Betere behandeladviezen nodig in fertiele levensfase
Plaats een reactieEr is behoefte aan op goed bewijs gebaseerde behandeladviezen voor patiënten die kampen met een chronische ziekte in de fertiele levensfase. Want niet alleen kunnen behandelingen invloed hebben op semenkwaliteit en de menstruele cyclus, maar ook op de ontwikkeling van embryo en foetus, het beloop van de zwangerschap en de partus. Ook kunnen medicamenten in de moedermelk komen en kan prenatale blootstelling leiden tot problemen op latere leeftijd bij het kind.
Met financiële steun van de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) is daarom een project gestart om tot dergelijke adviezen te komen. Om een beeld te krijgen van de stand van zaken selecteerde een onderzoeksgroep in de databank van de FMS de richtlijnen die een aandoening behandelen die in de fertiele levensfase voorkomt en waarvoor medicamenteuze therapie wordt geadviseerd. Dat waren er 77, waarvan de onderzoekers er 31 nader bestudeerden omdat die een aandoening bespreken die chronisch (dat wil zeggen langer dan drie maanden) is.
Teratogeniciteit
In twintig richtlijnen bleek aandacht voor eventuele teratogeniciteit. In zeventien richtlijnen werd een (soms beperkt) preconceptioneel advies gegeven. De overgang naar borstvoeding kreeg in zestien richtlijnen aandacht. Informatie over farmacokinetiek gedurende de zwangerschap, eventuele voorzorgen rond de partus, risico’s voor de pasgeborene of langetermijneffecten bleek veel schaarser te zijn. Slechts één richtlijn (over hiv) had informatie over al die aspecten.
Kennishiaat
Dat de onderzoeksgroep vooral informatie over teratogeniciteit vond, zou kunnen wijzen op het belang wat daaraan gehecht wordt. Bovendien: veel fabrikanten geven juist op dat punt informatie. Dat geldt ook voor het overgaan in moedermelk; kennis daarover is relatief makkelijk te vinden. Volgens een van de onderzoekers, kinderarts niet-praktiserend Tjalling de Vries, gaat het weliswaar om een beperkte analyse, maar is de conclusie duidelijk: ‘Over alle andere, relevante aspecten ontbreekt juist veelal informatie terwijl die toch van groot belang is voor behandelaars, ouders en het (on)geboren kind.’ Aan het opvullen van dat kennishiaat wordt nu dus gewerkt.
Lees ook- Er zijn nog geen reacties