Minder aiossen burn-out, maar actie blijft nodig
Enquête laat verbeteringen zien ten opzichte van 2005
4 reactiesIn 2005 bleek uit onderzoek dat één op de vijf aiossen een burn-out had. Zorgelijk, vond De Jonge Specialist, en nam maatregelen. Niet zonder succes, zo blijkt uit een nieuwe enquête, hoewel er nog genoeg te verbeteren valt.
Het onderzoek van 2005 , dat een flink percentage aiossen met burn-out liet zien, maakte veel los in het veld. De uitkomsten waren onder andere aanleiding voor de Arbeidsinspectie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg om actie te ondernemen. Zo werden het arbeidstijdenbesluit en de arbeidstijdenwet gewijzigd, met strengere regels ten aanzien van de werk- en diensttijden van aiossen. Ook De Jonge Specialist (aanvankelijk nog De Jonge Orde en LVAG) maakte zich de afgelopen tien jaar, samen met de netwerkpartners (Federatie Medisch Specialisten, KNMG , LAD en Artsen Stichting Nederland), hard voor betere arbeids-omstandigheden voor aiossen.
Om te zien of alle inspanningen hebben geleid tot een afname van burn-out- en depressieve klachten, hield De Jonge specialist, samen met Artsen Stichting Nederland (ASN) en de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD), een landelijke enquête onder aiossen.
Werk-privébalans
De enquête is uitgevoerd met een onlinevragenlijst. In totaal vulden, tussen 21 september en 10 november vorig jaar, 1231 aiossen uit 33 verschillende specialismen de enquête in. De gemiddelde leeftijd was 31 jaar en de aiossen waren representatief verdeeld over alle opleidingsregio’s.
Om inzicht te krijgen in de werkomstandigheden van aiossen werd, tien jaar geleden zowel als nu, het wetenschappelijk gevalideerde job-demands-resources-model gebruikt. Dit model maakt een onderscheid tussen stressoren (job demands) die energie kosten, en energiebronnen (job resources). De resultaten van de enquête laten verbetering zien: de beoordeling van de energiebronnen is positiever dan in 2005 (figuur 1). De steun die aiossen van collega’s ervaren is toegenomen, aiossen ervaren meer leer- en ontwikkelingsmogelijkheden en de opleiding voldoet vaker aan de verwachtingen. De controle over taken en vrijheid van handelen en beslissen (de regelruimte) vinden aiossen iets afgenomen. 95 procent van alle aiossen geeft aan dat ze trots zijn op hun vak. Daarnaast zegt ruim driekwart opnieuw voor geneeskunde te kiezen als men weer voor deze keuze zou staan.
Verder bleek uit het onderzoek dat aiossen voor inhoud en werksfeer respectievelijk een 7,5 en een 7,6 als cijfer geven. De organisatie van de opleiding wordt met een 6,9 wat minder goed gewaardeerd. Opvallend is dat slechts 17 procent van de ondervraagden zegt voldoende inspraak te hebben in zijn eigen opleiding.
Het aantal aiossen dat aangeeft wel eens te hebben overwogen om met de opleiding te stoppen is 36 procent. Dit percentage is afgenomen ten opzichte van 2005 (43%). Een verstoorde werk-privébalans en ervaren werkdruk werden als belangrijkste redenen van deze overweging gegeven.
Ook de onderzoeksvragen met betrekking tot stressoren laten een positief beeld zien: werkdruk en emotionele belasting zijn afgenomen in de afgelopen tien jaar (figuur 2). Helaas resulteert dit niet in een betere werk-privébalans. Wel hebben aiossen minder dan de gemiddelde Nederlandse zorgprofessional last van bureaucratie.
Aiossen ervaren meer steun van collega’s
Emotionele uitputting
De aanwezigheid van burn-out onder aiossen werd gemeten met de Utrechtse Burn Out Schaal (UBOS/MBI), net zoals in het onderzoek van 2005.⁴ Deze vragenlijst gaat in op drie domeinen van burn-out: emotionele uitputting, depersonalisatie en (verminderde) persoonlijke bekwaamheid.
In 2005 voldeed 21 procent van de aiossen aan de criteria van een burn-out.⁵ In 2015 is dit gedaald naar 15 procent. Er lijkt sprake van een verbetering. De mate van depersonalisatie en uitputting laten een forse daling zien. Toch is het percentage uitgeputte aiossen (26 %) nog steeds een stuk hoger dan de algemene beroepsbevolking (14 %).⁶
Daarnaast is de aiossen gevraagd of ze zelf vonden dat ze een burn-out hadden. Bij de zelfrapportage geeft slechts 1 procent aan ernstige burn-outklachten te lijden. 9 procent zei enige (lichte) burn-outklachten te ervaren.
