Laatste nieuws
psychiatrie

En toch is de psychiater trots op zijn vak

Enquête over negatieve berichtgeving en werkplezier

Plaats een reactie
Na alle negatieve publiciteit onderzocht onlineplatform De Jonge Psychiater hoe psychiaters zelf tegen hun vak aankijken. beeld: Getty Images
Na alle negatieve publiciteit onderzocht onlineplatform De Jonge Psychiater hoe psychiaters zelf tegen hun vak aankijken. beeld: Getty Images

Er is recentelijk veel kritiek op de psychiatrie en de beoefenaren van dit beroep. Toch zijn de meeste psychiaters trots op hun vak, zo blijkt uit een enquête van De Jonge Psychiater.

Al een paar jaar komt de psychiatrie vaker negatief dan positief in het nieuws. De maatschappij, collega-medisch specialisten, individuele psychiaters en, last but not least, de (familie van) patiënten, uiten zich kritisch over veel aspecten van ons vak. De voorzitter van de beroepsvereniging – de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie – Damiaan Denys, diagnosticeerde zelfs een ‘identiteitscrisis’ bij onze beroepsgroep.

Er is dan ook de laatste jaren veel gebeurd in psychiatrisch Nederland. De ggz werd getroffen door aanhoudende bezuinigingen en de verzekeraars kregen steeds meer macht. Er is veel (terechte en onterechte) kritiek op psychofarmaca en allerlei incidenten in de psychiatrie worden breed uitgemeten in de media. Daarnaast zijn de wachtlijsten (te) lang en geven verwijzingen vaak veel bureaucratische rompslomp. De kinder- en jeugdpsychiatrie is afgestaan aan de gemeentes met alle nadelige gevolgen van dien, en er was sprake van een schrijnend onderscheid door de introductie van een eigen risico voor patiënten met een psychiatrische stoornis – die gelukkig weer is afgeschaft.

Psychiaters geven hun vak gemiddeld het cijfer 7,4

Binnen deze context ontstond bij ons – allen verbonden aan het onlineplatform De Jonge Psychiater – het idee om te onderzoeken hoe psychiaters naar hun vak kijken. Hoe zit het met hun werkplezier, hoe ervaren ze de negatieve berichtgeving en is de mate van trots op hun vak over de jaren veranderd? Waar zitten hun zorgen? En hoe kan de beroepsgroep de leiding nemen en zelf voor de nodige verandering zorgen?

Enquête

Aangezien de Nederlandse en de Vlaamse psychiatrie veel samenwerking en kruisbestuiving kennen op wetenschappelijk, bestuurlijk en inhoudelijk vlak, en de beroepsverenigingen nauw samenwerken, deden we een oproep via diverse Nederlandse en Vlaamse (social) media, waaronder e-mail, website, nieuwsbrieven (onder andere dejongepsychiater.nl, nvvp.net, VVP-online.be), Twitter, Facebook, LinkedIn, en persoonlijke uitnodigingen aan alle opleiders psychiatrie voor verspreiding onder aiossen (en de Belgische equivalent: ASO’s). Zo werden alle Nederlandse en Vlaamse psychiaters (in opleiding) gevraagd om, anoniem, een onlinevragenlijst in te vullen. Vragen werden gecategoriseerd in drie thema’s: ‘Beleving van het vak’, ‘Psychiatrie, media en maatschappij’ en ‘Toekomst van de psychiatrie’.

In totaal deden 884 psychiaters (in opleiding) mee aan de enquête. De meerderheid (64%) van de respondenten is psychiater, de rest in opleiding tot psychiater. Ruim de helft (58%) is vrouw. De meeste deelnemers werken zoals verwacht in een ggz-instelling (59%), een derde in een, al dan niet academisch, ziekenhuis, 18 procent is vrijgevestigd en 5 procent is verbonden aan een forensische instelling. Bijna driekwart van de deelnemers (74%) is werkzaam in Nederland. De overgrote meerderheid (83%) werkt vier of vijf dagen per week.

Inhoudelijk waren de Nederlandse en de Vlaamse respons veelal vergelijkbaar.

