Nieuws
Evert Pronk
Evert Pronk
5 minuten leestijd

Een heer tussen de lijken

Plaats een reactie


Forensisch anatoom George Maat geeft doden hun identiteit terug

Koeweit, Spitsbergen en Afghanistan, het is maar een greep uit de veldwerkplekken van hoogleraar anatomie George Maat. Voeg hieraan toe de termen forensische antropologie, Scotland Yard, vuurwerkramp en scheurbuik, en het is duidelijk dat Maat geen doorsneedokter is.

Tijdens college en in de snijzaal is de anatoom George Maat (1946, Den Haag) een authentieke professor. Klassiek gekleed met altijd een vlinderdas, en daarboven een sierlijke snor. Zijn werkkamer contrasteert met de rest van het hypermoderne onderzoeks- en onderwijsgebouw van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC); antieke kasten zijn gevuld met schedels en botten, en foto’s aan de muur gaan tot tientallen jaren terug.

De Leidse hoogleraar anatomie is allesbehalve ‘stoffig’. Als expert in de forensische antropologie is hij verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Maat is de Nederlandse Temperance Brennan, beter bekend als Bones in de gelijknamige tv-serie van RTL 5. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Mijn gespeelde collega bij wie alles altijd fantastisch gaat. In de werkelijkheid doen we vooral ons best. Vaak met een goed resultaat, maar niet met een 100 procent score. Bovendien lossen we misdaden meestal niet alléén op. De technische recherche werkt ook door en de sporenzoekers op het NFI ook.’


Maats forensische werk begon dertig jaar geleden bij de destijds zeer bekende patholoog-anatoom dr. Jan Zeldenrust, directeur van wat toen nog heette het Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium. ‘Zeldenrust kwam me af en toe opzoeken met een doos botten, omdat hij wist dat ik daar interesse voor had. Meestal bleek het overigens archeologisch materiaal.’

Tegenwoordig wordt Maat vaker door het NFI ingeschakeld. ‘Vorig jaar waren er 122 gevallen van een vermoeden van een niet-natuurlijke dood en een onbekende identiteit van het slachtoffer. Aan mijn expertise is behoefte bij deels vergane of ernstig verminkte lichamen. Als de identiteit bekend is, dan is het met name werk voor de patholoog. Maar het gaat vooral om goede samenwerking. Ook met de mensen die het sporenonderzoek doen. Als ik uitzoek of een bepaalde hamer bij het soort gat past dat in een schedel is aangetroffen, moet ik ervoor zorgen dat ik eventuele metaalonderdeeltjes in de schedel veiligstel, want daar kunnen anderen weer veel aan onderzoeken. In tegenstelling tot wat je vaak op televisie ziet, heeft het gat overigens nooit de vorm van de hamer.’


Met collega-wetenschappers werkt Maat ook aan forensische onderzoeksmethoden. Opmerkelijk is het onderzoek van de vettige afdrukken die inbrekers of andere criminelen achterlaten als zij hun oor te luisteren leggen. Oorafdrukken blijken uniek genoeg voor onderzoek naar mogelijke daders.

‘Momenteel zijn we bezig met onderzoek naar het bepalen van de leeftijd door het tellen van jaarringen in de tanden. Jachtopzieners wisten het allang. Die verzamelden tanden van geschoten wild om te zien of er niet te jonge dieren worden afgeschoten. Maar bij mensentanden kun je de ringen alleen onder bepaalde belichting zien. Een nadeel is dat jaarringen pas ontstaan na het doorbreken van de tanden. Dat geeft een speling van zo’n vier jaar. Maar combinatie met andere leeftijdskenmerken maakt de schatting preciezer.’


De ontwikkelingen in het forensisch onderzoek gaan hard. ‘Er kan steeds meer. De samenwerking tussen het forensisch instituut en het LUMC geeft grote slagkracht. Het NFI heeft pathologen met veel ervaring. Wij hebben onze expertise en collega’s op allerlei medisch vakgebied die we kunnen consulteren.’


De toegenomen kennis heeft volgens Maat ook een nadeel. ‘We hebben wel eens het gevoel dat men bij justitie onze rapporten niet begrijpt. Daarom komt er binnenkort een boek met uitleg over forensische onderzoeksmethoden en de bewijskracht van verschillende technieken.’

Er komt dus een handleiding voor de boef? ‘Over de boef maak ik me geen zorgen. De boef is boef geworden omdat hij lui is. Hij wil op een makkelijke manier aan zijn geld komen en laat voortdurend steken vallen. Alleen in een crime passionnel is het nog erger, dan strooit de dader vaak sporen in het rond.’


