Nieuws
opleiding

‘Arts worden zit er niet in voor u’

Tien jaar judicium abeundi binnen de opleiding geneeskunde

1 reactie
Getty Images
Getty Images

Sinds ruim tien jaar kunnen studenten die niet de juiste attitude hebben om een goede dokter te worden uit de opleiding worden gezet: het zogeheten judicium abeundi. In drie gevallen zijn studenten tegen die beslissing in beroep gegaan.

Professioneel gedrag en professionele ontwikkeling vormen een belangrijk onderdeel van de opleiding tot arts. Het ‘Raamplan Artsenopleiding 2020’ benoemt dan ook onder de competentie ‘professionaliteit’ expliciet het belang van het (h)erkennen van onprofessioneel gedrag en het bespreken ervan met supervisors gedurende de basisopleiding.

Veruit de meeste geneeskundestudenten gedragen zich professioneel. Maar het is belangrijk om eventueel onprofessioneel gedrag te herkennen, want er is een verband tussen onprofessioneel gedrag bij geneeskundestudenten en de noodzaak tot disciplinaire acties later in de carrière als arts. Dit verband bleek met name te bestaan bij geneeskundestudenten die onverantwoordelijk gedrag vertoonden tijdens hun opleiding en niet in staat waren om dat gedrag aan te passen.1

Sinds 1 september 2010 is het wettelijk mogelijk om aan studenten een judicium abeundi (JA) te geven – een bindend vonnis tot vertrek uit de opleiding. Deze procedure is uitgewerkt in het Protocol Iudicium Abeundi en van toepassing op alle Nederlandse opleidingen geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde. Het JA wordt alleen in zeer uitzonderlijke omstandig­heden ingezet, bijvoorbeeld als de patiëntveiligheid in gevaar komt. Het is bedoeld voor studenten die er door gedrag of uitlatingen blijk van geven niet geschikt te zijn om het artsenvak uit te oefenen.

Vier jaar na de invoering werd voor het eerst een JA verstrekt. Destijds zijn daarover in Medisch Contact al voorzichtige conclusies getrokken.2 Wij omschrijven hieronder eerst de procedure waarmee universiteiten beoordelen of ze voor studenten het JA aanvragen. Daarna bespreken we alle JA-zaken die zich afgelopen decennium hebben voorgedaan.

Volgens de politie had hij geen strafbaar feit gepleegd, zei de coassistent

Onprofessioneel gedrag

In eerste instantie zal een docent of opleider onprofessioneel gedrag melden waarna de examen­commissie of decaan deze melding gaat onderzoeken. Hierbij kan de expertise van de (lokale) commissie professioneel gedrag worden geraadpleegd. Na een melding worden in principe drie fases doorlopen.Als eerste wordt exploratief gekeken vanuit het perspectief van de student. In de tweede ‘remediërende’ fase wordt de student begeleid om zijn of haar professioneel gedrag te verbeteren en te ont­wikkelen. Indien remediëren onsuccesvol is volgt de derde fase waarin de examencommissie of decaan beslist of, en zo ja, welke maatregel moet worden opgelegd. De zwaarst mogelijke maat­regel is het JA.

De beslissing tot een JA wordt genomen door het college van bestuur. Beroep tegen de maat­regel is mogelijk bij de Geschillenadviescommissie Iudicium Abeundi (GIA); de zittingen en uitspraken hiervan zijn niet openbaar. Als de GIA het beroep ongegrond verklaart, kan de student hiertegen nog in beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO); de uitspraken van het CBHO worden wel gepubliceerd.

In beroep

Tussen 1 september 2010 en 1 september 2020 heeft het CBHO vier keer een beroep tegen het JA behandeld, drie bij geneeskunde en één bij tandheelkunde. Wij beperken ons tot de drie casussen waarbij geneeskundestudenten betrokken waren.4-6

Casus 1 (2014): Contact met moeder en dochter

Een coassistent had via Facebook en telefonisch contact met een 15-jarige patiënte en haar moeder die hij eerder had gezien in het kader van zijn coschap. In deze contacten liet hij zich richting beiden seksueel uit. De moeder diende hierop een klacht in, waarop de student een gesprek kreeg met de lokale commissie professioneel gedrag. Tijdens dit gesprek werden de seksueel getinte verbale contacten niet ontkend door de student; hij was van mening dat hij vanuit zijn privésituatie contact kon hebben met moeder en dochter. De uitspraak vermeldt geen remediërings­traject en de procedure voor het JA werd in gang gezet. De coassistent ging hier­ tegen in beroep. Hij vond dat hij valselijk werd beschuldigd en dat hij volgens de politie geen strafbaar feit had gepleegd. Het CBHO achtte zijn verweer tegen het JA ongegrond.

