toestemming voor bloedonderzoek. Het CBR was op de keuringsdag, een zaterdag, niet bereikbaar. Klager heeft daarop zijn vader gebeld. Klager heeft gezegd op dat moment geen bloedonderzoek te willen laten verrichten.

Het rapport is door beide artsen ondertekend.

In de rapportage staat voor zover van belang:

“1. Vraagstelling en voorgeschiedenis

Is het aannemelijk dat betrokkene in het afgelopen jaar geen psychiatrische stoornis heeft gehad?

Op de eigen verklaring van betrokkene staat dat betrokkene bekend is met ADHD. Betrokkene heeft het theorie- en praktijkexamen behaald. Echter, heeft nog niet het rijbewijs. Betrokkene heeft niet eerder deelgenomen aan een onderzoek naar rijgeschiktheid.

Betrokkene komt nu bij mij voor een psychiatrische expertise in het kader van het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid.

2. Anamnese:

Betrokkene vertelt in de afgelopen 12 maanden wel symptomen van een psychiatrische stoornis te hebben gehad.

Ontvangen informatie van behandelaar I, kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan de Jeugdriagg te B, d.d. 29-8-2013:

Bij betrokkene is ADHD vastgesteld. Op dit moment gebruikt betrokkene geen medicatie.

Bij betrokkene werd 1-2 maanden terug de diagnose ADHD gesteld door I, psychiater. Betrokkene had op het internet gekeken naar ADHD symptomen en vond dat hij hieraan voldeed. Hij heeft vervolgens zelf contact opgezocht met de Jeugdriagg, alwaar de diagnose ADHD werd vastgesteld.

[…]

Intoxicaties:

Tabac: Betrokkene rookt niet.

Alcohol: Betrokkene dronk in het afgelopen jaar 1-2 dagen per week, en gemiddeld 2-3 AE (alcohol eenheden RTC) per dag. Bij het uitgaan dronk betrokkene meer. Dit kwam gemiddeld 1 dag per maand voor. Hij dronk dan 12 AE per dag. Betrokkene weigert bloedonderzoek.

Drugs: Betrokkene heeft in het afgelopen jaar eenmaal een joint gebruikt. Betrokkene heeft nooit andere drugs gebruikt.

Medicatie: Nog niet, zal binnenkort gestart worden (Ritalin)

Psychiatrische voorgeschiedenis: Betrokkene werd nooit opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en is niet bekend met andere psychiatrische stoornissen.

Betrokkene heeft geen lichamelijke klachten.

Conclusie: aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis met mogelijk verslavingsproblematiek in het afgelopen jaar.

3.  Psychiatrisch onderzoek:

Betrokkene maakt een vriendelijke indruk. Het uiterlijk is conform kalenderleeftijd. Er zijn geen slaapstoornissen. Bij betrokkene is sprake van chaotisch gedrag, doordraven en ongeremd zijn. Er is daarnaast sprake van een slechte concentratie.

Het bewustzijn is helder, de oriëntatie intact. De kennende functies zijn ongestoord, het denken is coherent, het geheugen is ongestoord. Er zijn geen psychotische kenmerken.

De stemming is normofoor en het affect moduleert adequaat.

De impulscontrole is intact.

Betrokkene werd onderzocht door D, psychiater

Conclusie: aanwijzingen voor actuele psychiatrische symptomatologie.

4. DSM-IV-TR classificatie

AS I   :314.01: ADHDASII  

As II : :V71.09 Geen diagnose

ASIII :Geen afwijkingen

5. Psychiatrische diagnose en conclusie

Betrokkene is 19 jaar en heeft een eigen verklaring ingediend voor het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid.

Uit de anamnese komt naar voren dat betrokkene enkele maanden terug gediagnosticeerd is met ADHD. Er zijn actuele ADHD symptomen met mogelijk verslavingsproblematiek in het afgelopen jaar.

Het verder onderzoek toont de volgende bevindingen:

·        Betrokkene dronk afgelopen jaar 1-2 dagen per week, en gemiddeld 2-3 AE per dag. Bij het uitgaan dronk betrokkene meer. Dat kwam gemiddeld 1 dag per maand voor. Hij dronk dan 12 AE per dag.

·        Bij betrokkene is sprake van chaotisch gedrag, doordraven en ongeremd zijn. Er is daarnaast sprake van een slechte concentratie.

·        Betrokkene weigert het bloedonderzoek en weigert hiermee een volledige medewerking aan het onderzoek.

·        Betrokkene dronk gemiddeld één of meerdere dagen per week gemiddeld 10 AE of meer per dag. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik

Beschouwend kan er naar mijn mening gesteld worden dat er m.b.t. ADHD sprake is van actuele symptomen. Daarnaast is er mogelijk sprake van verslavingsproblematiek en een onvolledige medewerking aan het onderzoek. Derhalve is mijn advies een ongeschiktheid voor beide categorieën.”

