Verloskundigen en gynaecologen oneens over electief inleiden van zwangeren

De gynaecologenvereniging vindt het zorgelijk dat de verloskundigen hebben besloten om zwangeren niet meer te informeren dat zij vanaf 39 weken electief ingeleid kunnen worden. Volgens de verloskundigen leiden deze inleidingen tot een capaciteitsprobleem in de ziekenhuizen, maar de gynaecologen vinden dit argument onvoldoende onderbouwd.

Zwangeren kunnen ingeleid willen worden omdat ze de laatste periode fysiek of mentaal zwaar vinden. Eind september besloot de verloskundigenvereniging KNOV de autorisatie van de richtlijn ‘electieve inductie van de baring bij aterme zwangeren’, die sinds 2020 bestaat, in te trekken. Dat betekent dat verloskundigen niet langer hoeven te counselen over een electieve inleiding óf door te verwijzen wanneer er geen medische indicatie voor inleiden bestaat. Volgens de verloskundigen is er, mede door het stijgend aantal niet noodzakelijke inleidingen, soms geen plek meer in ziekenhuizen voor zwangeren die wél een medische indicatie hebben. ‘Door niet langer te counselen over electieve inleiding verwachten wij in ieder geval een bijdrage te leveren aan de beschikbaarheid van capaciteit voor noodzakelijke zorg’, aldus de woordvoerder van de KNOV.

Dat de electieve inducties bijdragen aan het capaciteitsprobleem vindt de gynaecologenvereniging NVOG onvoldoende onderbouwd.

Medicalisering

Bovendien, vindt de NVOG, beperken de verloskundigen hiermee vrouwen om goed geïnformeerd regie te voeren over hun zwangerschap. ‘Wij vinden dat zwangeren die zelf met een verzoek tot electieve inductie komen recht hebben op volledige informatie over alle opties, zodat zij samen met hun zorgverlener de best passende zorg kunnen kiezen. Informatie achterhouden om hen te “beschermen” onderschat hun vermogen om autonome keuzes te maken’, aldus een woordvoerder van de NVOG. De verloskundigen vinden juist dat zij hiermee bijdragen aan het demedicaliseren van zwangerschappen en aan passende zorg, schrijven ze op hun website. ‘We hebben als verloskundigen bijgedragen aan het normaliseren van inleidingen en onvoldoende oog gehad voor de problematiek die hieruit voortkomt.’ De verloskundigen willen meer inzetten op hun poortwachtersrol en het helpen ‘verduren en steunen van vrouwen’.

Hoe verder?

Uit het bericht op de website van de KNOV blijkt dat er sinds het besluit vragen leven bij de verloskundigen over de beslissing, zeker omdat de NVOG de autorisatie van de richtlijn niet heeft ingetrokken. Desalniettemin is het besluit volgens de KNOV breed gesteund. De KNOV hoopt door ‘stelling te nemen’ dat het gesprek over dit onderwerp gevoerd wordt, ook al is dat ‘niet altijd makkelijk’. De gynaecologenvereniging vindt het ‘eenzijdig intrekken van de autorisatie zonder overleg geen recht doet aan het zorgvuldige proces dat is doorlopen’ om tot een richtlijn te komen.