Blogs & columns
Blog

Huilend zat ik op het stoepje

Plaats een reactie

Op schoot bij mijn opa zat ik als 7-jarig jongetje het liefst. Gingen we op bezoek bij opa en oma, dan was het maar wat fijn om op die grote bruine stoel te klimmen en op zijn schoot te belanden. Een paar sterke armen grepen me dan vast. Armen die zo krachtig waren geworden door het vele fysieke werk dat hij in zijn leven had gedaan. Als ambulancechauffeur in vervlogen tijden, maar ook naast zijn werk altijd fysiek bezig. Maar zelfs als 7-jarig ventje merkte ik het: die beer van een vent verloor die kracht in zijn armen.

Veel gebeurtenissen uit je jeugd vervagen uiteindelijk. Het worden schimmen. Flarden van korte momenten, niet meer een geheel verhaal vormend. Vaak hoeft dat ook niet. Je vormt veel nieuwe mooie herinneringen in je leven. Alles onthouden gaat niet. Maar sommige levensverhalen blijven je bij. Zo ook deze herinneringen aan mijn opa.

Groot en sterk. Voor de duivel niet bang. Zo was hij zijn hele leven al. Het werk op de ambulance was vroeger ook anders. De fysieke kant stond veel meer op de voorgrond. En die fysieke kant schroomde hij ook niet. Moest er een agressieve patiënt worden opgehaald? Dan ‘deed Toine dat wel even’. Was er sprake van een geslaagde suïcide? Dan was hij nooit te beroerd om het vuile werk mee te doen. De minst geliefde klussen nam hij zonder morren op zich. Het extra zakcentje dat hij verdiende met de extra ritten voor niet-natuurlijke doodsoorzaken werd niet in het huishouden gestoken. Dat voelde voor hem niet goed. De 15 gulden die extra werden verdiend als ‘lijkengeld’ moest niet worden ingezet voor onderhoud van zijn gezin. Dit was ‘zijn’ geld, en hiervan kocht hij nieuw gereedschap voor zijn klusplekje in de garage.  

Zelfs nu nog, twintig jaar later, spreek ik de oudere garde van de ambulancedienst die hem hebben gekend. En nog altijd word ik overmand door trots als ik hun verhalen hoor. Altijd goede zin, zijn typische uitspraak ‘Gaat niet, bestaat niet’, respect voor collega’s en andere hulpverleners. Kortom, een man waar mensen graag mee te maken hadden.

Maar ook zo iemand tegen wie je opkijkt, waar je de kracht vanaf ziet stralen, kan uiteindelijk gegrepen worden door iets buiten zijn macht om. In het geval van mijn opa ging dit over een mediastinale tumor met hersenmetastasen. Nu vaak al een slechte prognose, die wellicht in de jaren negentig nog slechter was.

De man die ik bewonderde als mijn opa, bij wie ik als klein jochie zo graag op schoot zat, veranderde. Hij raakte zijn oriëntatie meer en meer kwijt. Taalbegrip en spraak werden steeds minder. Momenten die ik zo graag als kleinzoon had met hem, gingen over in korte periodes dat hij ‘goed’ was. Maar ook ik zag hem steeds stiller en onzekerder worden.

Uiteindelijk eindigde dit in meerdere malen per dag epileptische insulten. Hevig trillend in die bekende grote bruine stoel. Het gevoel ‘alsof iemand een deken over mijn hoofd gooit en me laat stikken’. Hij kon hier gewoon niet meer tegen vechten, en de situatie verslechterde. Zijn angsten en onzekerheid namen toe. De plek waar hij het liefst was in deze periode was het ziekenhuis. Die omgeving was vertrouwd, daar kende hij de weg. Steeds na een periode in het ziekenhuis zag ik hem thuis terug en was hij even iets krachtiger. Een observatie die toen veel indruk op me maakte. Er gebeurde iets in dat ziekenhuis, iets wat hem weer MIJN opa maakte.

Uiteindelijk is hij overleden aan deze nare, slepende ziekte. De kanker had die grote, sterke kerel onder de duim gekregen. Achteraf gezien was het maar beter zo. