Heimwee naar het ziekenhuis
Plaats een reactieEen paar minuten na negen loop ik het pand binnen. Voor de deur zit een groepje verslaafden die me lachend begroeten. Ik loop aarzelend naar binnen.
‘Sorry dat ik te laat ben’, zeg ik tegen de vrouw die onmiddellijk naar me toe loopt.
‘We zijn al lang blij dat je het zo snel gevonden hebt. Welkom bij de sociale verslavingszorg.’
Ik loop met haar mee door de gang.
‘We gaan nu eerst koffie drinken.’
‘Ah.’
Aan het eind van de gang komen we in een kale kantine, waarin net te weinig tafels en stoelen lijken te staan. Rondom een tafel zitten zeven mensen. Ik stel me voor als de nieuwe coassistent en pak een stoel. ‘Er wordt hier verbouwd’, verklaart iemand direct, ‘vandaar.’
De mensen om me heen zetten hun gesprek voort. Het gaat over wat de verschillende cliënten afgelopen weekend hebben uitgespookt. Langzaamaan begin ik me af te vragen of dit inderdaad koffiedrinken is, of dat hier eigenlijk wordt overgedragen.
Later op de ochtend ben ik in het kantoor van de maatschappelijk werker. ‘Een derde van mijn tijd zit ik in overlegstructuren’, legt ze uit. Gedurende de resterende uren van de ochtend werken we ons traag door de verschillende overleggen heen. Tussendoor wachten we.
’s Middags ontmoet ik de verslavingsarts, die het grootste deel van haar leven als endocrinoloog in het ziekenhuis heeft gewerkt. Ze vindt het werk hier leuk, maar had het echt niet haar hele leven willen doen. ’We werken hier helemaal niet zo hard hoor’, licht ze uit zichzelf toe. Verbaasde blik van een collega.
‘Nee toch? Vind jij echt dat we hier hard werken?’
Na één dag is het duidelijk dat ik in een compleet andere wereld dan het ziekenhuis ben beland. Ik denk aan veel van mijn mede-coassistenten die graag buiten het ziekenhuis willen werken – normaal werk, normale werktijden. Ik voel vooral heimwee naar het ziekenhuis.
Lees ook- Er zijn nog geen reacties