Hiv-zorg stuit op vooroordelen
Vooral bij jonge zorgmedewerkers is de kennis over hiv niet up-to-date
1 reactieHiv is in Nederland ‘onder controle’. Maar dat succes heeft ook een keerzijde. Nu er minder aandacht voor is, steken vooroordelen de kop weer op, met name onder jongere zorgverleners.
Vergeleken met de jaren tachtig, toen aids dagelijks de voorpagina’s haalde als dodelijke aandoening, is er veel veranderd en is een hiv-infectie inmiddels een chronische aandoening geworden, waarbij de levensverwachting zeer sterk is verbeterd. In Nederland lijkt hiv ‘onder controle’ en nieuwe ontwikkelingen worden nauwelijks nog gedeeld. Het gevolg hiervan is dat hiv een ‘vergeten aandoening’ wordt, wat zich onder andere uit in te late diagnoses, maar ook in negatieve houdingen ten opzichte van mensen met hiv door stigmatiserend gedrag.
Niet meetbaar = niet overdraagbaar
Sinds 1996 kunnen we dankzij de combinatietherapie hiv zó onder controle houden dat het virus in het bloed niet meer meetbaar is. De beschadigde weerstand herstelt, mensen met hiv worden weer beter en bereiken nu dezelfde leeftijden als hun leeftijdgenoten zonder hiv. Mensen met hiv ontwikkelen wel vaker comorbiditeiten en bezoeken daardoor frequenter artsen en zorgafdelingen. Deze zorgverleners hebben de actuele ontwikkelingen rondom hiv echter onvoldoende meegekregen. Dit leidt vaak tot angstige gedragingen die doen denken aan die beginjaren van de epidemie en dat is niet nodig.
Sinds enkele jaren staat onomstotelijk vast dat als het virus niet meer meetbaar is in bloed, het ook niet meer overgedragen kan worden. We noemen dit n = n, niet meetbaar = niet overdraagbaar; niet via seks, maar ook niet via bloed of andere lichaamsvloeistoffen.
Door mensen met hiv adequaat te behandelen, komt de verspreiding tot stilstand en kan hiv dus ook niet via de zorg, of op zorgverleners worden overgedragen.
2030-doelen in Nederland
Het Unaids-programma van de Verenigde Naties streeft voor 2030 het doel ‘95-95-95’ na. Dit betekent dat 95 procent van de mensen met hiv weet dat zij hiv hebben, 95 procent van deze mensen een combinatiebehandeling krijgt, en 95 procent daarvan een goed onderdrukt virus heeft (niet meetbaar in bloed). Om dit doel te bereiken, moet aan veel voorwaarden worden voldaan, waaronder goede en toegankelijke zorg voor iedereen, zonder discriminatie op basis van leeftijd, etnische afkomst of seksuele geaardheid.
In Nederland zijn de 2030-doelen al bijna bereikt: volgens het meest recente rapport van de Stichting HIV Monitoring stond de teller eind 2023 op respectievelijk 94, 95 en 96 procent, wat betekent dat 86 procent van de mensen met hiv het virus niet kan overdragen.1 Uit hetzelfde rapport blijkt dat, in absolute aantallen, aids nog nauwelijks in Nederland wordt gediagnosticeerd en dat 28 procent van de mensen met hiv ouder is dan 60 jaar.
Al gaat er dus veel goed in Nederland, er is zeker nog ruimte voor verbetering. De beste prestaties worden behaald in de vier grote steden, daarbuiten liggen de getallen duidelijk minder gunstig (zie tabel 1). Zo blijkt dat vooral vrouwen, ouderen, heteroseksuele mannen en mannen met een migratieachtergrond die seks hebben met mannen, een late hiv-diagnose krijgen waardoor de behandeling te laat start en er veel ziektelast kan ontstaan, met langduriger kans op verspreiding.
