Laatste nieuws
Sophie Niemansburg
Sophie Niemansburg
11 minuten leestijd
zomerportret

‘Door alleen te straffen, pak je de oorzaak niet aan’

Psychiater Jantijn Fockens kijkt naar de persoon achter de gedetineerde

3 reacties
Harmen de Jong
Harmen de Jong

Psychiater Jantijn Fockens is directeur medische zorg van de strengst beveiligde penitentiaire inrichting (p.i.) van Nederland, die van Vught. Strenger straffen werkt volgens hem alleen maar averechts; we moeten vooral meer zorgen voor gedetineerden. ‘Criminaliteit is net als koorts een symptoom. Een gevangenis zie ik dan ook als een zorginstelling.’

Het dagelijks werk van Jantijn Fockens speelt zich af op het terrein waar Nederlands meest beruchte criminelen verblijven, de PI Vught. De bekendste daarvan zijn de levenslang gestrafte Ridouan Taghi en Willem Holleeder.

In onze zomerserie vier artsen met een bijzonder verhaal, elk dubbelnummer één. De eerste was hoogleraar integratieve fysiologie Maria Hopman, gevolgd door kinderpsychiater Hilgo Bruining. In het vorige nummer kwam arts en wetenschapper Joyce Browne aan het woord, die zich hardmaakt voor kansengelijkheid en klimaatrechtvaardigheid. Deze keer de laatste in de serie: psychiater Jantijn Fockens, verantwoordelijk voor de medische zorg in Penitentiaire Inrichting Vught.

Zeker sinds Taghi eind 2019 naar deze gevangenis werd overgebracht, zijn de beveiligingsmaatregelen strenger geworden. Zo werd het luchtruim boven de p.i. permanent gesloten en is het gebied rond de gevangenis een veiligheidsrisicogebied, waardoor iedereen gefouilleerd kan worden zonder opgaaf van redenen. Vlak daarvóór, begin 2019, werd Fockens directeur zorg en behandeling bij de PI Vught, waarmee hij verantwoordelijk is voor de medische zorg van de 700 gedetineerden én van de 1200 mede­werkers. ‘Binnen de p.i.’s is Vught wel echt de Champions League van Nederland. Het is heel tof om hiervan deel uit te maken, omdat het direct bijdraagt aan een groot maatschappelijk belang, namelijk de veiligheid van de samenleving’, vertelt een bevlogen Fockens in zijn kantoor op het gevangenisterrein.

Die werkkamer had in een willekeurig kantoorpand kunnen zijn, ware het niet dat de manier van ontvangst wat minder warm is dan bij een willekeurige kantoorreceptie. Na het aanbellen bij de blauwe poort, bewaakt door een gemaskerde man (of vrouw), moet een bezoeker zeker vier sluizen door en worden laptop en telefoon in een kluis bewaard. Later legt Fockens uit dat de poort zo min mogelijk open mag door die extra beveiligde status van Vught: ‘Iedereen en alles wat naar buiten gaat moet volledig gecontroleerd worden. Want elke beweging is een mogelijkheid om iets naar binnen te smokkelen. Soms kan het niet anders dan dat de poort open moet: voor de medewerkers, voor verloven, voor bezoek, ritjes naar de rechtbank, of bijvoorbeeld aanvoer van het eten.’

Onderduiken

Ondanks het hoogste beveiligingsniveau kon de p.i. niet voorkomen dat vier medewerkers in 2021 moesten onderduiken omdat Taghi uit was op hun adresgegevens. ‘Dat was echt een dieptepunt tot nu toe in mijn carrière hier. Dat ons eigen personeel, dat eigenlijk alleen de straffen moet uitvoeren, een doelwit werd.’ Ook voor Fockens ­betekent dit dat hij rekening houdt met veiligheidsrisico’s. Hij treedt dan ook zeer weinig op in de media en is lastig op sociale media te vinden. Toch wil hij voor Medisch Contact een uitzondering maken, want hij wil graag delen hoe hij tegen criminaliteit aankijkt en duidelijk maken wat de PI Vught precies doet.

‘De meerder­heid van de gevangenen hier is juist  niet extreem gevaarlijk’

Om met dat laatste beginnen: de meesten kennen de PI Vught vooral van de extra beveiligde inrichting (ebi) waar Taghi ook zit, maar op de poort van de p.i. prijkt de leus ‘Er zit meer achter deze poort’. Wat voor gedetineerden zitten hier dan nog meer?
Fockens pakt er een luchtfoto van de PI Vught bij. ‘We hebben hier een aantal bijzondere doelgroepen, waar­onder dus de bekende ebi, die binnen de muren nog een aparte ommuring heeft. Daarnaast hebben we een terroristenafdeling, waarvan verder alleen Rotterdam en Zwolle er een hebben. Ook hebben we een afdeling met zeer agressieve gedetineerden die in reguliere p.i.’s niet hanteerbaar zijn, en een inrichting voor veelplegers van kleine delicten. Vrij uniek is ook dat we een extra beveiligde longstay-­tbs-afdeling hebben, voor mensen die te gevaarlijk zijn voor een reguliere tbs-kliniek. Maar de meerderheid van de gevangenen in Vught is juist niet extreem gevaarlijk of bijzonder. Zij zitten in een regulier regime, zoals dat ook in andere p.i.’s te vinden is. Daarnaast, en dat is weer een heel andere doelgroep, hebben we een penitentiair psychiatrisch centrum (ppc), met in totaal 270 patiënten.’

Die aanwezigheid van het ppc is de belangrijkste reden dat Fockens, als arts, de functie van directeur medische zorg kan bekleden. ‘Elke p.i. met een penitentiair psychiatrisch centrum heeft een psychiater of klinisch psycholoog die in een vaak tweekoppige directie zit’, legt hij uit. Nederland telt in totaal vier ppc’s; naast die in Vught, zijn deze gevestigd in Scheveningen, Westzaan en Zwolle.

Jantijn Fockens

Harmen de Jong
Harmen de Jong

Jantijn Fockens (1978) studeerde geneeskunde in Rotterdam. Na anios te zijn geweest op verschillende Spoedeisende Hulpen in zowel Nederland als Aruba, begon hij aan de huisarts­opleiding. Na een jaar staakte hij de opleiding, en ging vervolgens ruim vier jaar aan het werk als militair arts bij de marine. Daarna volgde hij de opleiding tot psychiater, waarna hij bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie kwam te werken, aanvankelijk als psychiater, later als leidinggevende. In 2019 werd hij directeur zorg en behandeling van de Penitentiaire Inrichting Vught, waarmee hij zogenoemd duaal ­directeur werd, naast de algemeen directeur. Hij werkt daarnaast als pro-justitiarapporteur, als zelfstandige. Hij woont in Noord-Brabant met zijn gezin.

Een penitentiair psychiatrisch centrum: dat is dus iets anders dan een tbs-kliniek?
‘Ja, dat is zeker anders. In een ppc verlenen we klinische zorg tijdens de detentie, vanuit het principe dat gevangenen recht hebben op goede zorg. Dat is anders dan de maatregel tbs, waarbij iemand verplicht wordt tot psychische zorg na het uitzitten van zijn gevangenisstraf, omdat er sprake was van ontoerekeningsvatbaarheid. Elke regu­liere p.i. kan op zich psychiatrische zorg leveren, maar een ppc is voor de complexe psychiatrische zorg die klinische behandeling vergt. De patiënt wordt bij ons gestabiliseerd, gediagnosticeerd en gemotiveerd tot verdere behandeling in een reguliere ggz-instelling, zodra iemand zijn straf heeft uitgezeten of is vrijgesproken. In een ppc verblijven patiënten gemiddeld vier maanden, wat in het algemeen de gemiddelde verblijfsduur is van gedetineerden. Zo’n 70 procent daarvan is niet veroordeeld maar is verdachte. Een groot deel van hen wordt uiteindelijk vrijgesproken of veroordeeld tot de tijd die ze al in detentie hebben ver­­bleven. Het gaat vaak om kleine delicten, bijvoorbeeld zwaaien met een mes, zonder iemand te hebben verwond.’

In totaal werken er vijf psychiaters voor het ppc in Vught, naast Fockens, die meedraait in het dienstenrooster en zo nodig ook met een aantal complexe ‘hoofdpijndossiers’ meedenkt. ‘Een heel hechte club zijn we, juist ook door die beslotenheid van het werk. We maken veel heftige dingen mee, maar als je de forensische zorg en de psychiatrie ­interessant vindt, is dit een fantastische werkplek’, vertelt Fockens.