Internationaal is er ook onderzoek gedaan naar burn-out en depressie onder aiossen. Een recente meta-analyse toonde bijvoorbeeld een prevalentie van depressie en depressieve symptomen uiteenlopend van 21 tot 43 procent wereldwijd.⁷ Aangezien de medisch-specialistische opleidingen per land enorm verschillen, is het moeilijk om deze gegevens op de Nederlandse situatie te betrekken, maar het lijkt erop dat het hier iets beter is gesteld met het welzijn en de werkomstandigheden van aiossen.
Meer bevlogen
Onze enquête toont dat aiossen zeer bevlogen artsen zijn. Dat wil zeggen: vitaal en toegewijd aan het werk. Dit werd onderzocht door middel van de gevalideerde Utrechtse Work Engagement Scale (UWES).⁸ Aiossen van nu lijken bevlogener dan tien jaar terug. Ook zijn zij veel meer bevlogen dan de gemiddelde Nederlandse zorgprofessional.
Uit de zelfrapportage blijkt dat 74 procent van de aiossen zichzelf bevlogen vindt. Daarnaast geven zij hun geluksniveau gemiddeld een 7,9. In 2005 was dit een 7,7.
Er zijn duidelijke verschillen per vakgebied op het gebied van bevlogenheid (zie tabel). Opvallend is de hoge bevlogenheidsscore onder aiossen klinische chemie. Ook de snijdende specialismen heelkunde en gynaecologie scoren hoog.
Handvatten voor verbetering
De inspanningen van De Jonge Specialist, in samenwerking met haar netwerkpartners, voor betere werkomstandigheden van aiossen, hebben dus hun vruchten afgeworpen: de enquête van 2015 laat zien dat hun situatie is verbeterd. Dat is goed nieuws. Maar zeker geen reden om achterover te leunen. Immers, nog steeds krijgen duizend aiossen per jaar te maken met burn-outverschijnselen. En zolang aiossen aangeven moeite te hebben met het vinden van een goede balans tussen opleiding, werk en privéleven lopen zij nog altijd een verhoogd risico op depressieve klachten en burn-out. En dat is niet alleen ongewenst vanwege de persoonlijke gevolgen – uitval, stoppen met de opleiding, betrokkenheid bij (verkeers)ongevallen, depressie, suïcidaliteit – maar ook vanwege het risico op minder productief werken, een verminderde kwaliteit van zorg en het maken van medische fouten.
De enquêteresultaten bieden echter ook handvatten voor verbetering. Zo is het feit dat slechts 17 procent van de ondervraagden zegt voldoende inspraak te hebben in de eigen opleiding een belangrijke reden voor De Jonge Specialist om zich hier de komende jaren voor te blijven inzetten. Meer inspraak kan namelijk worden beschouwd als een energiebron en daarmee een mogelijkheid om bevlogenheid en gezondheid te bevorderen. Daarbij sluiten we nauw aan bij de individualisering van de opleidingsduur, die ervoor moet zorgen dat aiossen meer regie krijgen over de inhoud en duur van hun opleiding. Zij krijgen in toenemende mate ruimte om, samen met hun opleider, te bepalen wat ze al kunnen, wat ze nog willen leren en hoe en waar ze dit willen doen. Zo sluit de opleiding beter aan bij hun individuele talenten en ontwikkelingswensen.
Ook betere voorlichting kan preventief werken. Maar liefst een kwart van de aiossen zegt dat ze met de kennis van nu niet opnieuw voor de studie geneeskunde zouden kiezen. Betere informatievoorziening en begeleiding voor de start van de opleiding kunnen ertoe bijdragen dat aiossen beter voorbereid en bewuster kiezen voor deze toekomst. Een andere optie is om alle aiossen voor het begin van de opleiding tot medisch specialist eerst verplicht klinische werkzaamheden te laten verrichten, in plaats van bijvoorbeeld direct, zonder enige klinische ervaring als basisarts, vanuit promotieonderzoek in te stromen.