Bij brief van 7 november 2013 is, ondertekend door verweerder, het keuringsrapport met een blokkeringsformulier aan klager toegezonden. In de brief staat, voor zover hier van belang, het navolgende:

          "Onlangs bent u gekeurd in het kader van het onderzoek naar uw rijgeschiktheid in het kader van de Eigen Verklaringprocedure van het CBR. Bijgaand vindt u het keuringsrapport en de conclusies van het onderzoek. In de bijgevoegde  informatiefolder wordt u geïnformeerd over uw recht op inzage in de keuringsgegevens en eventuele blokkering van het doorgeven van de uitslag aan het CBR.

          U wordt vriendelijk maar dringend verzocht uiterlijk binnen 10 dagen na de bovengenoemde datum van verzending van het rapport schriftelijk en per aangetekende post […] te laten weten óf u gebruik wilt maken van uw  blokkeringsrecht. Daarvoor verzoek ik u het bijgesloten blokkeringsformulier te  gebruiken.

          Als u niet binnen deze termijn reageert zonder dat u mij een goed gemotiveerd verzoek tot uitstel heeft gestuurd, dan zal ik er van uitgaan dat u geen bezwaar heeft tegen toezending van het bijgesloten rapport en de conclusies en het CBR. Het rapport en de conclusies worden dan aan het CBR verzonden. Geeft u binnen  deze termijn aan, dat u niet wilt dat de uitslag van de keuring aan het CBR wordt doorgegeven - dus dat de gebruik wilt maken van uw blokkeringsrecht - dan zal  F het CBR schriftelijk laten weten dat u geen toestemming geeft voor het  versturen van het keuringsrapport.

          […]."

In het rapport en/of in de brief van 7 november 2013 wordt geen melding gemaakt van een klager toekomend correctierecht.

Klager heeft het rapport op 9 november 2013 ontvangen. Klager heeft geen gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht. Klagers vader heeft, na enkele dagen meermaals en tevergeefs geprobeerd te hebben telefonisch in contact te komen met verweerder, hem op 11 november 2013 een e-mail gestuurd, daarbij melding gemaakt van zijns inziens fouten in de rapportage en verzocht om telefonisch overleg.

Verweerder heeft op 18 november 2013 het definitieve rapport naar het CBR gestuurd. Het CBR heeft klager bij brief van 21 november 2013 laten weten dat er geen verklaring van geschiktheid werd afgegeven.

Op 25 november 2013 heeft verweerder de e-mail van 11 november 2013 van de vader van klager beantwoord en geschreven dat hij de rapportage met een kopie van de brief (e-mail van 11 november 2013) van de vader van klager en zijn (verweerders) reactie daarop aan het CBR zal sturen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - kort samengevat weergegeven -:

1.    Slecht luisteren, met als gevolg verkeerde bevindingen en conclusies. Inconsequenties in bevindingen (frequentie en periode), bevindingen niet in lijn met anamnese. Onzorgvuldige rapportage.

2.    Onduidelijke communicatie. Geeft geen indicatie van een gerezen verdenking. Spreekt ernstige conclusies niet uit maar laat deze als verrassing achteraf schriftelijk rapporteren.

3.    Is niet telefonisch benaderbaar en belt niet terug voor uitleg, toelichting of verantwoording terwijl er sprake is van een sterke behoefte daaraan bij klager omdat hem ernstig onrecht wordt aangedaan.

Ter ondersteuning van zijn stellingen voert klager aan dat in het rapport is vermeld dat klager niet rookt terwijl hij heeft gezegd dat dit wel het geval was en de verschillende en niet met elkaar te rijmen aantallen AE die klager per week of maand zou innemen.

Verder voert klager aan dat verweerder hem heeft meegedeeld dat er een kans zou zijn dat het CBR om een bloedproef zou vragen en dat hij voorstelde nu vast bloed te laten prikken. Verweerder heeft hierbij niet aangegeven dat dit was om zijn vermoeden van alcoholmisbruik te verifiëren.

Klager heeft in overleg met zijn vader besloten dit niet te laten doen gelet op de kosten en omdat zij meenden dat het onderzoek niet noodzakelijk zou zijn omdat in de uitnodigingsbrief stond: “Heeft uw onderzoek geen betrekking op alcoholgebruik of rijden onder invloed van alcohol, dan hoeft u geen bloedonderzoek te laten verrichten.”

Verder was overleg met het CBR op dat moment niet mogelijk daar de keuring op een zaterdag plaatsvond.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De door het Centraal Tuchtcollege geformuleerde criteria waaraan een rapportage zoals door verweerder opgesteld dient te voldoen luiden als volgt:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het Centraal Tuchtcollege toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3

Het eerste klachtonderdeel ziet op de wijze van tot stand komen en de inhoud van de rapportage. Ter zake wordt als volgt overwogen.