U denkt af en toe mee met complexe casuïstiek binnen het ppc, u noemt het hoofdpijndossiers. Wanneer wordt het een hoofdpijndossier?
‘De problemen ontstaan vooral als psychiatrisch gedetineerden hun straf hebben uitgezeten, of niet meer verdacht zijn, en moeten worden overgeplaatst naar een andere psychiatrische instelling. We ervaren vaak dat andere instellingen huiverig zijn een patiënt over te nemen omdat ze denken: als je van Vught komt, zul je wel heel gevaarlijk zijn. Dat stigma leidt ertoe dat mensen soms weer op straat komen, omdat wij hen niet langer kunnen opsluiten. Terwijl de kans groot is dat zo iemand buiten de structuur van een instelling zijn medicatie niet meer inneemt, ont­­regelt en gevaarlijk wordt.’

Volgens Fockens bestaat er sowieso al vaak een vooroordeel over mensen die uit een forensische instelling komen, dat zij gevaarlijk zijn. En dat terwijl in Fockens’ perceptie criminaliteit vooral een symptoom is, waarvan het belangrijk is de oorzaak te achterhalen.

U vergelijkt criminaliteit met koorts, hoe bedoelt u dat?
‘Crimineel gedrag zie ik als een symptoom van een probleem, niet zozeer als het probleem zelf. En dan is het ook zo: koorts bestrijden met paracetamol verhelpt de oorzaak niet. En zo is het bij criminaliteit ook: door repressief te zijn, alleen te straffen bijvoorbeeld, wordt de oorzaak niet aangepakt en komt het weer terug. Dus je moet geïnteresseerd zijn in de persoon daarachter; wat is het verhaal, wat maakt dat je dit hebt gedaan? Is dat een psychische stoornis, persoonlijkheidsproblematiek, schulden, een gebrek aan netwerk, geen baan of opleiding, een verstandelijke beperking? En daardoor zie ik een p.i. dan ook als een – soms ­langdurige – verblijfszorginstelling. Het doel van de detentie is niet alleen om te straffen door iemand op te sluiten, maar ook om de gedetineerde veiliger terug in de maatschappij te brengen. Als we mensen alleen maar straffen en weer terugplaatsen, dan is er niks veranderd en is er een grote kans dat ze weer terugvallen.’

En het voorkomen van recidiven, dat is nu juist waar de afgelopen jaren de PI Vught, en met name de ppc, sterk op moest inzetten. Zo rond de tijd dat Fockens aantrad verscheen namelijk het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over Michael P., de moordenaar van de 25-jarige Utrechtse studente Anne Faber. Die concludeerde dat het ppc in zijn behandeling ook fouten had gemaakt. Er was te weinig aandacht voor de recidiverisico’s van een patiënt, wat leidde tot risico’s voor de maatschappij.

Wat is er sinds dat rapport over de moord op Anne Faber veranderd bij de PI Vught?
‘De aanleiding was vreselijk, maar het heeft bij ons geleid tot een omslag in het denken. Waar voorheen het verlenen van geestelijke gezondheidszorg ons primaire doel was, hebben we sindsdien de veiligheid van de maatschappij vooropgesteld. Ons hele “why?” veranderde door het rapport dus fundamenteel. We zijn gaan inzetten op het voorkomen van recidiven in plaats van alleen te focussen op de stoornis van de patiënt. En om dat te bereiken heb ik geredeneerd: als veiligheid onze kerntaak is, dan moeten wij intensiever gaan behandelen en dat kan alleen als we een goede relatie hebben met onze gedetineerde patiënten. Dat leidt tot betere diagnostiek en behandeling, en daarmee tot meer veiligheid. Dus bijvoorbeeld: in plaats van te separeren, juist in contact blijven en zo min mogelijk afzonderen. En die benadering, de zogenoemde “relationele veiligheid”, heeft zich inmiddels als een olievlek naar andere regimes binnen de PI Vught verspreid. Ook zijn we veel meer gericht op risicofactoren voor delictgedrag, waardoor we veel breder zijn gaan kijken, meer holistisch. Dus ook naar het sociale netwerk, dagbesteding, huisvesting, inkomen bijvoorbeeld. We willen af van het idee van “Vught is tucht” wat hier wel heerste.’

Die nieuwe aanpak werkt volgens Fockens. Tegelijkertijd maakt hij zich zorgen over een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die de veiligheid van de maatschappij juist onder druk zetten. ‘De maatschappelijke druk om zwaarder te straffen neemt toe. Was een straf vroeger twaalf jaar plus tbs, nu kan dat wel twintig jaar plus tbs zijn. Daarmee raakt de balans tussen de drie pijlers van het gevangeniswezen uit balans, namelijk straffen, de maatschappij in veiligheid brengen, en het veilig terugbrengen van een gedetineerde. Meer straffen leidt niet per se tot meer veiligheid.

