Nieuws
Xander Bronkhorst
9 minuten leestijd
kindergeneeskunde

Kruiwagens en kloeke keuzes

Plaats een reactie

Veroveren opleidingsplek vereist netwerken en strategische cv-building

Je kan er doodnerveus van worden. Medestudenten bouwen flink aan hun cv. Jouw commissies, bijbaantjes en onderzoekservaringen steken daar schril bij af. En het ergste is: jouw vader is géén specialist. De kans op een opleidingsplek lijkt bij voorbaat al verkeken. Of toch niet?

Je merkt de verandering’, zegt Lotte van Loenhout, vierdejaarsstudent in Groningen. ‘Na de eerste coschappen begint de bezorgdheid over opleidingsplekken plots te leven. Ik word ook wel wat ongerust als ik hoor wat mensen allemaal doen.’ Derdejaars Renée Walhout (Utrecht) herkent dat beeld: ‘De opleidingsplek wordt gezien als iets wat once in a lifetime voorbijkomt. Wil je die mogelijkheid grijpen, dan is je bul alleen niet goed genoeg.’

Wie de cijfers er nog eens op naslaat, ziet dat een plek als aios zeker niet voor iedereen is weggelegd. In de vorige uitgave berichtte Arts in Spe over een onderzoek van het KNMG Studentenplatform waaruit blijkt dat twee derde van alle geneeskundestudenten medisch specialist wil worden. Volgens het Capaciteitsorgaan studeren vanaf 2010 jaarlijks 2280 basisartsen af. Een veelzeggend gegeven, zeker omdat het aantal nieuwe opleidingsplaatsen per jaar op dit moment 1046 bedraagt en er politieke bewegingen zijn om de instroom te beperken. Begrijpelijk dus dat onder coassistenten veel spookverhalen de ronde doen. Over kindergeneeskunde bijvoorbeeld, waar je twee jaar voor zou moet wachten. Of over neurochirurgie, waar je tot een inner circle zou moeten behoren om te worden toegelaten.

Gladjes door de selectie

Hoe kom je er tussen? Argwanend wordt soms gekeken naar studenten die pa, ma of andere familieleden in het ziekenhuis hebben rondlopen. Zo maakt een student melding van een zoon van een hoogleraar kindergeneeskunde die eerst een mooie buitenlandse stage deed in Amerika, samen met zijn vader publiceerde, en daarna opvallend gladjes door de selectie voor de opleidingsplek rolde. ‘Sommige medestudenten hebben vast gesmoezeld toen ik werd toegelaten’, zegt Monique Slee-Valentijn, internist in opleiding in het Bronovo-ziekenhuis en dochter van Rob Valentijn, opleider in Leiden en voormalig voorzitter van de Nederlandse Orde van Medisch Specialisten. ‘Maar ik weet dat ik er hard voor heb gewerkt en dat ik het gewoon goed heb aangepakt.’

De aios ontkent niet baat te hebben gehad bij een vader die thuis was in het ziekenhuis. Maar er is een keerzijde. ‘Ik wist waarschijnlijk beter dan een ander hoe het er achter de schermen aan toegaat, maar tegelijkertijd heb ik altijd het gevoel gehad dat ik me extra moest bewijzen. Ik reageer heel fel als mensen suggereren dat ik het zo gemakkelijk heb gehad als doktersdochtertje.’

De meeste studenten hebben er overigens wel vertrouwen in dat de toelating tot de opleiding niet in de Rotaryclub wordt geregeld. De Utrechtse vijfdejaarsstudent Niek van der Aa: ‘Dat familie, vriendjes of milieu in dat stadium nog doorslaggevend kunnen zijn, dat geloof ik niet. Je moet laten zien dat je iets kan.’

En het inschakelen van familieleden voor onschuldige zaken als het regelen van een ingangetje voor een onderzoek of stage? Dat mag. Pa, ma, oom, tante: ze vormen gewoon naast de studentenvereniging of de sportclub een van de informele netwerken die je kunt gebruiken. Niet vreemd misschien als je bedenkt dat geneeskunde studeren af en toe veel weg lijkt te hebben van een erfelijke afwijking. ‘In een werkgroep met tien studenten kunnen er zomaar vijf zijn uit een artsenfamilie’, vertelt Van Loenhout. Haar vader, een oom en een tante zijn specialist. ‘Het zou best kunnen dat ik hen eens om iets vraag. Bijvoorbeeld of zij meer zicht hebben op het aantal opleidingsplekken in een bepaalde richting. Maar uiteindelijk zal ik me zelf moeten bewijzen.’

In de stress

Dat je behoorlijk wat in huis moet hebben om bij een sollicitatiegesprek boven het maaiveld uit te steken, staat vast. Het lijstje met de belangrijkste selectiecriteria van de Groningse opleider Rijk Gans liegt er niet om: onderzoekservaring met publicaties, vrijwilligerswerk, facultaire functies, tweede studie, topsport en hoge cijfers. En dan moet je ook nog eens de tijd hebben gevonden om de krant en een goed boek te lezen.

