Nieuws
Julian de Rover
17 minuten leestijd
opleiding

Hoe kom je binnen bij een medische vervolgopleiding?

Het houdt vrijwel elke student bezig: hoe kom ik in opleiding? Wat moet ik daar allemaal voor doen en laten? Een onderzoek naar ambities en mogelijkheden.

1 reactie

Je bent op verjaardagsvisite, zo eentje met blokjes kaas, plakjes worst en een koffieschoteltje dat ongemakkelijk op je schoot balanceert. ‘Ach, het hoort erbij’, zeg je tegen jezelf. Bovendien ben je blij dat je de studie even links kan laten liggen. Maar dan gooit oom Sjors roet in het eten: ‘Zeg jongen, weet je eigenlijk al wat voor dokter je later wilt worden?’ Je was natuurlijk niet op je hoede, dus na een kleine kortsluiting zet je een glimlach op en steek je van wal met een kundig ingestudeerd nietszeggend monoloog: ‘Nou, eigenlijk vind ik alles heel leuk. Ik heb op zich wel een top drie, maar de keuze kan zomaar veranderen, en gelukkig hoef ik nog láng niet te beslissen.’

In de bachelorfase zal het veel studenten dan misschien nog een plakje worst wezen, maar eenmaal in de master komt de realiteit snel dichterbij… Hoe kom ik nou in opleiding als die artsenbul eenmaal binnen is? Voor velen is een keuze maken al moeilijk genoeg (want ja, alles is toch leuk?), maar vervolgens moet je ook nog zorgen dat je binnenkomt. Hoe profileer je jezelf en hoe zorg je dat je een aantrekkelijke kandidaat bent? Want laten we eerlijk zijn, met jou zijn er honderd anderen die azen op hetzelfde opleidingsplekje.

Als coassistent aan de MCL Academie ben ik op zoektocht gegaan. Het begon met een enquête, ingevuld door 165 geneeskundestudenten van de Rijksuniversiteit Groningen, voornamelijk uit de master. Om deze groep verder te illustreren zie je in figuur 1 welke vakken de respondenten ambiëren en in figuur 2 wat ze belangrijk vinden in hun vervolgopleiding.

Figuur 1 beoogde beroepskeuze
Figuur 1 beoogde beroepskeuze
Figuur 2 Wat is belangrijk bij de keuze voor vervolgopleiding?
Figuur 2 Wat is belangrijk bij de keuze voor vervolgopleiding?

Vervolgens heb ik twaalf opleiders van verschillende vakgroepen binnen opleidingsregio Noord-Oost zover gekregen om met mij om de virtuele tafel te gaan zitten en mijn vragen te beantwoorden.

Op deze manier heb ik geprobeerd wat nuance te scheppen in de wirwar van vooroordelen die er bestaan over dit onderwerp. Het resultaat is een pseudowetenschappelijke beschouwing (want ja, n=1) op basis van de enquête en de interviews. Let wel dat de conclusies niet per se overeenkomen met de andere opleidingsregio’s. Hieronder zie je steeds eerst de uitkomst van een enquêtevraag, gevolgd door de reactie van de opleiders.

Hoe verhoog je je kans op een opleidingsplek?

Ik heb studenten gevraagd hoe groot zij de invloed achtten van verschillende factoren (zoals werkervaring) op hun kans om in opleiding te komen. Hierbij konden ze het belang op een schaal van 1 tot 5 aangeven (zie kader: Uitkomsten studentenenquête).

Onderzoek en promoveren

Hier en daar duikt er een onderzoek op over promoveren in de medische sector en er verschijnen ook regelmatig opiniestukken over in Medisch Contact. Het onderwerp leeft dus, dat is duidelijk. Het onderzoek van Matijsen et al. (2019) concludeerde bijvoorbeeld dat de meerderheid van de intramurale opleiders denkt dat promoveren een grote invloed heeft op je kansen om in opleiding te komen (50% van de beschouwende en 67% van de snijdende specialismen).[1] Hoog tijd om de opleiders ook eens face-to-face te vragen hoe dit zit.

Uit de enquête kwam dat 57 procent van de studenten promoveren belangrijk tot zeer belangrijk vond voor hun kansen om in opleiding te komen. Onderzoekservaring in het algemeen werd door 65 procent belangrijk tot zeer belangrijk gevonden. Wat zeggen de opleiders er zelf over?

  • Spoedeisende geneeskunde

Er zijn tot op heden weinig mensen gepromoveerd in de spoedgeneeskunde. Met onderzoeksaffiniteit heb je dan ook een streepje voor. In de praktijk doen bijna alle aioskandidaten wel iets aan onderzoek, onder andere om hun cv wat meer allure te geven. Reeds gepromoveerd zijn is absoluut niet noodzakelijk, maar het verhoogt wel je kansen. Op dit moment zitten er twee aiossen in een promotietraject.

  •     Cardiologie

Gepromoveerd zijn vergroot je kansen aanzienlijk. Het geeft aan dat je serieus bezig bent met het vak en een flinke dosis doorzettingsvermogen hebt. Daarnaast worden veel aiossen aangenomen voor een combinatietraject van tien jaar, waarbij ze eerst promoveren en vervolgens doorstromen naar de opleiding. De aiossen die minder wetenschappelijk georiënteerd zijn kunnen de opleiding in de topklinische ziekenhuizen volgen.

  •     Heelkunde

Bij de heelkunde kom je er zonder onderzoekservaring eigenlijk niet tussen, tenzij je uitzonderlijk goed bent. Het advies luidt om minstens vier artikelen op je naam te hebben staan. Met een PhD op zak sta je tien-nul voor, maar dat geeft alsnog geen garantie. In de praktijk is wel zo’n 30 procent van de kandidaten reeds gepromoveerd en dat percentage lijkt alleen maar toe te nemen.

  •     Plastische chirurgie

Bij de plastische zijn praktisch alle aiossen met onderzoek bezig en een meerderheid volgt zelfs een promotietraject. Van de elf huidige a(n)iossen zijn er zeven reeds of bijna gepromoveerd. Dus dat zijn flinke aantallen. De opleider ziet kandidaten echter liever zónder PhD binnenkomen, zodat ze  later juist bij hen kunnen promoveren.

  •     Interne geneeskunde

60 tot 70 procent van de aiossen is reeds of bijna gepromoveerd. Zonder onderzoek is het erg moeilijk bij interne, tenzij je een zeer goede clinicus bent en je daarnaast op een andere uitzonderlijke manier weet te profileren. Je kunt dus het beste wel wat artikelen op je naam hebben staan, dat getuigt ook direct van je commitment.

  •     Dermatologie

Ongeveer de helft van de huidige aiossen is gepromoveerd. Net als bij de plastische hebben ze echter liever iemand die affiniteit heeft met onderzoek dan iemand die al gepromoveerd is. Op dit moment is een aantal aiossen met onderzoek bezig en zitten er twee zelfs in een promotietraject.

  •     Klinische geriatrie

Gepromoveerd zijn is uiteraard een pre, maar absoluut niet noodzakelijk. Er is behoefte aan meer onderzoek in de geriatrie, dus onderzoeksambities worden alleen maar aangemoedigd. Als er echter een goede kandidaat binnenkomt zonder PhD of onderzoeksambitie, dan wordt die alsnog    aangenomen.

  •     Radiotherapie

Onderzoekservaring helpt, maar is geen voorwaarde om in opleiding te komen. In de opleiding zit ook zes maanden wetenschapsstage, waardoor iedereen er toch mee in aanraking komt. In praktijk is uiteindelijk zo’n 20 procent van de aiossen met een promotietraject bezig.

  •     Tropengeneeskunde (AIGT)

De meeste aiossen doen onderzoek vóór ze in opleiding komen, maar tijdens de opleiding niet. Je scoort punten als je een aantal voor het vak relevante artikelen hebt gepubliceerd, maar een promotie an sich is niet een heel zwaarwegend item in dit vak.