Klager stelt dat ten onrechte door verweerder in de anamnese is genoteerd dat klager 2-3 AE op 1 of 2 dagen per week drinkt. Verweerder heeft dat klachtonderdeel betwist, stellende dat de opgenomen anamnese is voorgelezen en klager desgevraagd heeft verklaard dat die juist was. Gelet op die betwisting enerzijds en het gebrek aan nader bewijs anderzijds kan het college de juistheid van dit klachtonderdeel niet met zekerheid vaststellen. Wel heeft het college gerede grond te twijfelen aan de stelling van verweerder dat het rapport integraal is voorgelezen. Immers door klager is, onbetwist gebleven, gesteld dat in de rapportage ten onrechte staat vermeld dat klager niet rookt, terwijl hij wel rookt. Uit de anamnese blijkt voorts dat klager heeft verklaard eenmaal een joint te hebben gerookt. Indien de volledige anamnese adequaat is voorgelezen had het klager moeten kunnen opvallen dat er met betrekking tot het roken onjuiste informatie was opgenomen. Deze twijfel is evenwel niet voldoende om daarmee te concluderen dat de anamnese voor zover daarin het alcoholgebruik van 2 tot 3 AE per  dag is opgenomen, niet is voorgelezen. In ieder geval staat ten aanzien van roken vast dat het rapport onjuistheden bevat.

Voor zover verweerder stelt dat met het voorlezen tevens aan het klager toekomende correctierecht is voldaan, verwijst het college naar hetgeen hierna in rechtsoverweging 5.5 ter zake wordt overwogen.

Ter zake van overige onjuistheden en incongruenties in het rapport zoals door klager genoemd, wordt als volgt overwogen. Zo de in de anamnese, en onder de 1-e bullet van de conclusie, vermelde aantallen AE die klager zou innemen al juist zouden zijn kan, gelet op die aantallen, niet begrepen worden dat in de 4-e bullet staat vermeld dat klager 'gemiddeld één of meerdere dagen per week gemiddeld 10 AE of meer per dag' dronk. De in de anamnese vermelde hoeveelheden zijn hiermee niet te rijmen. Hetgeen verweerder ter zake ter zitting nog heeft aangevoerd in een poging tot een logische redenering te komen, kan niet tot een ander oordeel leiden.

Uit het rapport blijkt voorts niet dat verweerder zijn op deze aantallen AE gebaseerde conclusie, te weten dat deze aantallen AE een aanwijzing vormen voor alcoholmisbruik, op enige wijze diagnostisch nader heeft onderzocht, teneinde zijn conclusie op juistheid te toetsen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd ook erkend daar geen nader anamnestisch onderzoek naar te hebben verricht. Evenmin is gebleken dat verweerder rekening heeft gehouden met de uit de anamnese verkregen informatie die juist tegen een vermoeden van alcoholmisbruik pleit, te weten de vermelding door klager dat hij, als hij een dag later moet voetballen, niet drinkt.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet geoordeeld worden dat de rapportage, zoals deze (mede) onder verantwoordelijkheid door verweerder is opgesteld en ondertekend, niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden, zoals vermeld in rechtsoverweging 5.2. De rapportage is op onderdelen onduidelijk en onjuist, de genoemde feiten en omstandigheden leiden niet logischerwijs tot de getrokken conclusie, de gebruikte onderzoeksmethode was niet afdoende nu geen rekening is gehouden met vermelde contra-indicaties en er is geen nader aangewezen anamnestisch onderzoek verricht. Het eerste klachtonderdeel is gegrond.

5.4

Ter zake van de klacht betrekking hebbend op de communicatie door verweerder, wordt als volgt overwogen.

Het is klager tijdens het onderzoek niet duidelijk geworden dat verweerder een bloedonderzoek op dat moment noodzakelijk, oftewel vereist, vond om zijn onderzoek afdoende te kunnen verrichten. Gelet op de uitnodigingsbrief die klager heeft ontvangen, hoefde hij op een bloedonderzoek niet bedacht te zijn, immers aangegeven was dat een dergelijk onderzoek, als het geen onderzoek wegens alcoholmisbruik of rijden onder invloed van alcohol betrof, niet noodzakelijk was. Ook uit de toelichting - zoals door verweerder desgevraagd ter zitting verwoord - die hij klager tijdens de keuring heeft gegeven, hoefde klager niet te begrijpen dat het 'advies' van verweerder om op dat moment mee te werken aan een bloedonderzoek, feitelijk een 'verplichting’ inhield en dat 'niet meewerken' zou leiden tot de conclusie 'weigeren van het onderzoek en dus een negatief advies'.