Dat is veel, heel veel. Maar studenten zijn vooral onzeker over hun onderzoekservaring, aldus Niek van der Aa: ‘De meerderheid van de studenten heeft zich nog helemaal niet bezig­gehouden met publiceren, laat staan met promoveren. Maar door degenen die dat wel al hebben gedaan, schiet iedereen in de stress.’

In Groningen hebben enkelen het geluk mee te mogen draaien in de Junior Scientific Masterclass die studenten de mogelijkheid biedt al tijdens de basisopleiding te promoveren. Bert Holvast en Marit Tanke nemen er vanaf hun eerste jaar aan deel. ‘Niet omdat we toen al dachten aan een specialistenplek, maar omdat we het onderzoek leuk vonden’, zegt Holvast. Nu zien ze de voordelen van het promotietraject. Tanke, die onderzoekt welke neurobiologische mechanismen depressies veroorzaken: ‘Hierdoor heb ik zeker meer kans om in opleiding te komen bij Psychiatrie. Maar ook als ik straks solliciteer bij een opleiding die niet aansluit op mijn onderzoekservaring, kan ik aantonen dat ik weet wat onderzoek doen is en dat ik over doorzettingsvermogen beschik.’

Elders proberen studenten op andere manieren wetenschapservaring te vergaren, binnen of buiten het curriculum. De bijna afgestudeerde UU-studente Annemarie van Deursen deed gynaecologisch onderzoek in Ghana. Volgens Van Deursen is een publicatie mooi, maar gaat het studenten ook om de contacten die onderzoek opleveren. ‘Ik wist dat de hoogleraar die mij kon begeleiden niet alleen aansprekende artikelen op zijn naam heeft staan, maar ook een belangrijke positie binnen de opleiding inneemt.’

Inlikken

Naamsbekendheid is dus belangrijk als je straks gaat solliciteren. Behalve door onderzoek te doen, krijg je die door in de smaak te vallen tijdens de coschappen van het gewenste specialisme. En dan vooral tijdens de ‘oudste’ coschappen of semi-artstage. ‘Hard werken, altijd op tijd zijn, perfecte verslagen maken en de extra stapjes zetten die eigenlijk niet bij je werk horen’, zo vat Van Deursen de strategie samen.

Inlikken is niet voor niets een bekend werkwoord in het vocabulaire van gevorderde geneeskundestudenten. Ambitieuze coassistenten zouden er een sport van maken om een wit voetje te halen, bijvoorbeeld door uitjes te organiseren of borrels te bezoeken.

Het klinkt niet sjiek: ‘inlikken’, maar positief geformuleerd gaat het gewoon om jezelf laten zien en contacten leggen. En daar is in feite niet veel mis mee, als het tenminste niet op een geforceerde manier gebeurt.

Jonas de Jong, aio en onderzoeker op de afdeling Cardiologie van het AMC, ondervindt geregeld dat studenten ‘geïnteresseerd’ naar zijn onderzoek vragen. ‘Dat is dan duidelijk een move, maar ik snap het wel. Coassistenten zijn zenuwachtig en willen zich in een helder daglicht stellen. Maar vraag dan ook door: bijvoorbeeld hoe onderzoekers worden aangenomen.’

Snijdend of niet

De Utrechtse opleider interne geneeskunde Edith ter Braak denkt dat studenten een grotesk beeld hebben van de contacten die zij tijdens hun coschappen moeten leggen. ‘Dat zal misschien komen door dat boek De co-assistent van Anne Hermans. Studenten zijn bang dat hun kansen verkeken zijn als ze niet in de picture komen.’

Ter Braak benadrukt dat studenten eerst en vooral zelf moeten beslissen welke artsencarrière ze willen. Het maken van bewuste keuzes in een vroeg stadium is volgens haar noodzakelijk, zeker gezien de ambitie om specialistenopleidingen nauwer te laten aansluiten op de basisartsopleiding. ‘Welke loopbaan ambieer ik? Welk specialisme ligt me: snijdend of niet? Welke eisen stel ik met het oog op mijn privéleven en eventueel toekomstig ouderschap? Het valt vaak niet mee om dergelijke zaken op jonge leeftijd op een rijtje te krijgen. Maar pas dan kun je met overtuiging voor een keuze-coschap en een onderzoekstage in een bepaalde richting kiezen en een netwerk opbouwen. Natuurlijk helpt het als je voor een sollicitatiecommissie staat en er zijn mensen die jou kennen. Maar ook dan moet je voor 100 procent zeker weten dat je die plek wilt hebben en dat ook uitstralen.’

