Weinig erfelijkheid bij psychiatrische ziekten
Plaats een reactieErfelijkheid speelt – althans op populatieniveau – slechts een geringe rol in het ontwikkelen van psychiatrische ziekten. Dat blijkt uit onderzoek van Anne Marsman e.a. (Maastricht UMC, UMC Utrecht) gepubliceerd in Schizophrenia Bulletin. Negen jaar lang volgden Marsman e.a. 2380 personen, ontleend aan de Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2 ofwel Nemesis-2. Al deze mensen werden vier maal uitgebreid geïnterviewd. De onderzoekers bepaalden hun zogeheten polygene risicoscore voor schizofrenie (die ook is geassocieerd met andere psychiatrische beelden) en verzamelden verder onder meer gegevens over hun familiegeschiedenis, somatische pijn en sociale omstandigheden.
Al die data werden meegenomen in een regressiemodel waarmee de relatieve bijdrage van elke risicofactor op de variantie in de geestelijke gezondheid werd berekend. Meer dan een vijfde van alle individuen bleek gedurende de loop van het onderzoek psychisch lijden te ontwikkelen. Een vijfde van de variatie in ernstig psychisch lijden was daarbij herleidbaar tot een risicofactor. Ongeveer 5 procent was te verklaren door leeftijd en geslacht, 30 procent door sociale omstandigheden, 16 procent door pijn, 22 procent door omgevingsfactoren, 24 procent door familiegeschiedenis en slechts 3 procent was terug te voeren op de polygene risicoscore voor schizofrenie.
Erfelijkheidsgat
Het is al langer bekend dat de grootte van de fenotypische variantie van ernstige psychiatrische beelden, zoals die door deze risicoscore kan worden verklaard, veel lager is dan je kunt opmaken uit onderzoek onder tweelingen. Er lijkt een soort ‘erfelijkheidsgat’ te bestaan, waarvan de oorsprong ligt in milieueffecten, indirecte genetische effecten binnen de familie, zeldzame genetische varianten, en gen-omgevinginteracties, aldus de onderzoekers.
Inmiddels zijn er enige duizenden genetische varianten bekend die bij psychiatrische ziektebeelden een rol spelen, maar ze hebben kennelijk allemaal een mini-effect. Bovendien zijn ze hoogstwaarschijnlijk niet gebonden aan een enkel ziektebeeld: de genetische varianten die op schizofrenie lijken te wijzen, komen grotendeels overeen met de varianten die bij depressie of autisme betrokken zijn.
Sociale omgevingsfactoren, zoals trauma’s in de kindertijd en de kloof tussen werkelijke en gewenste sociale status, zorgen voor het grootste deel van de variatie in de geestelijke gezondheid van de bevolking, stellen Marsman e.a. vast. In een perstoelichting voegt onderzoeksleider en hoogleraar Jim van Os daaraan toe: ‘We hoopten via de genetica tot behandelingen voor ernstig psychisch lijden te komen; dat is niet gelukt. We zijn niet dichter bij geneesmiddelen gekomen, we raken er eerder verder van af.’
Dat maakt psychiatrie volgens hem ‘een vorm van public health’.
lees ook- Er zijn nog geen reacties