  •     Gynaecologie

Vroeger waren klinische ervaring en wetenschap het belangrijkst. Tegenwoordig wordt vaak ook naar de andere zaken op je cv gekeken. Toch is zo’n 40 procent van de aiossen op dit moment gepromoveerd of bezig te promoveren. Ook zijn er altijd wel een aantal met onderzoek zonder promotie bezig voor ze in opleiding komen.

  •     Kindergeneeskunde

Bij kindergeneeskunde telt wetenschap even zwaar als affiniteit met onderwijs, innovatie, organisatie, etc. Een PhD op zak hebben kan wel helpen, maar ze willen niet dat je tijdens de opleiding ook nog bezig bent met promoveren, want die combinatie is lastig. In praktijk is zo’n 20 tot 25 procent van de aiossen gepromoveerd.

  •     Huisarts

Onderzoekservaring of een promotie kan helpen jou te onderscheiden en verdient aanbeveling, maar het is zeker niet van doorslaggevende betekenis. Er is dan ook een minderheid van de haiossen gepromoveerd. Onderzoek wordt wel gestimuleerd, bijvoorbeeld via het aioto-traject, waarbij je in zes jaar zowel promoveert als huisarts wordt.

  •     Klinische chemie

Bij de klinische chemie komen kandidaten voort uit biomedische wetenschappen, farmacie en een klein deel uit geneeskunde. Onderzoekservaring is een vereiste en het wordt sterk aangeraden eerst een PhD te gaan doen in een vak dat grenst aan de klinische chemie. Zo’n 80 procent van de kandidaten is gepromoveerd en alleen in uitzonderlijke gevallen word je ook zonder PhD aangenomen.

Werkervaring

Werkervaring als anios is in principe bij elke vervolgopleiding belangrijk – al dan niet vereist –, maar bij de ene opleiding moet die ervaring langer zijn dan bij de andere. In de enquête kwam naar voren dat 89 procent van de studenten anioservaring belangrijk tot zeer belangrijk vindt voor zijn kansen om in opleiding te komen. Wat zeiden de opleiders zelf over de vereiste ervaring bij hun vak?

  •     Spoedgeneeskunde

Je moet minimaal twee jaar relevante werkervaring hebben, bijvoorbeeld op de spoed en ic.

  •     Cardiologie

Na één aniosjaar op de cardio wordt vaak al beslist of je geschikt bent voor het vak. Bij twijfel kan het langer duren.

  •     Heelkunde

Twee jaar werkervaring is gebruikelijk, het liefst op verschillende werkplekken/ziekenhuizen. Soms worden erg goede kandidaten ook eerder aangenomen.

  •     Plastische chirurgie

Twee jaar werkervaring is het minimum: een jaar heelkunde en een jaar plastische chirurgie.

  •     Interne

Bij gebleken geschiktheid (door de vakgroep beoordeeld) worden de interne aniossen al binnen een  jaar geadviseerd om te gaan solliciteren.

  •     Dermatologie

Twee jaar werkervaring is gemiddeld; het liefst een jaar op de dermatologie en een jaar bij een snijdend vak.

  •     Klinische geriatrie

Een half- tot een heel jaar werkervaring op de geriatrie is gebruikelijk. Soms wordt jonge aniossen geadviseerd eerst nog ergens anders te gaan werken voor ze gaan solliciteren, om wat levenservaring op te doen en buiten hun comfortzone te treden.

  •     Radiotherapie

Steeds meer academische centra bieden aniosplekken radiotherapie aan, maar daar zijn er nog niet veel van. Een andere goede optie zou interne oncologie zijn, maar het belangrijkste is dat je een jaar algemene werkervaring hebt als dokter.

  •     AIGT (tropen)

Één jaar werkervaring bij een relevant specialisme is het minimum (chirurgie, verloskunde, kindergeneeskunde of spoed).