Testen op hiv
De richtlijnen van de RIVM, het NHG en het Nationaal Actieplan soa, hiv en seksuele gezondheid zijn duidelijk: test op hiv bij risicogroepen en bij ziektes geassocieerd met hiv. Deze laatste groep ziektes staat bekend als hiv-indicatoraandoeningen (zie tabel 2). De indicatoraandoeningen zijn samengesteld door EuroTEST op basis van Europese data, onder meer uit Nederland. Indicatoraandoeningen hebben vaak een onverwacht hoge prevalentie bij niet-gediagnosticeerde hiv, bijvoorbeeld rond de 4 procent bij een mononucleosis infectiosa-achtig ziektebeeld. Het RIVM volgt daarom de EuroTEST-lijst en verwijst naar het aan EuroTEST gelieerde Nederlandse #aware.hiv project (awarehiv.com) als kennisbank voor zorgverleners op zoek naar meer informatie over hiv-indicatoraandoeningen.2
Het missen van kansen om op hiv te testen leidt tot meer late diagnoses en transmissie van hiv. Als vuistregel hanteren we om bij hiv-indicatoraandoeningen met een prevalentie van meer dan 0,1 procent te testen op hiv en daar slechts van af te zien als er goede redenen voor zijn (een ‘testen, tenzij’-mentaliteit).
Verreweg de meeste mensen bij wie hiv wordt vastgesteld, hebben in de jaren daarvoor meerdere zorgverleners bezocht waarbij kansen om de diagnose eerder te stellen zijn gemist. Dat is omdat zorgprofessionals het vaak moeilijk vinden om een test voor te stellen en stigmatiserende gedachten hebben over mensen met hiv.
Negatieve vooroordelen
Mensen met hiv die zorg zoeken ervaren vaker angstige reacties van zorgverleners.3 Denk hierbij aan het gebruik van extra of andere voorzorgsmaatregelen dan bij patiënten zonder hiv. Verontrustend is dat deze reacties vaker voorkomen dan tien jaar geleden, vooral in ziekenhuizen (zie tabel 3).3 Bij bijna 90 procent van de Nederlandse zorgverleners blijken stigmatiserende gedachtes over mensen met hiv voor te komen.4 Het gaat niet alleen om angst om te worden geïnfecteerd maar ook om negatieve vooroordelen over mensen met hiv en hun seksuele identiteit en/of afkomst. De angsten en vooroordelen komen vaker voor bij zorgverleners onder de 25 jaar.4
Dit beeld is niet uniek voor Nederland. Recentelijk voerde het ECDC (Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, een agentschap van de Europese Unie) een onderzoek uit met ruim 18 duizend zorgverleners in 54 landen.5 De bevindingen laten zien dat veel zorgverleners onvoldoende kennis hebben over hiv, n = n en hiv-preventiemogelijkheden, zoals PrEP. Hierdoor wordt er angstig gereageerd op mensen met hiv. Een kwart van de zorgverleners zei dat ze dubbele handschoenen zouden aandoen bij een patiënt met hiv. Dit is niet alleen onnodig maar ook schadelijk voor het zelfbeeld van mensen met hiv. Het aanpakken van hiv-stigma’s in de zorg is dus noodzakelijk – niet alleen om testbarrières aan te pakken maar ook om mensen met hiv optimale zorg te verlenen, want vooroordelen bij zorgmedewerkers leiden tot zorgmijding.3
Er zijn ook mensen met hiv die in de zorg werken. Door gebrekkige kennis en vooroordelen van collega’s en leidinggevenden kunnen zorgverleners vaak niet open zijn over hun hiv-status; leidinggevenden gaan té vaak niet vertrouwelijk om met de hiv-status van een collega. De werktaken van een collega met hiv worden vaak onnodig en onterecht ingeperkt.6 Hiv-positieve artsen vrezen dat patiënten hun praktijken zullen mijden als hun status publiekelijk bekend zou worden.