Daarnaast zien we de laatste jaren een toename van het aantal mensen dat het ppc nodig heeft, en ook een toename in de ernst van de pathologie. Voorheen zat 30 procent van de opgenomen patiënten in een acute psychiatrische crisis, terwijl dat nu zo’n 70 procent is. Een groot gedeelte daarvan komt direct van de straat, heeft daar overlast veroorzaakt en is door de politie opgepakt, de zogenoemde “verwarde personen”. Eenmaal in de cel blijkt dat ze niet naar een gewone p.i. kunnen, maar naar een ppc moeten. We hebben dus de indruk dat patiënten die voorheen bij de ggz terechtkwamen, nu vaker in het stafrecht belanden. En dat dit samenhangt met de wachtlijsten in de ggz en de afname aan psychiatrische opnamecapaciteit.’

Ook merkt Fockens dat de regelgeving vanuit de politiek over de vrijheden van gedetineerden strenger wordt: minder familie­bezoek, minder recht op sporten, luchten, of arbeid. ‘Gezien de personeelstekorten in het gevangeniswezen is het misschien een logische gedachte dat je minder personeel nodig hebt wanneer je gedetineerden meer achter de deur zet. Maar als ze langer achter de deur zitten, gaan ze vaker op de bel drukken en heb je nog net zoveel mensen nodig om hen te begeleiden. Maar dat is echt niet beter voor de gedetineerde, en daarmee niet voor de maatschappij. Het is al een zeer grote straf dat zij hier binnen moeten zitten, we hoeven de straf niet te vergroten door het hier nog onaangenamer te maken.’ Ook het College voor de Rechten van de Mens concludeerde vorig jaar in een rapport dat de regimes op bepaalde afdelingen van PI Vught te beperkend zijn. Zo worden gedetineerden soms enkele weken of maanden 23 uur per dag opgesloten in hun cel. Fockens: ‘Die regels bedenken wij niet als p.i., dat is het ministerie, en die regels moeten we uitvoeren.’

De compassie die Fockens met gedetineerden heeft, klinkt het hele interview door. ‘Natuurlijk weet ik ook dat veel mensen hier niet voor hun stinksokken zitten en – ik ben ook niet naïef – dat een aantal van de gedetineerden nooit meer naar buiten moet komen. Maar we hebben wel de opdracht om ook voor deze mensen goed te zorgen. De beschaving van een land kan worden afgemeten aan hoe het met zijn kwetsbaarste groep omgaat.’ Naar eigen zeggen kreeg hij die ‘medemenselijkheid’ mee van zijn ouders, met een vader als predikant, en moeder als verpleegkundige. Fockens is ook politiek actief voor het CDA: hij is bestuurslid in Den Bosch.

‘De beschaving van een land kun je afmeten aan hoe het omgaat met zijn kwetsbaarste groep’

Hoe bent u eigenlijk terechtgekomen in de forensische psychiatrische wereld: was dat een jongensdroom?
‘Zeker niet, als jonge arts was ik veel meer in de somatische kant van de geneeskunde geïnteresseerd. Maar toen ik eenmaal als militair arts ging werken, kwam ik veel met de psychiatrie in aanraking. Zo deed ik mee aan het onderzoek naar PTSS, waarbij we onderzochten welke factoren, vóór de uitzending, het risico op die stoornis konden ­voorspellen. Terwijl de psychiatrie mij daarvóór eigenlijk niet zo lag, ging het mij daar wel intrigeren. Het kwartje viel daar bij mij dat bepaald gedrag bij een stoornis kan passen, terwijl ik het voor die tijd eerder als lastig gedrag zag. Na de marine besloot ik dan ook de psychiatrie­opleiding te doen en op een gegeven moment kwam hier in Vught deze leidinggevende functie vrij. Net als defensie is de forensische zorg een vreemde eend in de bijt van de geneeskunde. Ik kwam er dus steeds meer achter dat ik een voorliefde voor geneeskunde in vreemde omgevingen heb.’

Hoe houdt u dit werk vol, met deze verantwoordelijkheid?
‘Het werk kan behoorlijk hectisch zijn, omdat ik soms ad hoc moet reageren op zaken in de media of in de politiek bijvoorbeeld. Maar verder voel ik in dit werk behoorlijk veel vrijheid om mijn werk te organiseren, omdat ik mijn tijd goed kan indelen. Om te ontspannen heb ik veel aan mijn gezin, hardlopen, fietsen en met de hond lopen. En als uitlaatklep hebben we hier ook onze zwartgallige humor. Je wil niet weten wat hier tijdens het psychiateroverleg soms over tafel gaat. En ik kan bijvoorbeeld deze werkplek ook gewoon zien als een park met mooie bomen, terwijl anderen vooral de hekken en de camera’s zien; dan wordt het een bedrukkende werkplek. Zo hadden we ook eens een psychiater in dienst die er na een paar maanden achter kwam dat ze op straat niet meer onbevangen was, en de hele tijd achteromkeek. Ze kwam erachter dat de mensen hier in de gevangenis helemaal niet zo veel verschillen van de mensen daarbuiten.’ 

