Anesthesiologen: ‘Artsen weten te weinig van chronische pijn en moeten aan de bak’
1 reactieVolgens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) is een inhaalslag nodig omdat artsen met een kennisachterstand kampen op het gebied van chronische pijn, terwijl dat ‘de meestvoorkomende ziekte in Nederland is’.
Die ook nog eens veel meer voorkomt dan gedacht. Onlangs liet onderzoeksbureau Ipsos I&O weten dat naar schatting circa 3,5 miljoen Nederlanders kampen met chronische pijn. Dat is pijn die langer dan drie maanden aanhoudt. Het bureau ondervroeg, in opdracht van de NVA, tweeduizend volwassenen. Een kwart van hen kampt met chronische pijn. Twee derde neemt pijnmedicatie; en 9 procent opioïden. Verder is 20 procent ontevreden over de pijnzorg.
Achterstand
‘Het is belangrijk dat we zorgprofessionals goed opleiden in pijn’, zegt NVA-vicevoorzitter en anesthesioloog Frank Wille. ‘Daar hebben we een achterstand in.’ Zo ontbreekt chronische pijn in het raamplan voor de geneeskundeopleiding. Hierin staan de kennis- en vaardigheidsvereisten die iedere basisarts moet hebben. Ook in de huisartsopleiding komt het onderwerp nog te weinig aan bod.
Willes belangrijkste boodschap aan collega-artsen is: ‘De WHO-pijnladder is niet geschikt voor chronische pijn.’ Die ladder loopt van paracetamol tot sterke opiaten bij nociceptieve pijn. De NHG-Standaard Pijn en het Farmaceutisch Kompas hebben de ladder recent al uitgebreid naar zenuwpijn, ‘dat is al een hele stap voorwaarts’, maar het biopsychosociaal model als geheel ontbreekt nog. Hij wijst als alternatief naar het elfstappenplan voor de huisartsenpraktijk, ontwikkeld door onder andere huisarts Linda Timmer en hemzelf.
Zenuwpijn
De behandeling van neuropathische pijn is vooral een blinde vlek. Wille krijgt nog geregeld patiënten verwezen die in de eerste lijn niet optimaal zijn behandeld. ‘Ik moet nog vaak amitriptyline starten, terwijl dat stap één is voor de behandeling van neuropathische pijn.’
Ook anesthesiologen moeten aan de bak. ‘Vlak voor covid is een generieke module opgesteld voor pijnmedicatie na een operatie. Die module kan in alle medisch-specialistische richtlijnen worden opgenomen, maar behoeft nog wel meer communicatie.’
Genderspecifieke pijn
Ook opvallend: meer vrouwen (31 procent) dan mannen (18 procent) blijken met chronische pijn te kampen. ‘Dat is een groter verschil dan we dachten.’ Een verklaring voor dit verschil ontbreekt vooralsnog. ‘Mogelijk vraagt het vrouwelijk zenuwstelsel om een andere pijnaanpak.’ Daarom moeten anesthesiologen naar ‘genderspecifieke therapievormen kijken’ en daar is onderzoek voor nodig. Genderspecifiek pijnonderzoek is volgens Wille nog grotendeels onontgonnen terrein.
Lees ook
A. de Feijter
Revalidatiearts
Goed dat met het Ipsos onderzoek naar chronisch pijn en de oplossingsagenda van de NVA dit belangrijke –en impopulaire- probleem onder de aandacht wordt gebracht. Helaas wordt alleen benoemd dat deze pijn geen ziekte/letsel als oorzaak heeft, alsof e...r niets bekend is over wat wél de oorzaak is.
Twee belangrijke mechanismen zijn bekend: centrale sensitisatie en chronische activatie van het stress-responssysteem. Die versterken elkaar waardoor de pijnmatrix in het brein ‘vals alarm’ kan genereren: pijn zonder lichamelijke afwijking.
M.i. is het tekort aan bekendheid bij zowel artsen als het publiek hiervan en van de vaak werkzame behandelingen (o.a. traumabehandeling, revalidatiebehandeling) juist het eerste wat aangepakt moet worden. Veel patiënten met chronische pijn voelen zich niet serieus genomen doordat er geen verklaring wordt gegeven over de oorzaak van hun pijn. Dit werkt in de hand dat patiënte blijven doorzoeken naar een medische verklaring en behandeling en veroorzaakt stress die de pijn kan versterken. Een ongelukkige woordkeus zoals in het NOS bericht “Eigenlijk zouden patiënten de pijn kunnen negeren,…” versterkt het gevoel dat het “tussen de oren” zou zitten nog.
Een gezamenlijke oplossingsagenda chronische pijn vanuit revalidatieartsen, GGZ, huisartsen, anesthesiologen en patiëntenvereniging is op zijn plaats. Het belangrijkste uitgangspunt: een gedeelde visie/verklaringsmodel op de oorzaak, gebaseerd op de al beschikbare wetenschappelijke kennis. Het uitdragen hiervan richting professionals én publiek, met aandacht voor de opioïdenproblematiek is zeker de belangrijkste eerste stap.
Ondertussen kan iedere arts een geruststellende uitleg geven over hoe pijn altijd door het brein wordt aangemaakt en er ook ‘vals alarm’ kan ontstaan. Stressvermindering daardoor werkt al helpend en vermindert overbodige diagnostiek.
Verrassend vaak spelen traumatische herinneringen aan het ontstaan of behandeling van de klacht een rol en melden patiënten dit niet spontaan, zelfs bij PTSS. Uitvragen kost weinig tijd en psychologische behandeling hiervan kan pijnklachten snel verminderen.