  •     Gynaecologie

Gemiddeld één tot anderhalf jaar, maar eigenlijk nooit langer dan twee jaar. Bij voorkeur in een opleidingsziekenhuis binnen de opleidingsregio.

  •     Kindergeneeskunde

Kandidaten moeten minstens één jaar werkervaring hebben. Meestal hebben ze echter wel twee tot tweeënhalf jaar werkervaring en dat hoeft niet per se alleen binnen kindergeneeskunde te zijn.

  •     Huisarts

Werkervaring bij de SEH en ggz is een goede voorbereiding. Aangenomen worden na één jaar is niet ongebruikelijk, maar in het algemeen geldt: hoe breder je ervaring, hoe beter.

  •     Klinische chemie

Aniossen bestaan hier niet. De werkervaring komt puur uit onderzoek, bij voorkeur met betrekking  tot het laboratorium.

Extracurriculaire activiteiten

Werkervaring in de vorm van bijbaantjes (tijdens de studie) werd door studenten minder belangrijk gevonden: 78 procent stemde neutraal of lager. Ook bestuurservaring werd overwegend onbelangrijk gevonden: 87 procent stemde neutraal of lager.

De houding van opleiders tegenover extracurriculaire activiteiten verschilt onderling, maar er is wel wat common ground. Hoe een opleider naar je cv kijkt is grotendeels persoonlijk, maar je kan je voorstellen dat jezelf onderscheiden belangrijker is bij een vak met hoge selectiedruk. De huisartsopleiding neemt bijvoorbeeld jaarlijks achthonderd op duizend sollicitanten aan en bij de geriatrie en radiotherapie loopt het aanbod ook niet over. In zijn algemeenheid geldt dat bijzondere activiteiten zoals (top)sport, bestuur en (bij)baantjes wel degelijk wat puntjes kunnen opleveren bij de sollicitatie. De opleiders gaven toe dat zulke dingen kunnen bijdragen aan jouw karakterschets. Daarbij kan het getuigen van doorzettingsvermogen en de capaciteit om werk en privé te combineren. Bovendien val je domweg op als je iets bijzonders hebt ondernomen.

Wanneer jij naast je studie veel hebt gewerkt, vertelde de opleider heelkunde me, getuigt dat van een bepaalde mentaliteit. Topsport idem dito. De opleider van plastische chirurgie wordt persoonlijk niet zo warm of koud van een dik cv, zolang je maar aantoonbare affiniteit met het vak hebt. De opleider dermatologie kijkt ook graag door je cv heen en vraagt zich af wat jou beweegt als

dokter, niet wat jou beweegt om je cv op te leuken. De interne zegt dat ze zoeken naar commitment, doorzettingsvermogen en authenticiteit; dat kan allemaal blijken uit je cv en het gesprek. Dan zijn er ook nog vakspecifieke dingen. Bestuurservaring bij een organisatie die aan ontwikkelingshulp doet is uiteraard een pre als je tropenarts wilt worden. Opvallend was dat de opleider gynaecologie benoemde dat affiniteit met ICT ook een pre kan zijn. Het digitale zorglandschap staat volop in bloei, dus artsen die daar kaas van hebben gegeten kunnen ze goed gebruiken.

Om aan de uiteenlopende antwoorden een conclusie te verbinden, zou ik zeggen dat opleiders vrij gemakkelijk door een ‘opgeblazen cv’ heen prikken. Als jij echter met passie iets hebt ondernomen naast je studie op basis van intrinsieke motivatie, dan kan dat alleen maar in je voordeel werken. Ga dus niet allemaal willekeurige commissies doen louter om je cv op te vullen, daar heb je niet zoveel aan.

Netwerk

Een netwerk hebben binnen de vakgroep werd door 68 procent van de studenten belangrijk tot zeer belangrijk gevonden. Verder bleek dat praktisch niemand vond dat lid zijn van een studentenvereniging of medisch dispuut je kansen positief beïnvloedt.