Voldoening

Psychiaters geven hun vak gemiddeld het cijfer 7,4 (op een schaal van 1 tot 10). Dit cijfer verschilt niet veel met de 7,6 die ze retrospectief eerder in hun carrière aan het vak zouden hebben gegeven. Leeftijd speelt geen rol in de mate waarin men trots op het vak is en arts-assistenten in opleiding tot psychiater zijn ongeveer even trots als psychiaters. Hun voldoening halen de psychiaters vooral uit het patiëntencontact (84%), psychotherapie (60%) en farmacotherapie (53%) (zie figuur 1) Ook wetenschappelijke ontwikkelingen (34%) en de destigmatisering van patiënten in de psychiatrie (42%) worden belangrijk gevonden: ‘Ik word steeds hoopvoller over de mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek in de psychiatrie’, aldus een academisch werkzame psychiater. Zijn forensische collega benadrukt het maatschappelijk belang van het vak: ‘We hebben een belangrijke rol in de bescherming van de maatschappij en het helpen van de patiënten om er waar mogelijk in terug te keren’.

‘Afvinkpsychiater’

Maar er is niet alleen trots en tevredenheid (zie figuur 2): ‘Het werk is fantastisch, het gedoe eromheen verschrikkelijk’, is een citaat dat in veel verschillende bewoordingen terugkomt. Een van de grootste bezwaren die de psychiaters hebben, gaat over de steeds verder uitdijende bureaucratie: maar liefst 75 procent van hen geeft aan hierdoor een afname van het werkplezier te ervaren. Een Nederlandse psychiater schrijft: ‘Ik heb steeds minder tijd voor face-to-facecontacten, ben steeds minder werkelijk betrokken in het team en steeds meer bezig met administratie, steeds vaker moet ik werkzaamheden doen waar ik het nut voor patiënten en de behandeling niet van inzie.’ Een collega vat haar ongenoegen samen in het volgende ontmoedigende citaat: ‘Ik ben verworden tot een afvinkpsychiater.’ Niet toevallig zijn beide hier aangehaalde psychiaters werkzaam in de ggz, waar de bureaucratische last groot is. Uit de enquête blijkt ook dat ggz-psychiaters het vak met iets minder plezier beoefenen dan hun academisch of vrijgevestigd werkende collega’s.

Bezuinigingen

Ongeveer twee derde van alle psychiaters ziet de aanhoudende bezuinigingen, die in beide landen actueel zijn – zij het dat in Vlaanderen wordt bezuinigd op een budget dat sowieso al lager ligt dan in de meeste Europese landen – als grote bron van onrust. Minder middelen hebben geleid tot gedwongen reorganisatie van de zorg en verschuiving van taken. Over die inhoudelijke afkalving van het beroep bestaat grote onvrede. Taken van de psychiater zijn onder andere overgedragen naar goedkopere disciplines (‘We zijn het pillenhulpje van de psycholoog’).

Daarnaast wijdt de ggz zich in het kader van diezelfde bezuinigingen en door politieke druk al enkele jaren aan het afbouwen van bedden en het organiseren van ambulante zorg die de afgenomen klinische capaciteit moet opvangen. Die twee ontwikkelingen sluiten onvoldoende op elkaar aan. Samengevat in de woorden van een respondent: ‘Meer crisis, minder bedden.’ Daarbij leiden voortdurende bezuinigingen tot steeds weer nieuwe organisatiestructuren, ontslagen en nieuwe (beleids)visies, die volgens de respondenten veel tijd vragen ten koste van hun inhoudelijke werkzaamheden. Ten slotte hekelen velen de te grote vinger in de pap van de zorgverzekeraars (‘[…] de ingevoerde maatregelen die niets maar dan ook niets met ons vak te maken hebben zoals alle afvinklijstjes, alleen omdat de zorgverzekeraars, de financiers, dit willen’).

We zijn het pillenhulpje van de psycholoog

Naast de bezuinigingen beleven de respondenten minder trots en werkplezier doordat zij gebrek aan waardering vanuit de maatschappij ervaren (31%), te weinig autonomie hebben (25%), zich onmachtig voelen in de behandeling omdat psychiatrische problemen bij veel patiënten chronisch zijn (18%) en last but not least storen sommigen (12%) zich aan onvoldoende beloning (‘Te weinig inkomsten.’).

