Blogs
Blog

Misschien is het leven in een verpleeghuis toch zo verkeerd nog niet

Plaats een reactie

Het is mijn eerste week als coassistent in het verpleeghuis. Ik loop mee met de arts de PG-afdeling op. Als we de deur, verbloemd met behang alsof het een boekenkast is, doorgaan, voelt het alsof ik in een soort minidorpje terechtkom. Overal zijn deuren naar kamers en er staan planten in de gang. Er is een grote woonkamer waar allemaal oude mensen samen aan tafel zitten.

We gaan naar een patiënt met acute uitval. Ze kan niet meer praten en haar mondhoek hangt af. Als we aankomen zit ze nog rustig in de stoel. Zelf lijkt ze er niet zo van geschrokken te zijn. We willen haar graag onderzoeken: heeft ze misschien een CVA? ‘Laat je tanden eens zien? Kun je je armen eens voor je uit steken? Knijp maar in mijn vingers.’ Maar ze begrijpt niet goed wat we bedoelen. Ze lacht vriendelijk naar ons, maar haar gezicht is vol onbegrip.

‘Wij zijn de dokters, we hoorden dat het niet zo goed ging met u.’ Haar man zit naast haar. In tegenstelling tot de patiënte zelf, is hij wél in totale paniek. Tranen rollen over zijn wangen. ‘Dokter ik kan niet zonder haar. Als ze doodgaat wil ik ook niet meer hoor, dan moet u me echt een spuitje geven.’ Hij gaat meteen van het ergste uit en begint te trillen van alle stress. De zorg probeert hem gerust te stellen. ‘De dokter moet eerst even rustig kijken wat er aan de hand is, kom we gaan even naar jullie kamer.’ Daar proberen we zo goed en kwaad als het kan enig neurologisch onderzoek uit te voeren.

Na een tijd lijkt het alsof de klachten bijtrekken. De patiënte kan weer wat woorden uitbrengen en haar kracht lijkt weer toe te nemen. Werkdiagnose: TIA. Zeker zullen we het niet weten. Ze wilde niet meer ingestuurd worden naar het ziekenhuis, dus een scan is niet mogelijk. Pragmatisch nemen we wat bloedonderzoek af om het een en ander uit te sluiten, maar daar komt niks bijzonders uit. Het beleid is dan ook lastig te bepalen: wel bloedverdunners, ter preventie van een nieuw infarct, of toch niet, want de kans dat de patiënte valt is ook wel erg groot. Ik laat de beslissing maar al te graag aan de arts over.

Als we de afdeling aflopen struikel ik bijna over een patiënt die over de grond kruipt. ‘Hooo!’ De arts kijkt me lachend aan. ‘Uh ja, hij is niet gevallen hoor. Hij kruipt hier altijd zo rond. Kan niet goed zijn voor je rug, maar ja...’ ‘O, haha’ ik weet niet zo goed wat ik ervan moet vinden. Het lijkt me niks om m’n laatste dagen kruipend over de grond door te brengen. Ik wil nooit maar dan ook nooit zó oud worden, denk ik alleen maar.

De volgende dagen en weken in het verpleeghuis gaan snel voorbij. Op de geriatrische revalidatieafdeling waar mijn coschap zich grotendeels afspeelt, komen en gaan de patiënten. Ze vertellen me hun levensverhalen en praten vol liefde over hun gezin. Een klein gesprekje kan veel doen: ‘Ik vind het zó fijn dat je even langsgelopen komt’ en ‘Fijn dat je dat even kwam vertellen’. Volgens mij ben ik als co nog nooit eerder zo gewaardeerd door mijn patiënten; zo voelt het tenminste. Maar eerlijk gezegd vind ik het ook confronterend. Soms kunnen patiënten toch niet meer terug naar huis en moeten ze ergens worden opgenomen om daar te gaan ‘wonen’. Dat lijkt me zo erg, denk ik dan.

Maar als ik in mijn laatste week langs de gemeenschappelijke ruimte in de hal loop wordt mijn aandacht getrokken door het geluid dat ik hoor. Het klinkt als een gezellige kroeg. Mensen lachen. Ik werp een blik naar binnen: er staan wel tien sjoeltafels opgesteld. Rond elke tafel zit een groepje mensen. Er staan drankjes en snacks op tafel. Iedereen kijkt blij. Ik blijf even staan. De muziek wordt harder gedraaid: Jan Smits stem galmt door de ruimte en enkele mensen zingen vol overgave mee. Hm, ziet er eigenlijk wel gezellig uit, denk ik.

Misschien is het toch zo verkeerd nog niet, het leven in een verpleeghuis. Misschien kan het ook wel een beetje voelen alsof je weer in een studentenhuis woont, alleen dan met mensen die eten voor je maken en je helpen met douchen. En hoewel ik me nauwelijks kan voorstellen dat ik later zal genieten van Jan Smit, lijkt me dit op zich nog wel wat. Als het moet, is het misschien nog best oké. En misschien dat ze de muziek nog aanpassen: is het tegen die tijd gewoon kneiterharde techno, Beyoncé of Drake wat er door de speakers klinkt. En gaan we niet sjoelen, maar spelen we Mario Kart. Lijkt me nog best leuk. Wie gaat er mee?

Lees ook
  • Anouk Maassen

    Anouk Maassen is 24 en bezig met haar laatste coschap.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.