Ik vroeg de opleiders of een netwerk belangrijk is voor je sollicitatiekansen. De respons was vrij unaniem. Het is vooral belangrijk dat de vakgroep weet of jij een goede dokter bent. Dat vertaalt zich vervolgens in een aantal goede aanbevelingen, bij voorkeur vanuit een opleidingsziekenhuis. Een groot netwerk met veel contacten is niet per se bijdragend, je kan beter een opleider hebben die voor  je instaat.

Dan de verenigingen. Met name de chirurgie staat bekend om haar van oorsprong corporale

karakter. Vroeger moest je ‘lid’ zijn, geroeid hebben of bestuurslid zijn geweest, anders kon je het wel schudden. Ik vroeg de opleiders heelkunde en plastische chirurgie of er nog iets van deze cultuur over is. Beiden zeiden dat het bij de nieuwe generaties wel meevalt en dat het sowieso niet meespeelt  bij de sollicitatie. Roderick-Jan en Anne-Fleur hebben evenveel kans op een plekje als Sjoerd en Sjoukje. Deze ontwikkeling lijkt ook samen te hangen met het toenemende percentage vrouwen binnen het vak en dan met name onder de opleiders. Het is wel zo dat een relatief groot gedeelte van de geneeskundestudenten die bij een studentenvereniging zitten ook chirurg wil worden.

De stellingen

Tot slot werden er enkele stellingen gepresenteerd waarover studenten hun mening konden geven. De stellingen werden vervolgens ook aan de opleiders voorgelegd. In de grafieken zie je wat de studenten hebben geantwoord.

Verschil tussen man en vrouw

Een derde van de studenten dacht dat mannen een grotere kans hebben om in opleiding te komen. Als toelichting werd meermaals aangegeven dat het te maken had met het grote aandeel vrouwen in de geneeskundestudie. Wat zeiden de opleiders hierover?

en derde van de studenten dacht dat mannen een grotere kans hebben om in opleiding te komen. Als toelichting werd meermaals aangegeven dat het te maken had met het grote aandeel vrouwen in de geneeskundestudie. Wat zeiden de opleiders hierover?

De opleiders gaven verschillende reacties op deze stelling. Het is waar dat de geneeskundeopleiding voor zo’n driekwart uit vrouwen bestaat, maar niet elke opleider gaat hier op dezelfde manier mee om. De opleiders interne, SEH, huisarts en klinische chemie vertelden me dat ze proberen puur naar competenties te kijken en dat er niet per se gestreefd wordt naar een 50/50 balans.Ze sloten echter niet uit dat er een onbewuste bias meespeelt.

Hiernaast kun je zien dat bij de huisartsopleiding de man-vrouwverhouding ongeveer gelijk is aan de geneeskundeopleiding. De resterende opleiders vertelden me dat je bij gelijke geschiktheid als man inderdaad een betere kans maakt omdat zij wel graag een bepaalde balans hebben. Teams met een gemengde samenstelling schijnen toch beter te presteren dan teams bestaande uit alleen mannen of alleen vrouwen, blijkt ook uit onderzoek.[2] In de praktijk blijft er wel een verschil zichtbaar tussen de vakken. Zo zijn bij kindergeneeskunde, gynaecologie, geriatrie en dermatologie de meeste aiossen vrouw en bij cardio, heelkunde en plastische zo’n beetje de helft.

Er zijn dus wel degelijk verschillen te zien tussen de opleidingen als het gaat om de man-vrouwverhouding. Bij gelijke geschiktheid zou je als man bij sommige opleidingen best een voordeel kunnen hebben, maar uiteindelijk kiest elke opleider in eerste instantie de beste kandidaat voor de baan, ongeacht het geslacht.

Gezinsleven

Meer dan de helft van de studenten dacht dat je een kleinere kans maakt om in opleiding te komen als je zwanger bent of een kind hebt. Wat zeiden de opleiders hiervan?