Rol van de media

Bijna de helft van de psychiaters geeft aan dat de media, in beide landen dus, duidelijk een negatieve rol spelen in de maatschappelijke beeldvorming over de psychiatrie. Vooral berichtgevingen over antidepressiva (54%), suïcides (43%), complexe patiënten (33%) en personen met verward gedrag (46%) worden als negatief en eenzijdig ervaren. Opvallend is dat de jongere deelnemers de rol van de media negatiever beleven. Ruim twee derde van de respondenten noemt dat patiënten ten minste maandelijks vragen stellen uit angst of onrust op basis van deze berichtgeving.

De meerderheid van de psychiaters is daarbij kritisch over het (gebrek aan) eigen aandeel als het gaat over het imago van de psychiater en de beeldvorming over de psychiatrie. Maar liefst 78 procent vindt dat ‘de psychiater’ onvoldoende zichtbaar is in het maatschappelijke debat en een bijna even groot percentage voelt zich onvoldoende vertegenwoordigd door beroepsorganisaties (65%). Velen zouden overigens graag een aandeel leveren in een tegengeluid, maar zijn zoekende in de wijze waarop ze constructief kunnen bijdragen.

Zelf in actie komen

Toch laat de psychiater zich niet kisten: het overgrote merendeel (83%) is ‘vooral positief’ over de toekomst van de psychiatrie. Slechts 17 procent geeft aan het vooral somber in te zien. De resultaten van deze enquête zijn daarmee hoopgevend. Maar dat het tevens tijd is om voor ons mooie vak in de bres te springen, is duidelijk.

Aan de inhoud van het vak ligt het niet: de meerderheid van alle psychiaters zou zo weer voor de psychiatrie kiezen. Dat is wat ons betreft goed voorstelbaar: de psychiater gaat vaak een jarenlange behandelrelatie aan met zijn patiënten en mag een belangrijke rol spelen in het verlichten van hun lijden en het beheersen van de impact die een psychiatrische stoornis kan hebben. De psychiaters uit ons onderzoek zijn trots op deze inhoudelijke rol en hopen dan ook op een koerswijziging waarin ze zelf de regie in de behandeling weer (grotendeels) vormgeven. Dat zal niet zonder slag of stoot gaan: net als onze collega-medisch specialisten zullen we alle zeilen moeten bijzetten om onze expertise te behouden en tegelijk aan de verwachtingen en verplichtingen van een veranderende maatschappij te voldoen.1 2

Maar willen we de regie in de spreekkamer terugwinnen, dan zullen we ons daarbuiten moeten laten horen. Het vraagt van ons dat we als collectief een visie formuleren op hoe we de kwaliteit van onze behandelingen meten. Het vraagt van ons dat we ons inspannen om onze expertise leidend te laten zijn in de onderhandelingen met zorgverzekeraars. En het vraagt van ons zelf in actie te komen om aan de buitenwereld te laten zien hoe de huidige bureaucratische last ons beperkt in het inhoudelijke werk en daarmee ten koste gaat van de patiënt.

Het huidige tijdsgewricht eist van ons dat we een serieuze gesprekspartner worden voor de partijen die op dit moment zo bepalend zijn voor de manier waarop we ons dagelijkse werk verrichten. Het doet een beroep op alle psychiaters om bij te sturen als plannen of ontwikkelingen niet stroken met de belangen van onze patiënten en de waarden van ons vak. Ons aantal is groot en als we tot een gezamenlijk geluid kunnen komen, zal er zeker geluisterd worden.