Kortom: er is voldoende werk aan de winkel. De resultaten van de enquête laten zien dat het loont om in de aios te investeren. De Jonge Specialist wil zich dan ook blijven inspannen om het risico op burn-out verder te verkleinen, en hoopt daarmee een belangrijke bijdrage te leveren aan de huidige en de toekomstige medisch-specialistische zorg.
Fleur van den Heijkant, bestuurslid De Jonge Specialist en aios urologie
Ben Tomlow, bestuurslid De Jonge Specialist en aios longziekten
Jelle Prins, decaan/directielid van Medisch Centrum Leeuwarden en bestuurslid Artsen Stichting Nederland (ASN)
Frank van der Heijden, psychiater en opleider psychiatrie bij Vincent van Gogh voor geestelijke gezondheidszorg, Venray en bestuurslid ASN
Deze studie is mede mogelijk gemaakt door een onvoorwaardelijke financiële bijdrage van Stichting SWG, Springer Media, VvAA en CarrièreCentrumZorg.
Contact:
cc: redactie@medischcontact.nl
Geen belangenverstrengeling gemeld
Lees ook:
Zie ook:
Voetnoten
1. F.M.M.A. van der Heijden, J.T. Prins, A.B. Bakker. Burn-out in opleiding tot medisch specialist. Medisch Contact, 2005; 60(47):1904-1907.
2. W.B. Schaufeli, T.W. Taris. Het Job Demands- Resources model: Overzicht en kritische beschouwing. 2013 Gedrag en organisatie, 26, 182-204.
3. W.B. Schaufeli, E. Schaufeli. Werkplezier en Energie: Medisch professionals anno 2014. (2014). VvAA & Triple-I Human Capital, Utrecht. Dit is ongepubliceerd onderzoek en niet openbaar beschikbaar.
4. W.B. Schaufeli, D. van Dierendonck.Utrechtse Burnout Schaal UBOS, handleiding. Swets en Zeitlinger, 2000.
5. J.T. Prins, J.E. Hoekstra-Weebers, S.M. Gazendam-Donofrio, G.S. Dillingh, A.B. Bakker, M. Huisman, B. Jacobs, F.M. van der Heijden. Burn-out and engagement among resident doctors in the Netherlands: a national study. Medical Education 2010 Mar; 44(3):236-47.
6. Bron CBS 2015: emotionele uitputting middels andere vragen onderzocht, echter uitkomst is min of meer vergelijkbaar.
7. D.A. Mata, M.A. Ramos et al. Prevalence of depression and depressive symptoms among resident physicians. A systematic review and meta-analysis. Journal of the American Medical Association. 2015; 314(22):2373-2383.
8. W.B. Schaufeli, A.B. Bakker. Utrechtse Bevlogenheidsschaal (UWES Utrecht Work Engagement Scale).
9.T.D. Shanafelt, K.A. Bradley, J.E. Wipf, A.L. Back Burnout and self-reported Patient Care in an Internal Residency programm., Annals of Internal Medicine 2002; 136: 358-367.
10. J.T. Prins, F.M. van der Heijden et al. Burnout, engagement and resident physicians’self-reported errors. Psychology, health and medicine 2009 Dec; 14(6):654-66.
<b> Pdf van dit artikel </B>
Annemarie Rozendaal en Simone van der Velden
aiossen dermatologie, Erasmus MC, Rotterdam
"AIOS dermatologie, alles behalve vleugellam
Verbijsterd lazen wij het artikel van de Jonge Specialist waarin de AIOS dermatologie worden neergezet als minst bevlogen artsen (MC 17-18/2016:18). De werkomstandigheden van arts-assistenten werden onder...zocht door middel van een enquête. Een goed initiatief, echter de resultaten met betrekking tot bevlogenheid worden gekleurd weergegeven en zijn niet representatief.
Het geschetste beeld van een vleugellamme AIOS staat naar onze mening ver af van de werkelijkheid. Waarop zijn deze conclusies gebaseerd? En wat is de relevantie en het nut van een dergelijke stigmatiserende weergave? Zijn niet alle toekomstige specialisten bevlogen artsen te noemen gezien de weg die zij hiervoor afleggen en het werk dat ze verzetten? Wie kritisch naar het verrichte onderzoek kijkt, komt snel tot de conclusie dat het om een wetenschappelijk ondermaats onderzoek gaat, waarin een duidelijke definitie van bevlogenheid ontbreekt.
