‘Je moet laten zien wat je kunt’
Plaats een reactieLinda van Laake, succescardioloog i.o.
Linda van Laake (32) gepromoveerd, in opleiding tot cardioloog, haalde een grote onderzoekssubsidie binnen, staat aan het hoofd van haar eigen onderzoeksgroep, wint dit jaar een prestigieuze prijs en heeft ook nog een sociaal leven. Anouk Eikendal
Zeg eens eerlijk, hoeveel uur werk je in de week?
‘Haha, deze vraag krijg ik wel vaker; ik zou mijn uren eens moeten tellen want ik weet het niet. Op papier 48 uur maar dat is denk ik wel meer; een uurtje of 60 per week haal ik wel. Het hangt er ook vanaf hoe je werkdruk ervaart. Als ik bezig ben in de kliniek heb ik wel het gevoel dat ik aan het werken ben. Tijdens een onderzoeksdag waarin ik kan uitslapen, stukken schrijf of e-mails beantwoord, voelt dat niet als werk, ook al ga ik tot laat in de avond door.’
Zo jong, en nu al zo’n glansrijke carrière, hoe doe je dat?
‘In mijn vierde jaar geneeskunde kwam ik in aanraking met wetenschappelijk onderzoek als student-assistent bij vaatchirurgie. Ik werkte mee aan onderzoek naar aneurysmata en werd erdoor gegrepen.
Na mijn afstuderen had ik dus al een onderzoeksnetwerk en een onderzoek-cv op zak. Zo ben ik eigenlijk in mijn promotie gerold, waarin ik onderzoek deed naar stamceltherapie om de hartfunctie na een myocardinfarct te verbeteren. Daarna heb ik nog een jaar als postdoc gewerkt bij het Gladstone Institute in San Francisco. Toen ik terugkwam, ben ik aangenomen voor de opleiding cardiologie.’
Waar komt je interesse voor cardiologie vandaan?
‘Hart en vaten fascineren me. Hart- en vaatziekten komen voor in mijn familie, dus ik ben er al op jonge leeftijd mee in aanraking gekomen. Toen ik ging studeren wilde ik vaatchirurg worden. Maar cardiologie past meer bij me omdat de combinatie van denken en doen mij aanspreekt. De actie van het vak, die acute problematiek, zoals een infarct of ernstige ritmestoornis, met zich meebrengt, trekt me aan.’
Je hebt een VENI-subsidie gekregen, 250.000 euro om onderzoek te doen. Hoe is je dat gelukt?
‘Ik las in een medisch tijdschrift dat cellen zelfs in kweekschaaltjes hun autonome, genetisch bepaalde dag-nacht-ritme behouden. Dat vond ik bizar! In mijn hoofd legde ik de link met mijn eigen onderzoek, omdat die ritmes een grote rol spelen in de fysiologie van het hart. Denk maar aan je bloeddruk en pols; die zijn ’s nachts ook lager dan overdag. Mogelijk beïnvloedt dit circadiane ritme ook de stamcellen die wij gebruiken om het hart te regenereren. Daar moest ik wat mee, dus schreef ik een beursaanvraag en kreeg geld om dit te onderzoeken.’
Maar je bent ook in opleiding tot cardioloog, hoe doe je dat dan?
‘Ik werk 70 procent van mijn tijd in de kliniek en 30 procent aan mijn onderzoek. Er werken ook een analist, een aio en een student aan mijn onderzoek, dat ligt dus nooit stil. Als ik rondren op de afdeling zijn er principal investigators (PI’s) die mijn mensen in het lab kunnen helpen als er iets acuuts is.’
Je combineert de kliniek en basaal wetenschappelijk onderzoek. Zou je je niet liever helemaal op je onderzoek storten?
‘Nee, ik kan kliniekdagen en onderzoeksdagen goed scheiden. Roostertechnisch was dat wat lastig voor elkaar te krijgen, maar mijn collega’s en opleiders zijn gelukkig heel coulant. Parttime werken is ook bij cardiologie steeds meer in opkomst. Het mooie is dat ik nu in de praktijk zie waar ik mijn onderzoek voor doe. Bij patiënten met ernstig hartfalen die een uitzichtloze toekomst hebben, denk ik: “dat probeer ik dus te genezen, ook al is het nog heel ver weg”.’
Blijft er nog tijd over voor een leven buiten de geneeskunde?
‘Ik doe genoeg leuke dingen hoor, hardlopen, uit eten. Ik heb een lieve familie, vrienden en een vriendje, die zie ik regelmatig. Vooralsnog klaagt niemand.’
Wat is jouw sleutel tot succes?
‘Succes komt deels op je pad, en deels dwing je het af door kansen te grijpen en hard te werken. Bovendien moet je naar buiten treden met wat je doet; als niemand weet wat jij aan het doen bent, kun je ook geen kansen creëren. Er staat geen advertentie in de krant, je moet zelf laten zien wat je kunt. Ik heb de mazzel gehad dat ik rolmodellen had die wel wat in mij zagen. Hun passie voor de wetenschap en het vertrouwen dat zij mij gaven, deden mij beseffen hoe leuk wetenschap kan zijn. Zij hebben mij bijvoorbeeld geholpen met het opbouwen van mijn netwerk en attendeerden mij op beurzen die ik kon aanvragen.’
Heb je tips voor studenten?
‘Wees nieuwsgierig en kritisch, neem niet alles klakkeloos aan. Daar zijn wij in Nederland overigens erg goed in, tegen hiërarchische verhoudingen in durven gaan en je eigen mening geven. Enthousiasme en creativiteit zijn ook belangrijk, de mensen met de gekste ideeën komen soms het verst. Laat zien dat je iets heel graag wilt. Ga naar het buitenland, waar je op jezelf aangewezen bent om een bestaan op te bouwen, en om te laten zien dat je openstaat voor andere invalshoeken. Tot slot moet je een teamplayer zijn en kunnen netwerken; onderzoek doen op geneeskundig gebied vergt sociale vaardigheden; dat doe je niet in je eentje op een zolderkamertje, ja in de 17de eeuw misschien.’
- Er zijn nog geen reacties