Over rondvliegende prullenbakken en grapjes in de Blokker
Plaats een reactieOp een woensdagmiddag sta ik – of eigenlijk, zit ik in mijn rolstoel, maar ja, ‘ik sta’ is even makkelijker – bij de kassa van de plaatselijke Blokker om een fotolijst af te rekenen. De lijst is voor een poster van De Kat van Bert van der Leck en ik kijk er al tijden naar uit om hem in te lijsten en op te hangen. Net als ik mijn portemonnee erbij pak, komt er een meneer bij de kassa staan. ‘Er is boven iemand flauwgevallen, ik denk dat jullie dat wel even wilden weten?’
Hij heeft gelijk, want bij de dames van de Blokker gaat er een knopje om: één van hen instrueert de andere twee om alle klanten de winkel uit te zetten, waarna zij naar boven snelt. ‘Ja, 112 is al gebeld hoor,’ verkondigt de meneer. Heel even vraag ik me af of ik van toegevoegde waarde ben als er al mensen bij zijn en de hulpdiensten al onderweg. Maar het voelt raar om niet op zijn minst te gaan kijken of ik iets kan betekenen.
Aangezien ik niet even achter de Blokker-mevrouw aan de trap op kan sprinten, moet ik de lift pakken. Het is best relevant (of misschien totaal niet relevant, maar in dit verhaal wel) te weten dat er veel verschillende liften bestaan, en dat niet elke lift even rap is. En dat ik negen van de tien keer een schok krijg van het liftknopje, omdat ik in mijn rolstoel blijkbaar statisch geladen raak. Best heel vervelend om meerdere keren per dag half geëlektrocuteerd te worden – een bijverschijnsel van rolstoelgebondenheid waar de meeste mensen, en geheel begrijpelijk, absoluut nooit bij zouden stilstaan.
Afijn, deze lift is een soort goederenlift en die zijn doorgaans gruwelijk sloom. Terwijl ik in de lift sta (zit) moet ik even giechelen. Het is toch te dom voor woorden dat ik als toekomstig dokter, klaar om eenieder in medische nood te helpen, sowieso een halve minuut kwijt ben aan verplaatsing naar de eerste verdieping? Even schiet door mijn hoofd in welke situaties die halve minuut écht heel veel uitmaakt. Wellicht alleen bij een reanimatie of een grote slagaderlijke bloeding. Ik hoop dat ik dat nooit hoef mee te maken.
Eenmaal gearriveerd bij de flauwgevallen mevrouw, vraag ik aan een omstander wat er gebeurd is. ‘Ja, ze viel gewoon om, en toen ging haar hele lichaam schokken.’ Bijna iedereen, medisch geschoold of niet, weet: dat is waarschijnlijk een epileptisch insult. Ik kniel bij de vrouw neer, spreek haar aan en instrueer de twee aanwezige omstanders hoe zij haar in stabiele zijligging moeten leggen. De vrouw is inmiddels bij bewustzijn, maar enorm in de war en probeert constant met een hoop geweld overeind te komen, waarbij een hele lading prullenbakken, broodroosters en barbecue-tangen uit de schappen vallen. Ik merk dat ik makkelijk sterk genoeg ben om de vrouw steeds weer op de grond te duwen en dat geeft me zelfvertrouwen.
Op een gegeven moment zie ik plotseling aan haar ogen dat ze weer bij is. ‘Mevrouw, kunt u mij horen?’ Ik krijg een volmondig ‘ja’ en vraag of ze weet wat er gebeurd is en waar zij is. ‘Ik ben denk ik in winkelcentrum Overvecht… Spulletjes shoppen in de Action.’ ‘Bijna goed mevrouw! U bent in de Blokker.’ Ze lacht hardop. Als de ambulancemensen arriveren, zeg ik ‘mevrouw, ik denk dat u niet meer verder kunt winkelen hoor!’ En opnieuw moet ze lachen. En zo laat ik een iets verwarde, maar gerustgestelde en vrolijke mevrouw achter. Het ga haar goed.
Ook bloggen voor Arts in Spe? Lees meer >
Meer van Soete Meertens- Er zijn nog geen reacties