Microbioom bepaalt (mede) risico op opname bij infectie

Minder butyraatproducerende bacteriën in het microbioom leidt tot een hoger risico op infectiegerelateerde ziekenhuisopnames en overlijden. Dat schrijven Bob Kullberg, promovendus bij het Amsterdam UMC, en collega's in The Lancet.

De onderzoekers volgden twee verschillende, prospectieve, cohorten. Eén cohort bestond uit 4248 mensen uit Amsterdam, en één cohort uit 6451 vrijwilligers uit Finland – in totaal 10.699 mensen. De deelnemers leverden faecesmonsters in die getest werden op de compositie en diversiteit van het microbioom en het aandeel butyraatproducerende bacteriën. De follow-up bedroeg vijf tot zeven jaar voor het Nederlandse cohort en zes jaar voor het Finse cohort. Door middel van landelijke registratiesystemen monitorden de onderzoekers het aantal infectiegerelateerde ziekenhuisopnames en overlijdens.

Risico

3,6 procent van het Nederlandse cohort overleed of werd opgenomen vanwege een infectie, tegenover 7,0 procent van het Finse cohort. In beide cohorten hadden patiënten met een hoog aandeel butyraat-producerende bacteriën een lager risico op een ziekenhuisopname. Bij iedere 10 procent toename in het aandeel van butyraatproducerende bacteriën, daalde het risico op een ziekenhuisopname met 15 tot 25 procent. De onderzoekers keken naar meerdere variabelen, waaronder antibioticagebruik in de maanden voorafgaand aan het faecesmonster, etniciteit, comorbiditeit, rookgedrag en alcoholgebruik. Bij patiënten met een BMI ≥30 kg/m2 leek het aandeel butyraatproducerende bacteriën geen effect te hebben op het risico op ziekenhuisopname of overlijden. De andere variabelen beïnvloedden het risico niet.

Eerder onderzoek toonde al aan dat patiënten met een ernstige infectie minder butyraat-producerende bacteriën in hun microbioom hadden. De vraag was of dit een oorzaak of gevolg was van de infectie en de behandeling daarvan. ‘Deze studie geeft nu antwoord op deze kip-ei-vraag' aldus Kullberg in het persbericht van het Amsterdam UMC.