Nieuws
Julia Franken
3 minuten leestijd
Column

Column 'in opleiding' - Wagenwijd open

Plaats een reactie






"Ik probeer met een soort waxinelichtje het trommelvlies te zien"





De huid ligt achter me. Gekke vlekken? Niets meer mee te maken.

Soms heb ik stiekem de neiging om me met iemands huid te bemoeien, om voorzichtig te suggereren dat de patiënt eens naar een dermatoloog moet met die moedervlek. Dat was tenslotte vier weken lang mijn wereld. Maar dat mag niet meer. Ik ben nu coassistent kno en dien me strikt te beperken tot het hoofd. Ik kijk via een veel te klein spiegeltje naar kelen, peuter in neuzen en probeer met een soort waxinelichtje het trommelvlies te zien – als coassistent krijg je de slechtste apparatuur die in het ziekenhuis is te vinden. En dat terwijl ik eindelijk een beetje doorhad hoe het werkt met de huid.

Mijn kno-ziekenhuis ligt middenin het centrum van een grote stad en dat is te merken. Het waxinelichtje is lang niet mijn grootste probleem – de anamnese helder krijgen, blijkt veel moeilijker. Van ongeveer 80 procent van de patiënten die ik hier zie, is de beheersing van het Nederlands gebrekkig tot compleet afwezig. Hoewel het een uitdaging is om alle informatie te krijgen die je wilt, kan het ook nogal frustrerend zijn. Na de anamnese en het lichamelijk onderzoek zie ik de patiënt namelijk nog eens samen met de arts. De arts vult de hiaten in mijn anamnese aan en stelt vaak ook vragen die ik al in de status heb gezet. Het is behoorlijk irritant als de patiënt stellig zegt nooit verkouden te zijn, als hij net daarvoor bij mij het tegenovergestelde heeft beweerd. Kennelijk was de vraag dan niet duidelijk en hangt het antwoord af van de manier waarop je hem stelt. Eigenlijk zou je elke vraag drie keer moeten stellen, telkens iets anders geformuleerd. En dan moet je kiezen voor het meest genoemde antwoord. Nadeel is dat je dan maar vijf patiënten op een dag kunt zien.
Een zoon of echtgenoot die mee is om te vertalen kan ontzettend nuttig zijn. Hoewel? Toen ik via een tolkende zoon aan een vrouw met snurkklachten vroeg of ze ook slaapapneus had – altijd een moeilijk uit te leggen fenomeen – vertelde ze een lang en geanimeerd verhaal. De vertaling van de zoon luidde: ‘Nee’. Is zo’n antwoord een tijdbesparende samenvatting van het verhaal van zijn breedsprakige moeder of mis ik belangrijke details?
Ik zuchtte dan ook toen opnieuw een vrouw met een hoofddoek samen met haar man mijn kamertje binnenkwam. Maar dit keer deed de vrouw het woord: ‘Me man heb zo’n last van snurken. Ik ken er gewoon nie van slapen.’ Ik glimlachte verrukt.

Leuk bij kno zijn de vele verschillende leeftijden. Kinderen met oorpijn zijn er in overvloed. Dat is een lekkere afwisseling met alle ouderen met presbyacusis. De meeste kleintjes zijn behoorlijk wantrouwig als je met een trechter in hun oor kriebelt, maar echt krijsen doen ze zelden. En zelfs de kleinste kinderen spreken vaak beter Nederlands dan hun ouders.
Wel ben ik soms lichtelijk verbaasd over opvoedtechnieken – ook van die van Nederlanders trouwens. Een jongetje van vier liet zich zoet door mij onderzoeken, totdat ik in zijn mond wilde kijken. Hij weigerde pertinent, de kaken stijf op elkaar gedrukt. Ik wilde het al opgeven – de arts zou toch later nog kijken – toen de vader van het jongetje zijn portemonnee trok. Hij zwaaide met een biljet van twintig euro voor de neus van de vierjarige, die totaal niet onder de indruk was. ‘Doe je mond open!’ brulde vader. Helaas was de twintig euro niet voor mij, want mijn mond viel wagenwijd open.

Julia Franken is student geneeskunde

Medisch Contact 8 2009, rubriek in opleiding

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.