Lees ook:
psychiatrie Portret
  • Sophie Niemansburg

    Sophie Niemansburg werkt sinds 2022 als journalist bij Medisch Contact Ze schrijft onder meer voor de rubrieken tucht en wetenschap. Ook bespreekt ze regelmatig een tuchtzaak in de wekelijkse podcast van Medisch Contact.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M. Staal

    Huisarts, Amsterdam

    Allereerst wil ik mijn grote bewondering uitspreken voor het moeilijke werk dat hij doet; werk van groot maatschappelijk belang dat nu eenmaal verricht moet worden maar het lijkt mij toch geen feest om gevangenisdirecteur te zijn!
    Het betreft dan ...ook nog eens de meest heftige gevangenis van ons land de P.I van Vught. Daar zitten ook de zwaarste criminelen zoals huurmoordenaars en hun opdrachtgevers (Taghi en Holleeder)
    Toch denk ik dat de directeur begrippen met elkaar verward; zorg is toch echt wezenlijk anders dan straf. Het ondergaan van zorg is meestal fijn, straf niet, straf doet pijn, en dat is ook de bedoeling! Het is de pijn die wij iemand aandoen onder andere door hem de vrijheid te ontnemen. Je kan het hoogstens als een soort zorg beschouwen dat je een gevangene van eten, drinken en onderdak voorziet maar dat maakt een gevangenis zeker geen zorginstelling. De directeur vind dat gevangenen al zwaar genoeg gestraft zijn door hen de vrijheid te ontnemen en vind ook dat zij de tijd daar zo prettig mogelijk moeten doorbrengen; luchten, therapie, sporten, tv kijken, bezoek ontvangen, knutselen enz. Dat alles onder het mom van: voorbereiden op de maatschappij! Hij is teleurgesteld dat de regelgeving vanuit de politiek strenger wordt “We hebben de opdracht om ook goed voor deze mensen te zorgen” zegt de directeur en “de beschaving van een land kan worden afgemeten aan hoe het met de kwetsbaarste groep omgaat”! Misschien kan je gestoorde draaideurcriminelen nog wel als “kwetsbare groep” beschouwen (hoewel ik daar ook mijn bedenkingen bij heb) maar terroristen, huurmoordenaars en Taghi; ….Kwetsbaar? Ik vermoed dat vooral de families van de slachtoffers daar anders over denken. Straf bevat toch ook een aspect dat tegenwoordig vaak over het hoofd gezien wordt; vergelding! Eigenlijk een onmogelijke opdracht, maar toch…De pijn en de droevenis die een crimineel iemand aandoet wil de overheid door straf gedeeltelijk vereffenen. Denk daarbij vooral ook aan vergelding van de pijn van nabestaanden; dat is een groep die doorgaans langer gestraft blijft dan de daders. Als huisarts heb ik geen verstand van strafrecht maar ik heb mij wel kunnen inleven in de pijn van nabestaanden. Ik vermoed dat vooral zij een gevangenis niet graag willen beschouwen als een zorginstelling.

    • Arts, Pessotherapeut, Amsterdam

      Straffen helpt niet bij mensen zonder geweten. Vergelding lijkt mij ook geen zinvolle actie om een bepaald doel te bereiken richting de gedetineerde, behalve dan voor de nabestaanden. Maar zij krijgen de ontstane schade er niet mee ongedaan. Je wordt... geen crimineel omdat dat een leuk leven in het vooruitzicht is. Zorg vanuit humanisme en voorkomen dat er nog meer ellende geschied graag op nummer één.
      Margret Kaandorp
      Amsterdam

      • A.E. van Westreenen

        Arts, Edegem

        Vrij instrumenteel gezegd werkt straffen juist voor de gewetenlozen, omdat je geen appèl doet op geweten, maar gewoon vervelende consequenties verbindt aan ongewenst gedrag. Voor de medemens met meer geweten hoop je op lerend vermogen vanuit moreel b...esef, in plaats van zuiver wezenlijke consequenties.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.