Stigmavrije zorg
Het hebben van vooroordelen is menselijk, ook bij zorgverleners. Door beperkte kennis kan stigmatiserend gedrag optreden zonder dat dit bedoeld is. Het project aware.hiv laat zien dat een proactieve rol van infectie-experts (zoals internist-infectiologen, medisch microbiologen, huisartsen met aandachtsgebied seksuele gezondheid, GGD-artsen) effectief is om collega’s te helpen geen indicaties te missen, stigmavrije zorg te verlenen, en hierdoor levens te sparen. Via aware.hiv is er een geaccrediteerde e-learning beschikbaar die gericht is op het indiceren van hiv-infecties door middel van hiv-indicatoraandoeningen, ongeacht seksuele geaardheid, etnische afkomst, leeftijd of gender.7
Het is belangrijk dat zorgverleners kennis krijgen over hiv, de transmissie ervan, en de preventiemogelijkheden. Iedere zorgverlener moet op de hoogte zijn van de n = n-boodschap, zodat er niet hoeft te worden afgeweken van het reguliere zorgprotocol, wat bijdraagt aan een meer inclusieve zorgbenadering.
Zorgverleners dienen zich ervan bewust te zijn dat mensen met hiv in de zorg negatieve ervaringen opdoen. Ze zouden meer moeten stilstaan bij de impact hiervan, door meer zelfreflectie op eigen gedachten, gevoelens, en gedrag als ze in contact komen met een patiënt met hiv. Vooroordelen moeten steeds gecontroleerd worden op juistheid. Dit wordt onder andere gedaan in de e-learning voor zorgverleners ‘Hiv: meer inzicht geeft betere zorg’ 8. Deze e-learning brengt zorgverleners in contact met mensen met hiv die vertellen hoe zij zorg ervaren als patiënt en biedt ze de mogelijkheid om zelf te reflecteren over hoe ze (zouden) omgaan met iemand met hiv. Dit helpt om stigma’s tegen te gaan.
Ten slotte is het essentieel dat instellingen zich hard maken voor inclusiviteit van alle mensen, dus ook mensen met hiv. Beleid en protocollen binnen ziekenhuizen en andere instellingen moeten dat weerspiegelen.
Contact
k.brinkman@olvg.nl
cc: redactie@medischcontact.nl
Auteurs
Kees Brinkman, internist-infectioloog, OLVG, Amsterdam
Casper Rokx, internist-infectioloog, Erasmus MC, Rotterdam
Sarah Stutterheim, interdisciplinair onderzoeker, Universiteit Maastricht
Rens Willemsen, communicatie-expert, vormgever en hiv-positief sinds 2007
Voetnoten
1. https://www.hiv-monitoring.nl/nl/resources/monitoring-report-2024
2. https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hivinfectie
3. https://guilfordjournals.com/doi/abs/10.1521/aeap.2022.34.1.33
4. https://link.springer.com/article/10.1007/s10461-024-04404-0
6. https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S1055329017301541
7. https://elearning.awarehiv.com/
8. https://www.soaaids.nl/nl/professionals/agenda/hiv-meer-inzicht-geeft-betere-zorg
Lees ook
M.C. Gordinou
Chirurg , Zwolle
Wat een goed artikel! Helemaal mee eens.
Weg met aannames en ongefundeerde stigmatiserende handelingen, controleer de laatste viral load om te weten waar je mee te maken hebt (meestal is die ondetecteerbaar tegenwoordig), en behandel mensen in met ...hiv niet anders dan anders.
Bij elke patiënt is er een infectierisico van en naar zorgverlener, dus hand hygiene is belangrijk.
Dubbele handschoenen dragen draagt niet bij aan minder POWI of bloed overdraagbare aandoeningen. Zie ook de recente richtlijn "infectiepreventie op de OK". Wel zorgt het voor veel afval en het valse idee dat je veiliger werkt.