<lees hieronder verder>
Annemarie Rozendaal en Simone van der Velden
aiossen dermatologie, Erasmus MC, Rotterdam
In het kort even de cijfers (bron; specifieke cijfers dermatologie, juniorvereniging). Men stelt dat AIOS van nu meer bevlogen lijken dan 10 jaar geleden en tevens meer bevlogen zijn dan de gemiddelde Nederlandse zorgprofessional. Contrasterend wordt... vervolgens een top 5 van meest en minst bevlogen AIOS weergegeven, waarbij de dermatologie stellig als minst bevlogen wordt neergezet. Hierbij ligt de overall response rate van de enquête (17.2%) ver onder de acceptabele grens voor wetenschappelijke vragenlijsten onder artsen (35%; Cunningham et al, BMC Med Res Methodol 2015). Bovendien blijken slechts 10 van de 173 AIOS dermatologie in Nederland de enquête te hebben ingevuld, oftewel een respons rate van 5.8%. Dit percentage verschilt sterk met dat van andere specialismen, zoals de urologie (41.8%; Rapport Nationale AIOS enquête 2015), waaruit een van de auteurs afkomstig blijkt. De term selectie bias lijkt hier op zijn plaats; uit navraag blijkt dat vrijwel niemand van de opleidingsgroep dermatologie Erasmus MC (n=24) va
Als AIOS dermatologie kunnen we met trots zeggen dat we deel uit maken van een enthousiaste, geïnspireerde en energieke assistentengroep met een groot aantal (bijna) gepromoveerden (~ 50%) en collega’s die actief zijn in landelijke/regionale werkgroepen en verenigingen. Ons vak karakteriseert zich door haar dynamiek en veelzijdigheid; als dermatoloog ben je betrokken bij alle facetten van het ziekteproces. Wij draaien weliswaar geen drukke frequente diensten, maar hebben juist een zeer druk poliklinisch vak waarbij wij elke dag weer worden uitgedaagd een juiste balans in kwaliteit en kwantiteit van patiëntenzorg te waarborgen. Het in het artikel geschetste gebrek aan bevlogenheid lijkt dan ook uit de lucht gegrepen."
[Reactie gewijzigd door op 06-09-2016 16:05]
Julia Spierings
namens het junioren bestuur van de Nederlandse Vereniging,
Bevlogen reumatologen!
Wij waarderen het initiatief van de Jonge Specialist om deze enquête over werkomstandigheden uit te voeren zeer. Aandacht voor burn-out onder arts-assistenten is belangrijk. Dit stuk toont aan dat het nog steeds een relevant e...n actueel probleem is.
Tot onze verbazing wordt in datzelfde artikel terloops de bevlogenheid van de diverse toekomstig specialisten gepresenteerd. De AIOS reumatologie wordt hier neergezet als een weinig bevlogen arts. We zijn weliswaar een bescheiden, beschouwende, en relatief kleine groep arts-assistenten, maar daar herkennen we ons totaal niet in!
Integendeel, wij zijn enthousiast en geïnspireerd, zowel door de baanbrekende ontwikkelingen in ons vak bij de behandeling van reumatoïde artritis, ziekte van Bechterew en osteoporose, maar ook door individuele, zoveel mogelijk op maatgerichte contacten en zorg voor onze chronische patiënten.
Als wij ons buigen over de onderzoeksresultaten en summiere toelichting op deze stelling, wordt de vraag waaruit blijkt dat wij niet bevlogen zijn niet beantwoord. Ook de betekenis van de getallen en relevantie van de verschillen in bevlogenheid tussen de groepen wordt niet inzichtelijk gemaakt.
Daarnaast wijst een snelle inventarisatie onder onze assistenten erop dat, helaas, nog geen kwart van alle AIOS reumatologie heeft deelgenomen aan deze enquête en deze uitkomst lijkt dan ook allerminst representatief. Het is niet duidelijk hoe dat bij andere specialismen is.
Wij zullen ook binnen onze groep aandacht moeten besteden aan werkdruk, risico op uitval en burn-out, maar over een gebrek aan bevlogenheid maken wij ons geen zorgen.
I.K.F. Tiemens-van Putten
, NIEUW-VENNEP
Tja, ik vind het niet gek, die verstoring van de balans tussen werk en prive. Werktijden van 7 uur tot 7 uur zijn heel gewoon (daar komt nog reistijd bij), en dan wordt er ook nog verwacht dat je minimaal elke week een referaat of patiëntpresentatie ...houdt. Wanneer wordt je geacht nog een privéleven te hebben? Zolang de norm blijft dat je zulke lange dagen maakt, zal dit een probleem blijven.