Elke opleider gaf grofweg hetzelfde antwoord op deze vraag: een gezinsleven hoort erbij. Vroeger moest je nog nét niet tekenen dat je niet zwanger ging worden tijdens je opleiding. Dat is natuurlijk voorbij. De meeste opleiders zijn zich bewust van de levensfase waar je in zit en kinderen horen daar nou eenmaal bij. Voor mannen wordt het ook steeds gebruikelijker om om die reden 80 procent te gaan werken. Een anioscontract voor een jaar daarentegen is niet zo verstandig als je op dat moment zwanger bent en drie maanden met verlof gaat, dus dat wordt minder snel gedaan. De meeste vrouwen worden pas zwanger als ze eenmaal in opleiding zijn. Dat is uiteraard ook een tactische keuze: je bent nu verzekerd van een opleiding en inkomen. Het komt desondanks ook weleens voor dat zwangere vrouwen op sollicitatiegesprek komen en worden aangenomen, of dat ze later moeten beginnen met de opleiding. Dat hoort geen issue te zijn. Het is echter wel een kritisch onderwerp van gesprek. Je moet kunnen uitleggen hoe je het werk met je privéleven denkt te gaan combineren. Heb je er wel goed over nagedacht? Zo willen de opleiders toetsen of je het wel aankan. Het kan juist ook getuigen van doorzettingsvermogen, dat je ondanks een kind tóch de opleiding wil starten en al een stabiele gezinssituatie hebt.

Parttime werken

De meeste studenten gaven aan dat het afhangt van het vak of je parttime kan werken of niet. Hierbij werden cardiologie, gynaecologie en chirurgie genoemd als specialismes waar het minder geaccepteerd is. Hoe denken  de opleiders hierover?

Er is de laatste jaren veel vooruitgang geboekt met betrekking tot de ziekenhuis-cao’s en de werktijdenwet. Daarnaast is parttime werken veel gebruikelijker geworden dan je misschien denkt. Meestal is het minimum echter wel 80 procent (en soms 60%) om het vak goed te kunnen leren. Je zit dan ook nog met diensten natuurlijk, waardoor je met een 80-procentscontract alsnog meer werkt dan een ‘normale’ fulltimebaan. Eigenlijk zeiden alle opleiders dat de  meerderheid van hun aiossen nu 80 procent werkt, behalve bij dermatologie – waar de meerderheid nog fulltime werkt – en heelkunde, waar ongeveer de helft 80 procent werkt. Bij de spoed en geriatrie wordt iedereen zelfs geadviseerd om parttime te werken en bij de plastische is het zo dat alle aiossen 80 procent werken, maar wel 100 procent betaald krijgen om zo te compenseren voor drukke diensten. Het is natuurlijk niet heel tactisch om bij je eerste sollicitatiegesprek gelijk over parttime werken te beginnen, maar parttime werken an sich is zeker niet ongebruikelijk, ook niet bij de klassieke ziekenhuisspecialismes.

Diversiteit

Tot slot vroeg ik de opleiders hoe het zit met de diversiteit binnen het sollicitatieproces. Wordt er überhaupt aandacht aan besteed? De kranten staan vol met artikelen die aangeven dat je met een buitenlandse achternaam minder snel een baan vindt. Hebben de opleiders daar ervaring mee?

De meeste opleiders laten weten dat deze kwestie niet meespeelt in hun keuze, zolang het een goede kandidaat betreft. Eentje gaf zelfs aan de naam en foto af te dekken voordat de brief gelezen wordt. Als je in Nederland bent opgeleid tot arts, wordt een bepaald basisniveau verondersteld. Dan maakt je komaf in principe niet meer uit. Daarbij weet je meestal al wat voor vlees je in de kuip hebt als de betreffende arts een tijdje als anios heeft gewerkt. Voor artsen uit het buitenland is het wel van belang dat ze de Nederlandse taal goed beheersen; staat je brief vol met fouten of blijkt tijdens het gesprek dat je taalvaardigheid onder de maat is, dan word je afgewezen. Bij de tropengeneeskunde is het aanbod per definitie een gemêleerd gezelschap, maar zijn er soms sollicitanten die in een land zijn opgeleid waarvan je niet precies weet hoe de opleiding is opgebouwd. Dat maakt het lastiger.