Dat is ook de boodschap van Desiré van Teeffelen, die drukbezochte sollicitatietrainingen geeft aan coassistenten en basisartsen die specialist willen worden. ‘Geneeskundestudenten vergeten soms naar zichzelf te kijken.’ Maar Van Teeffelen onderkent ook het belang van netwerken. Niet voor niets adviseert zij cursisten een sollicitatiebrief te beginnen met een verwijzing naar een ‘warm contact’. ‘Sommige studenten weten niet dat ze gewoon om een referentie moeten vragen als een coschap of een stage goed is verlopen. Dan gaan ze weg en hebben geen idee hoe ze het hebben gedaan.’

Van Teeffelen ziet bovendien dat studenten vaak bang zijn hun ambities te bespreken met begeleiders en opleiders. Ter Braak, instemmend: ‘Wat dat betreft zijn studenten toch wat bleu. Waarom zou je niet op iemand afstappen en vragen hoe de zaken in zijn of haar discipline in elkaar zitten?’ Slee-Valentijn: ‘Coassistenten praten weinig over wat ze willen. Ze denken dat arts-assistenten daar niet op zitten te wachten, terwijl we het alleen maar leuk vinden als mensen enthousiast zijn.’

Warme contacten

Enige onderzoekservaring is tegenwoordig voor veel vakken een sine qua non. En warme contacten zijn zeer aanbevolen. Toch hoeft het nog niet de doodsteek te zijn als je medische carrière tijdens de basisartsopleiding nog niet op stoom komt. Want hoewel niemand wil dat de artsenopleiding al te veel tijd in beslag neemt, is er altijd nog gewoon de route via een assistentschap-niet-in-opleiding, benadrukt voormalig opleider heelkunde Paul Breslau, thans secretaris van de Medisch Specialisten Registratie Commissie. ‘Een excellente student hoeft nog geen excellente dokter te zijn. Kennis is maar één van zeven competenties waar een moderne arts over moet beschikken. Je kunt wel promoveren en briljant zijn, maar kun je ook een arm om iemand heenslaan? Dat is net zo belangrijk. En dat leer je misschien het beste door een tijdje de praktijk in te gaan.’

Of je moet al hebben bewezen dat je competenties op andere vlakken hebt verzameld. Dan kan het bijvoorbeeld helpen als je topsporter bent. De Groningse hoogleraar Gans geeft dat criterium een prominente plaats op zijn lijstje. Ter Braak: ‘Veel opleiders zien daarin een bewijs van doorzettingsvermogen. Maar die wilskracht kan ook uit andere activiteiten blijken. Bijvoorbeeld het bespelen van een muziekinstrument. Of wat te denken van mensen die om nare redenen naar Nederland komen, snel de taal leren en ook nog eens goede studieresultaten halen?’

Donororganen

De doorsneestudent zal het voor zijn profilering vooral moeten hebben van bijbaantjes en lidmaatschappen van besturen of commissies. Bloed prikken en werken in de thuiszorg zijn misschien wel de bekendste studentenbaantjes voor geneeskundestudenten. Voor de meeste studenten moet een job in de eerste plaats geld opleveren en flexibel zijn, maar sommigen vallen met hun neus in de boter. Stefan Hoyng (Leiden) werkte tot voor kort voor Eurotransplant, een organisatie die de uitwisseling van donororganen regelt voor een aantal Europese landen. ‘Dat is min of meer een traditie voor geneeskundestudenten bij Minerva. En ik vond het echt gaaf. Ik heb nu al enige ervaring met het omgaan met medische gegevens en gezien hoe het er in de medische wereld aan toegaat. Het mooiste was dat ik een keer met de chirurg mee mocht naar een orgaanuitname in Engeland. Door zulke ervaringen raakte ik geïnteresseerd in de chirurgie. En ja, door mijn bijbaan heb ik inmiddels inderdaad wat mensen leren kennen.’

Bestuurslid

Van bestuursfuncties, zeker bij de ‘goede’ verenigingen, hebben studenten echter hogere verwachtingen als het op cv-building aankomt. ‘Een voltijds bestuurslidmaatschap van een grote studenten- of studievereniging, dat betekent wel wat’, zegt Van der Aa. ‘Er zijn vast studenten die zoiets doen omdat het goed staat op hun cv. Ik was ook bestuurslid bij mijn studievereniging. Dan leer je echt samenwerken en organiseren. Of tegen stress kunnen.’ Ter Braak hecht zeer aan extracurriculaire activiteiten. ‘Maar dan moeten studenten er wel een verhaal bij hebben. Opgeklopte dingen, daar prik je zo doorheen.’

Van Deursen ziet de ironie er wel van in. ‘Pas aan het eind van je studie ontdek je wat de verschillende disciplines belangrijk vinden. Voor psychiatrie kan het goed zijn dat je een poos in het buitenland hebt gezeten. Dan heb je jezelf ontwikkeld. In de chirurgie waarderen ze een jaar bestuurservaring erg hoog. Maar ja, als je dat nu nog niet hebt gedaan, is het een beetje laat om dat soort dingen nog voor elkaar te krijgen.’


PDF van dit artikel

kindergeneeskunde solliciteren aios
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.