Het werk voor het NFI betreft een minderheid van Maats bezigheden. Een belangrijk deel van zijn tijd gaat naar het anatomieonderwijs. ‘Er is in de geneeskunde een periode minder aandacht voor het vak geweest, met een gebrek aan anatomische kennis bij artsen tot gevolg. Vanuit de kliniek is de roep om meer anatomische kennis groot. Dat komt ook door steeds betere beeldvormende technieken. Je moet je anatomie goed kennen, omdat je meer ziet.’

Hoewel Maat verknocht is aan het onderwijs laat hij het schoolkrijtje direct vallen voor een klus met het Rampen Identificatie Team (RIT) van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Het team wordt ingezet bij rampen met meerdere dodelijke slachtoffers. ‘Het identificeren van lichamen heb ik voor het eerst in georganiseerd verband gedaan voor de antiterrorist branch van Scotland Yard. Dat was in het voormalige Joegoslavië. Daar hebben we lichamen uit massagraven geïdentificeerd.’


Vorig jaar zomer reisde Maat met het RIT af naar Afghanistan. ‘Dat was een hele toestand’, zegt hij met sonore stem. Er was een legerhelikopter met twaalf inzittenden, onder wie twee Nederlandse militairen, tegen een berg gevlogen. De helikopter is vervolgens, een brandstofspoor achterlatend, de berg afgestort waarbij de lichamen uit het toestel vielen en in brand vlogen. Amerikaanse militairen hebben de lichamen en lichaamsdelen naar een mortuarium op de luchtmachtbasis in Bagram overgebracht. Met het RIT zijn we in allerijl met twee kisten met gereedschap en materialen afgereisd.’

In een week tijd kregen Maat en zijn team de lichamen weer ‘nagenoeg compleet’. ‘Het was een hele puzzel. De anatomie is normaliter al niet eenvoudig, en bij losse onderdelen is het nog iets lastiger. Als er dan ook nog delen verbrand en verast zijn, wordt het heel erg moeilijk. Veertig jaar snijzaalervaring komt dan wel van pas. Zo van, ik heb hier een stuk spier, en zes zakken terug meen ik het andere deel te hebben gezien.’

Het RIT identificeerde in Afghanistan zo mogelijk aan de hand van vingerafdrukken, eventuele tatoeages en DNA-monsters. Aan de hand van botweefsel is de leeftijd vast te stellen. ‘Het leek veel op mijn eerste ervaring met een Nederlands team. Dat was bij de vuurwerkramp in Enschede. Daar lagen over een groot oppervlak allemaal lichaamsdelen. Het was niet eens duidelijk hoeveel mensen er waren overleden.’
Het is het wetenschappelijk karakter van het werk voor het RIT dat Maat voldoening schenkt. ‘Het succes dat je niet kunt proeven, is het gegeven dat je weet dat de familie het lichaam terugkrijgt.’


‘Waarom ik anatomie ben gaan doen? Na mijn afstuderen heb ik twee jaar in Suriname lesgegeven over anatomie, embryologie en histologie. Er werden daar wegen aangelegd waarbij oude graven kwamen bloot te liggen. Ik maakte er een sport van om te kijken of ik nog iets over die lichamen te weten kon komen. Was het een man of een vrouw en waren er sporen van ziekte? Het was mijn eerste archeologische werk.’

Later heeft Maat ook archeologisch en antropologisch onderzoek op Spitsbergen en in Koeweit gedaan. ‘In Koeweit heb ik vier jaar antropologisch werk aan de soldaten van Alexander de Grote verricht.’
In Spitsbergen werkte Maat in de jaren tachtig aan de overblijfselen van Nederlandse walvisvaarders uit de zeventiende eeuw. ‘Toen ontdekten we dat scheurbuik donkere plekken op de botten geeft. Dit onderzoek heeft onlangs een vervolg gekregen. Ik ben net terug. Nu onderzoeken we of je het vitamine-C-gebrek kunt aantonen door afwijkingen in het collageen. In het collageen in de huid zijn afwijkingen misschien eenvoudig aan te tonen.’


Forensisch of archeologisch werk, wat vindt Maat eigenlijk leuker?


‘Archeologisch-anatomisch onderzoek gaat over de geschiedenis en cultuur. Dat heeft een grotere draagwijdte, maar helaas is er veel minder geld voor dergelijk onderzoek beschikbaar. Forensisch werk, hoewel spannend, lijkt toch heel erg op een polikliniek. Het is een wachtkamer die je leeg moet zien te krijgen, maar binnen de kortste keren zit die weer vol. Ja, ik heb wel patiënten; alleen ze praten niet.’ 

Klik hier voor het PDF van dit artikel

 

anatomie & fysiologie
  • Evert Pronk

    Evert Pronk is een van de twee adjunct-hoofdredacteuren bij Medisch Contact. Hij houdt zich bezig met de online ontwikkeling van Medisch Contact, nascholingen, evenementen, boeken en andere uitgeefkansen. Het perspectief van de artsen staat hierbij centraal. Uitgeven vanuit de inhoud, is zijn devies.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.