Casus 2 (2017): Stapeling van incidenten

In 2002 startte een geneeskundestudente met haar coschappen, die moeizaam verliepen. Haar opleiders braken meerdere stages voortijdig af omdat de patiëntveiligheid niet kon worden gewaarborgd. In deze periode werd ze ook geschorst, omdat ze een recept voor zichzelf had uitgeschreven en tijdens een stage een kind prikte zonder supervisie. Er werd actief gepoogd haar intensiever te begeleiden qua medische kennis, er werd een taal- en cultuurtraject aangeboden en meermaals werd besproken dat een andere studie beter bij haar zou passen, allemaal zonder effect.

Incidenten tijdens de semiartsstage, het laatste coschap, waren doorslaggevend om haar uit­­eindelijk het JA te geven. De (herkansing van de) semiartsstage werd voortijdig gestopt omdat de studente een patiënte onnodig had verwond, een autoritaire toon had aangeslagen naar patiënten en zonder toestemming een verwijsbrief had verstuurd. De examencommissie had uiteindelijk geen vertrouwen in het succesvol afronden van de opleiding vanwege een ‘gedragspatroon dat wordt gekenmerkt door het stelselmatig tekortschieten in het toepassen van kennis, vaardigheden, reflectie, professioneel gedrag, omgang met patiënten en samenwerking’, waarop de inschrijving als geneeskundestudent in januari 2017 werd beëindigd. Ook hier faalde het beroep van de student.

Casus 3 (2019): Seksuele intimidatie

Bij een coassistent die in 2011 was begonnen met zijn coschappen werd het coschap inwendige geneeskunde meerdere malen onderbroken. Eerst door onvoldoendes voor de eindbeoordelingen, waarbij de student een verbeter­traject kreeg opgelegd bij de studie­adviseur en studentenpsycholoog. Vervolgens werd hij geschorst vanwege seksuele intimidatie van een verpleeg­kundige. Na een beoordeling van een psychiater heeft hij zijn coschap inwendige geneeskunde hervat in een ander ziekenhuis, waar hij onbevoegd een medicatie­opdracht gaf. Hierop werd hij in januari 2015 opnieuw geschorst. Voorwaarde voor het herstarten van de opleiding was een behandeling door een onafhankelijk psychiater. In 2016 werden de coschappen hervat; in 2017 sprak de examencommissie hem erop aan dat hij zich op Facebook valselijk voordeed als arts.

Concrete aanleiding om hem definitief uit de geneeskunde­opleiding te zetten was het seksueel intimideren dan wel bedreigen van een leerling-verpleeg­kundige in oktober 2017 én het vervalsen van aan de examencommissie overgelegd bewijs hiervan. Student voerde het verweer dat eerst een minnelijke schikking had moeten worden besproken bij de GIA, alvorens hem uit de opleiding te zetten. Hier achtte het CBHO het beroep van de student wél gegrond, aangezien het pogen van een minnelijke schikking bij de GIA wettelijk vereist is. De rechtsgevolgen van die primaire beslissing bleven echter in stand, wat betekende dat het JA gehandhaafd bleef.

Nuttige informatie

Er is tot op heden geen zicht op het aantal zaken waarin een JA-procedure is opgestart door een faculteit of hoeveel beroepen er zijn gevoerd bij de GIA, enkel de uitspraken van het CBHO zijn bekend. Hieruit blijkt dat het JA sinds de invoering sporadisch is toegepast. Opleiders lopen op incidentele basis tegen problemen rond onprofessioneel gedrag aan. Vaak wordt dit gedrag met succes geremedieerd of studenten kiezen zelf voor een andere opleiding die beter bij hen past.

De gepresenteerde uitspraken betreffen dus casussen waarbij studenten tot het uiterste zijn gegaan met een beroep bij het CBHO. Hoewel de beschikbare uitspraken vanzelfsprekend slechts een beknopte samenvatting van de dossiers bevatten, geven deze drie zaken toch nuttige informatie over hoe het JA in praktijk succesvol kan worden ingezet.

