Nieuws
seksuele intimidatie

Betere aanpak seksuele intimidatie

Plaats een reactie

Emily Boersma, De Geneeskundestudent i.o.

‘Een melding maken, ik weet niet hoor… Straks komt hij erachter dat ik die melding heb gemaakt.’ Seksuele intimidatie is een groot probleem en blijkt lastig aan te pakken. Studenten vinden het vaak lastig om een voorval te melden, omdat zij bang zijn dat de melder toch te herleiden is.1 Toch is het melden van seksuele intimidatie belangrijk. Dan kan er namelijk actie worden ondernomen.

Hoe gaan faculteiten om met seksuele intimidatie? En is de meldingsprocedure voor seksuele intimidatie de laatste jaren verbeterd? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heeft De Geneeskundestudent i.o. (het voormalig KNMG Studentenplatform) in het najaar van 2014 een inventarisatie gedaan.

De inventarisatie
Van september tot en met november 2014 inventariseerde De Geneeskundestudent i.o. de zichtbaarheid en de toegankelijkheid van de vertrouwenspersonen van de faculteiten. Daarnaast is de meldingsprocedure na seksuele intimidatie en de aandacht voor seksuele intimidatie in het curriculum onderzocht.
Op alle faculteiten is een vertrouwenspersoon aanwezig. En de meeste vertrouwenspersonen zijn gemakkelijk te vinden op internet, zoals op de website van de universiteit. Ook is de informatie op de webpagina’s doorgaans duidelijk. Maar de vertrouwenspersoon is nog niet op alle faculteiten onafhankelijk. Dit is wel aan te raden, omdat studenten aangeven dat zij dit op prijs stellen. Verder kwam uit de inventarisatie naar voren dat de meeste faculteiten volgens een duidelijk protocol werken. Drie faculteiten hebben echter geen protocol of een protocol zonder stappenplan. Aangezien een goed stappenplan meer duidelijkheid creëert voor de student en de drempel om seksuele intimidatie te melden verlaagt, is het aan te raden om een stappenplan op te nemen in het protocol. Op alle faculteiten wordt aandacht besteed aan seksuele intimidatie in het onderwijs, maar nog niet alle faculteiten hebben een weerbaarheidstraining. Op dit punt valt dus zeker nog iets te verbeteren.

Seksuele intimidatie: eerder onderzoek
Aanleiding voor de inventarisatie waren eerdere enquêteresultaten van het KNMG Studentenplatform, de voorganger van De Geneeskundestudent i.o. Uit de enquête van 2006 bleek dat 11 procent van de bachelorstudenten en 21 procent van de coassistenten tijdens hun opleiding werd geconfronteerd met seksuele intimidatie (zie tabel 1).23 Daders waren veelal stafleden en arts-assistenten, maar ook patiënten en medestudenten maakten zich hier schuldig aan. Ondanks de hoge prevalentie, waren er weinig meldingen. Slechts 7 procent van de geneeskundestudenten klopte aan bij een vertrouwenspersoon van de faculteit.1 het toenmalige Studentenplatform riep faculteiten op om seksuele intimidatie bespreekbaar te maken en de meldingsprocedure inzichtelijker te maken.
In 2012 was er weer een inventarisatie onder geneeskundestudenten naar het vóórkomen van seksuele intimidatie, om te toetsen of het aantal studenten dat seksueel geïntimideerd werd lager was dan in 2006 en of seksuele intimidatie vaker gemeld werd. Helaas was er weinig verandering te zien in het aantal geneeskundestudenten die seksueel geïntimideerd werd (zie tabel 1).4 Nog steeds stapte maar 13,3 procent van de studenten naar een vertrouwenspersoon.1 Aangezien de prevalentie nog steeds te hoog was en seksuele intimidatie te weinig gemeld werd, werd een oproep gedaan aan de faculteiten om maatregelen te nemen tegen seksuele intimidatie en met name de meldingsprocedure te verbeteren.4

Wat is nodig voor de aanpak van seksuele intimidatie?
Het is belangrijk dat studenten bij een vertrouwenspersoon terecht kunnen om een melding te doen, eventueel anoniem, maar ook om te praten en steun te zoeken. Om een melding bij een vertrouwenspersoon zo goed mogelijk te laten verlopen, is het belangrijk dat er een protocol is met een duidelijk stappenplan. Er moet beschreven zijn bij wie je een melding kunt maken, in welke situatie en het verdere verloop van het proces moet duidelijk zijn. Ten slotte is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan seksuele intimidatie in het curriculum. In de masterfase, bij voorkeur vóór het begin van de coschappen, kan een weerbaarheidstraining worden gegeven in de vorm van een werkgroep met casussen over ongewenst gedrag.

Conclusie
Alle faculteiten hebben sinds de inventarisatie van 2012 het onderwerp seksuele intimidatie opgepakt; zij hebben geprobeerd de meldingsprocedure te verbeteren. Overal is een vertrouwenspersoon aanwezig en de meeste faculteiten hebben een protocol. Er is dus al veel bereikt! De Geneeskundestudent i.o. is wel van mening dat er in het onderwijs meer aandacht besteed moet worden aan seksuele intimidatie, bijvoorbeeld in werkgroepen of door weerbaarheidstrainingen. We zijn er nog niet, maar we zijn met z’n allen hard bezig om seksuele intimidatie aan te pakken!


Bronvermelding

1 Van Sprang N, de Klerk C, Boersma H. Naaktfoto’s tussen twee patiënten door. Seksuele intimidatie van coassistenten komt nog steeds veel voor. Medisch Contact. 2013.
2 Onderzoeksrapport enquête KNMG Studentenplatform, 2006. K Groeneveld, ‘Seksuele intimidatie: tot hier en niet verder’. Arts in Spe 2007;1:24-7.
3 K. Groeneveld. Seksuele intimidatie: tot hier en niet verder. Arts in Spe 2007;1:24-7.
4Rapport KNMG studentenplatform 2012, Boersma H, de Klerk C, van Sprang N. Seksuele intimidatie van studenten blijft een probleem, Schokkend en Genant. Arts in Spe. 2013.


beeld: iStock
beeld: iStock
Tabel 1 Enquêteresultaten Seksuele Intimidatie (2006 en 2012)
seksuele intimidatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.