Zicht op snellere zorg bij complexe problemen
Plaats een reactiePatiënten met complexe psychische problematiek moeten eerder op de juiste plek zorg krijgen. In het Integraal Zorgakkoord is afgesproken dat huisartsen, ggz en sociaal domein daarvoor regionaal gaan samenwerken. LHV-bestuurder Guus Jaspar is blij dat na jarenlang gesoebat nu zicht is op effectievere hulp. ‘De oplossing wordt nu gefaciliteerd. Daarmee is de vrijblijvendheid eraf.’
De wachtlijsten in de ggz zijn de afgelopen jaren zo ver opgelopen dat huisartsen veel te lang verantwoordelijk blijven voor patiënten die ze hebben doorverwezen. In het Integraal Zorgakkoord, waar de huisartsen een jaar geleden hun handtekening onder zetten, is afgesproken dat sociaal domein, ggz en huisartsenzorg samen aan een oplossing gaan werken. Die heeft inmiddels vorm gekregen. In alle regio’s gaan huisartsenzorg, ggz en sociaal domein samenwerken in zogeheten Mentale Gezondheidsnetwerken (MGN). Het is cruciaal om ook het sociaal domein te betrekken in de samenwerking, zegt LHV-bestuurder en huisarts Guus Jaspar. ‘Niet alle psychische problematiek hoort thuis bij de huisarts óf de ggz. Je komt ook situaties tegen waarin het sociale domein een cruciale rol kan spelen. Bijvoorbeeld als mensen langdurig hoofdpijn krijgen door overlast van de buren. Dan is de woningcorporatie aan zet, niet de POH-GGZ.’
De huisarts is niet de enige in die driehoek die het druk heeft. Dat realiseert Jaspar zich maar al te goed. ‘De ggz is natuurlijk niet uit op wachtlijsten en ook organisaties in het sociaal domein zitten niet te duimendraaien. Juist daarom is het zo belangrijk dat we meer onderling gaan samenwerken. Alles draait erom dat patiënten eerder op de juiste plek terechtkomen, zodat geen enkele patiënt op een verkeerde wachtlijst staat. We willen problematiek op een zo vroeg mogelijk moment verkennen, afspraken maken over wie daarmee aan de slag gaat én het commitment dat die partij het zo snel mogelijk oppakt. Een scherpere triage aan de voorkant moet ruimte maken in ieders wachtlijst.’
Verkennend gesprek
Centraal bij de werkwijze van de Mentale Gezondheidsnetwerken staat het ‘verkennend gesprek’, dat als doel heeft te bepalen waar de patiënt het beste geholpen kan worden. De huisarts kan patiënten verwijzen naar het verkennend gesprek en hoeft zelf niet bij dat gesprek te zijn. Vertegenwoordigers uit de ggz en het sociaal domein voeren het gesprek met de patiënt en komen bij de huisarts terug met een (verwijs)advies. Jaspar: ‘Uiteraard hoeft niet iedere patiënt naar zo’n verkennend gesprek. Als huisarts kun je bij duidelijke en enkelvoudige problematiek nog altijd rechtstreeks doorverwijzen naar bijvoorbeeld een psycholoog of naar het maatschappelijk werk. Het verkennend gesprek is voor die patiënten bij wie meerdere problemen spelen en die – naar verwachting – hulp nodig hebben van zowel ggz als sociaal domein. In het verkennend gesprek maken vertegenwoordigers van ggz en sociaal domein daarover samenwerkingsafspraken. Als een patiënt naar de ggz wordt doorverwezen, is de inzet dat die zorg binnen vier weken begint, ook om te voorkomen dat de problematiek in de tussentijd verergert. Overigens worden in een verkennend gesprek ook afspraken gemaakt over overbruggingszorg, als die nodig is.’ Per patiënt kunnen niet meer dan twee verkennende gesprekken worden gevoerd.
Een scherpere triage aan de voorkant moet ruimte maken in ieders wachtlijst
Gamechanger: elkaar leren kennen
In sommige regio’s is al een goed functionerende samenwerking tussen huisartsen(organisaties) en de ggz, al dan niet aangevuld door het sociaal domein. Wat gaan deze regio’s merken van de Mentale Gezondheidsnetwerken? ‘Bij het maken van de afspraken in het IZA hebben we juist naar die regio’s gekeken’, zegt Jaspar. ‘Never change a winning team. Daar waar het goed loopt, is vaak de essentie al aanwezig van wat we voor ogen hebben met de Mentale Gezondheidsnetwerken. De gamechanger in goede samenwerking is vaak dat mensen elkaar kennen, een keer koffie hebben gedronken. Precies dat is wat nu wordt gefaciliteerd in alle regio’s: expertises verbinden, zorgen dat mensen elkaar kennen en zich samen committeren aan het vinden van de beste oplossing voor een patiënt of cliënt. Waar we nu nog gefrustreerd naar elkaar wijzen, kennen we elkaar straks, in iedere regio. Met de Mentale Gezondheidsnetwerken komt er een format dat je overal kunt gebruiken, inclusief financiering. Zo’n netwerk hoeft er niet in iedere regio precies hetzelfde uit te zien. We zijn een heel eind met de ingrediënten, maar de taart zal overal net iets anders smaken.’
In één keer de juiste verwijzing
Dit voorjaar wordt de werkwijze definitief vastgesteld en maakt de NZa het conceptbekostigingsbeleid bekend. Dat moet aan het begin van de zomer definitief zijn. Begin 2025 gaan de Mentale Gezondheidsnetwerken dan daadwerkelijk van start. Wat gaan huisartsen daar uiteindelijk van merken? Jaspar: ‘In de tweede helft van 2025 moeten we echt al merken dat patiënten eerder naar de juiste zorg worden doorverwezen en dus in één keer op de juiste wachtlijst of bij de juiste zorgverlener terechtkomen. Ik heb goede hoop dat de wachtlijsten daardoor op termijn korter worden. Natuurlijk zijn we daarvoor ook afhankelijk van de andere meewerkende partijen. Het capaciteitsprobleem binnen de ggz lossen we hiermee niet op, maar het is absoluut winst als we er samen voor kunnen zorgen dat er straks niemand meer op de verkeerde wachtlijst staat.’
Tekst met medewerking van Berber Bijma (eerder verschenen in De Dokter).
Lees ook:- Er zijn nog geen reacties