In casus 1 was grensoverschrijdend gedrag tegen een minderjarige patiënte en haar moeder de directe aanleiding voor het JA. In de uitspraak blijkt niet dat de student dit gedrag problematisch vond; hij dacht vanuit een privé­situatie contact te mogen opzoeken. Het door de student ondertekende verslag van de commissie professioneel gedrag waarin hij erkent dat hij zich seksueel heeft uitgelaten vormde een belangrijk bewijsstuk in deze casus. Dat de politie zijn gedragingen niet strafbaar acht, deed niks af aan de JA-procedure. Deze uitspraak sluit aan bij de brochure van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ‘Het mag niet, het mag nooit’: ‘Seksueel getinte gedragingen, fysiek of via sociale media, mogen nooit.’

Het verweer in casus 2 kwam op twee punten neer: alle feiten vóór 1 september 2010 zouden niet mogen worden meegenomen en onvoldoende studieresultaten zouden geen aanleiding mogen geven voor het JA. Het college oordeelde: ‘Gedragingen, ook al liggen ze in het verleden, kunnen relevant zijn voor en bijdragen aan het oordeel over de ongeschiktheid van een student en laten een zekere bestendigheid in gedrag zien.’ Verder wees het college erop dat enkel onvoldoende studieresultaten niet als zelfstandige gronden gebruikt kunnen worden voor het JA, maar dat het wel meegenomen mag worden in de beoordelingsruimte. Deze casus liet ook zien dat soms zelfs intensieve remediëring geen gewenst effect heeft.

Casus 3 had betrekking op herhalend grensoverschrijdend gedrag tegen verpleegkundigen. Het beroep van de student houdt hier inhoudelijk stand, aangezien wettelijk gepoogd had moeten worden tot een minnelijke schikking te komen door de GIA, hetgeen nagelaten was.7 Maar het CBHO oordeelde dat een minder vergaande maatregel gezien de ernst van het onprofessioneel gedrag hier niet gepast was en dus bleef het JA gehandhaafd.

Vaak kiezen studenten zelf voor een andere opleiding die beter bij hen past

Uitzonderlijke omstandigheden

Het JA is een relatief nieuw middel dat heeft laten zien van nut te zijn in uitzonderlijke omstandigheden waarbij studenten een bedreiging voor de patiëntveiligheid vormen én zelf toch de geneeskundeopleiding willen blijven continueren. De examencommissie of decaan moet de ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep als arts goed documenteren en alle individuele, institutionele en maatschappelijke belangen zorgvuldig wegen alvorens een JA-procedure te starten. Het zou zinvol zijn om het gebruik van het JA in de praktijk verder nationaal te evalueren met de betrokken commissies professioneel gedrag, examencommissies en decanen, de GIA en het CBHO, om zo de JA-procedure verder te optimaliseren. 

auteurs

drs. Sebastiaan Pronk, arts-onderzoeker, lid commissie professioneel gedrag, Universiteit Maastricht

dr. Scheltus van Luijk, arts-onderwijskundige, Maastricht UMC+

prof. mr. dr. Wilma Duijst, forensisch arts, hoogleraar forensische geneeskunde en gezondheidsstrafrecht, Universiteit Maastricht

p rof. dr. Walther van Mook, internist-intensivist, hoogleraar professionele ontwikkeling en voorzitter commissie professioneel gedrag, Universiteit Maastricht

contact

sebastiaan.pronk@mumc.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Voetnoten

1. Papadakis MA, Teherani A, Banach MA, Knettler TR, Rattner SL, Stern DT, et al. Disciplinary action by medical boards and prior behavior in medical school. N Engl J Med. 2005; 353: 2673-82.

2. Engberts D, Fogteloo J, Hoeksema A, Hogendoorn P. Student uit opleiding gezet, ook na beroep. Medisch Contact. 2015; 70(48): 2330-3.

3. Mak-van der Vossen MC, de la Croix A, Teherani A, van Mook WNKA, Croiset G, Kusurkar RA. A Road Map for Attending to Medical Students’ Professionalism Lapses. Acad Med. 2019; 94(4): 570-8.

4. College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, zaaknummer: 2014/284.

5. College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, zaaknummer: 2017/133.

6. College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, zaaknummer: 2019/171.

7. Artikel 7.63a lid 3, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Lees ook
disfunctioneren opleiding intimidatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J. Boddé

    Huisarts, Groningen

    Wat langer over de studie doen is niet erg. Maar zoals in casus 2: 15jaar! Coschappen… Ik vraag me af of er voorbeelden zijn van artsen die na 15 jaar coschappen uiteindelijk wel geschikt zijn.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.