Zelfbewust

De Jonge Psychiater is ervan overtuigd dat psychiaters erin zullen slagen om tot een sterk en overtuigend geluid te komen in kwesties die onze patiënten en ons vak aan het hart gaan. Dat zal van iedere psychiater een investering vragen: het kost meer tijd, energie en moeite om tegen de stroom op te roeien dan erin mee te gaan. We zullen elkaar hierbij moeten helpen, scherp houden en blijven uitdagen. Aandacht voor de nieuwe generatie psychiaters is daarbij van levensbelang: stimuleer psychiaters al tijdens de opleiding om een mening te vormen over het vak in de actuele maatschappelijke context. Leer ze hun enthousiasme of visie kenbaar te maken binnen de beroepsgroep, maar ook naar buiten toe. Zorg ervoor dat psychiaters in opleiding al in een vroeg stadium kennis krijgen van alle facetten van het naderende psychiaterschap – bijvoorbeeld het onderhandelen met verzekeraars en beleid – en breng ze bij hoe belangrijk kennis is over de (politieke en financiële) spelregels buiten de spreekkamer.

Deze enquête toont de trots waarmee psychiaters hun vak uitoefenen. De resultaten zijn bemoedigend, maar laten ook zien dat het nodig is dat onze beroepsgroep op een constructieve en positieve manier tot actie overgaat. Dat kan ons veel opleveren: nieuwe inzichten, nieuw elan en het (her)winnen van regie over de behandeling. Maar vooral blijkt: we hebben een geweldig en bijzonder vak met enorm veel mogelijkheden en een brede maatschappelijke relevantie. Wees daarom zelfbewust, kritisch, enthousiast en toon de moed om het heft weer in eigen hand te nemen. Dan zijn er nóg meer redenen om trots te zijn!

Reactie van de NVvP

Dat De Jonge Psychiater een enquête heeft gehouden over hoe trots psychiaters zijn op hun vak, stemt de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie hoopvol. Er is een jonge generatie psychiaters die zich het vak en de toekomst aantrekt en daarin ook een rol wil spelen. De in de enquête gegeven antwoorden en adviezen nemen we dan ook graag ter harte.

Een groot deel van de uitkomsten komt overeen met de geluiden die wij horen: de druk op het vak neemt toe en dit brengt zorgen en onrust met zich mee. De NVvP heeft zich daarom in 2016 de doelstelling ‘meer inhoud en minder vorm’ aangemeten. Er dient meer tijd beschikbaar te komen voor waar het in de psychiatrie om gaat: een goede diagnostiek en de beste behandeling in afstemming met de patiënt. In diverse projecten en samenwerkingsverbanden, onder meer op het gebied van administratieve lasten, regiebehandelaarschap en het toegankelijk houden van de ggz, maakt de NVvP zich daarvoor hard.

In de loop van 2017 wordt een visie op het vak en de toekomst ontwikkeld, op basis waarvan we acties gaan inzetten om het werkplezier weer terug te krijgen. Tevens wordt gewerkt aan een nieuwe verenigingsstructuur, waarmee we sneller, proactiever, professioneler en toekomstbestendig op belangrijke zaken kunnen inspelen.

Ondanks de omstandigheden hebben psychiaters hun passie voor het vak, hun trots en plezier in het werk niet verloren. We zijn voor nu dan ook heel tevreden met het gemiddeld cijfer 7,4 dat zij aan hun vak geven. Maar het kan veel beter, en daarvoor zijn fundamentele veranderingen nodig. De NVvP ondersteunt de oproep van De Jonge Psychiater aan alle psychiaters om het heft in eigen hand te nemen en daarin te investeren. Wij willen onze leden hiervoor het platform bieden en hen daarin ondersteunen. Indien u hiervoor ideeën heeft, horen we deze graag!

auteurs & contact

Anouck Visscher, psychiater bij Altrecht, Utrecht

Thomas Pattyn, psychiater in opleiding, Universiteit Antwerpen

Christiaan Vinkers, psychiater en onderzoeker bij het Hersencentrum UMC Utrecht

Joeri Tijdink, psychiater en onderzoeker, afdeling Filosofie, VU Amsterdam

an.visscher@altrecht.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld door de auteurs.

Voetnoten

1.Andrea Ruissen. De psychiater is een gewone medisch specialist. Medisch Contact. 2016(49); p. 38-40

2.Henk Maassen. Topdokters kun je maken. Medisch Contact. 2016(33-34);p 14-17

download dit artikel (pdf) Lees ook:
psychiatrie Psychiaters werk en inkomen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.