Verweerder heeft desgevraagd ter zitting erkend dat hij niet expliciet aan klager heeft meegedeeld wat concreet de gevolgen zouden zijn als klager op dat moment niet instemde met een bloedonderzoek en heeft slechts gesuggereerd dat het CBR mogelijk een bloedonderzoek alsnog nodig zou achten.

De uitnodigingsbrief en de communicatie tijdens het onderzoek op dit onderdeel dienen als onvoldoende te worden gekwalificeerd. Van verweerder had verwacht mogen worden dat een duidelijke uitnodigingsbrief was verstuurd waarin werd meegedeeld dat ook bij andere dan strikte alcoholkeuringen, onder omstandigheden, een bloedproef verlangd kan worden en wat de gevolgen zijn indien aan een dergelijk bloedonderzoek geen medewerking wordt verleend. Althans van verweerder had verwacht mogen worden dat hij, gelet op de inhoud van de uitnodigingsbrief, meer concrete informatie had gegeven over de noodzaak van het bloedonderzoek op dat moment. Verweerder heeft laten weten dat de brief inmiddels is aangepast. Maar ook afgezien van de brief, had verweerder tijdens de keuring ondubbelzinnig en duidelijk moeten zijn over het bloedonderzoek.

De communicatie door verweerder omtrent het kennelijk door hem - in weerwil van de uitnodigingsbrief - noodzakelijk geachte bloedonderzoek en de gevolgen daarvan als klager daaraan niet direct wilde meewerken is dan ook onvoldoende geweest. De klacht is ook op dit onderdeel gegrond.

5.5

Klager heeft, nadat hij de rapportage ontving, feitelijk gebruik willen maken van het hem toekomende correctierecht. Zijn vader heeft daartoe, zo is onbestreden gebleven gesteld, meermaals telefonisch contact gezocht met F waarop hem, zo is eveneens onbestreden gebleven gesteld, is toegezegd teruggebeld te zullen worden door verweerder. Dat is niet gebeurd. Op de e-mail van 11 november 2013 is eerst bij schrijven van 25 november 2013 door verweerder gereageerd. Het rapport was toen al aan het CBR gestuurd zonder dat klager feitelijk van zijn correctierecht gebruik heeft kunnen maken. Voor zover verweerder meent dat aan het correctierecht uitvoering is gegeven doordat de conceptrapportage tijdens de keuring is voorgelezen, is die stelling onjuist. Noch daargelaten dat klager betwist dat de door hem gebruikte AE zijn voorgelezen zoals in de rapportage vermeld, is voorlezen tijdens de keuring aan een jongeman van 19 jaar geen wijze waarop aan het correctierecht invulling mag worden gegeven. Van klager, zoals gezegd toen 19 jaar, kon gelet op de technische aard van de rapportage en de incongruentie omtrent de door hem gebruikte AE niet verwacht worden dat hij daarop ter plekke adequaat zou kunnen reageren.

Verweerder had klager bij toezending van de rapportage van het hem toekomende correctierecht op de hoogte moeten stellen. Ten onrechte is dat niet gebeurd.

Voorts had verweerder, nu hij niet betwist heeft dat hij ervan op de hoogte was dat klagers vader had gebeld en aan hem was toegezegd teruggebeld te zullen worden, klagers vader tijdig moeten laten berichten dat telefonisch overleg - in weerwil van toezeggingen door de telefoniste - niet mogelijk was.

Voorts had van verweerder verwacht mogen worden dat hij de e-mail van 11 november 2013 van klagers vader als een verzoek tot uitstel omtrent het toezenden van de rapportage aan de CBR had opgevat en dat hij had gezorgd voor prompte beantwoording, in ieder geval voor een reactie binnen de termijn die was gesteld teneinde gebruik te kunnen maken van het blokkeringsrecht.

Dat verweerder vervolgens in zijn brief schrijft het rapport met de brief van klager en verweerders reactie aan het CBR te zullen toesturen is begrijpelijk bij klager als onbegrijpelijk overgekomen nu de rapportage reeds op 18 november 2013 aan het CBR was toegezonden. Verweerder heeft ter zitting ter verduidelijking gesteld dat de rapportage nogmaals werd gestuurd, maar toen voorzien van de brief van klagers vader en verweerders reactie daarop. Het was beter geweest als verweerder daarover duidelijker was geweest in zijn brief van 25 november 2013.

Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.6

Nu alle klachtonderdelen gegrond zijn zal het college een maatregel opleggen. Het college acht gelet op de aard en ernst van het functioneren van verweerder in deze casus een berisping aangewezen.

6.    DE BESLISSING

Het college:

-      berispt verweerder;

-      bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Medisch Contact’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn, lid-jurist, dr. M.H. Braakman, T.S. van der Veer en R.O. Rischen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

<b>Download dit artikel met de ingekorte uitspraak</b>
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.