Voor de huisarts is de taalvaardigheid misschien nog wel het belangrijkst. Daarnaast moet je ook in staat zijn jezelf in andere culturen te verplaatsen en met de bijkomende normen en waarden om te gaan, of je nou uit Stadskanaal of Teheran komt. Kun je dat niet? Dan kan je beter een ander vak zoeken. Er zijn ook opleiders die beweren dat je wellicht zelfs een voordeel hebt met een buitenlandse achternaam. Het specialistenbestand vormt tot op heden geen goede afspiegeling van de maatschappij, dus heb je het liefst een groep aiossen die dat wel is. Een heel arsenaal artsen met achternaam De Vries en een blonde bos krullen past niet binnen dat streven.


Uitkomsten studentenquête

De enquête, via Google Forms, is ingevuld door 165 geneeskundestudenten. In de staafgrafieken kun je de uitkomsten lezen. Elke student kon aangeven hoe zwaar hij dacht dat ieder item weegt bij de kansen om in opleiding te komen: 1 is niet belangrijk, 5 is heel belangrijk. In de taartgrafiek zie je de verdeling van jaargangen onder de respondenten.

Lees ook het interview met Julian de Rover in Arts in Spe: Opleiders zetten vooroordelen recht.

Voetnoten

[1]             Mattijsen JC, Ghedri A, Redactie MR, Abdelmoumen : A, Casteleijn R. Onderzoeksrapport: promoveren en opleiders 2019. www.degeneeskundestudent.nl (accessed December 17, 2020).

[2]             NOS. Mannen én vrouwen in de operatiekamer werkt het beste, net als bij primaten | NOS 2018. https://nos.nl/artikel/2239684-mannen-en-vrouwen-in-de-operatiekamer-werkt-het- beste-net-als-bij-primaten.html (accessed December 17, 2020).

Lees ook
opleiding
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Thamar Kroes

    Master student Geneeskunde & Strategisch Management, Amsterdam

    Onbewuste bias komt volgens de literatuur regelmatig voor in de wetenschap en medische wereld, zowel op het vlak van gender als afkomst.
    Het kan het complete denkproces in een selectieprocedure medieren, waardoor een kandidaat niet puur wordt beoord...eeld op grond van professionele capaciteiten.
    Voorkomen van onbewuste bias op grond van afkomst voorkom je dan dus niet door de foto/naam af te dekken.
    In de schrijfwijze van dit artikel valt me in dit kader ook op dat door opleiders genoemd wordt dat ouderschap door een vrouw een gespreksonderwerp is bij sollicitatie, en van haar verwacht wordt dit te onderbouwen. Aanwijzing voor aannames op grond van gender dat juist dit benoemd wordt, omdat mannen zoals genoemd ook 80% blijken werken bij ouderschap.
    Overigens is het volgens mij bij wet verboden om als werkgever te vragen naar ouderschap en de combinatie met werk: https://mensenrechten.nl/nl/wetgeving-werving-en-selectie-rond-zwangerschap.
    'Uiteindelijk nemen opleiders de beste kandidaat aan' vind ik niet volledig in lijn met de onderzoeksresultaten. Als een kandidaat mogelijk geselecteerd wordt op andere kenmerken dan professionele capaciteiten, bijvoorbeeld door onbewuste bias of diversiteits-overwegingen met betrekking tot team samenstelling, dan is het hoogstens ‘een inschatting van de best passende kandidaat’.
    Aandacht voor onbewuste bias is belangrijk, maar het is ook belangrijk om de complexiteit van het fenomeen te onderkennen, en daarmee de inherente complexiteit van het inspelen op deze vorm van vertekening. Dat mis ik hier wel!
    Met betrekking tot gender sluit dit ook aan op een ander recent artikel: https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/feminisering-medisch-specialismen-zet-niet-door.htm

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.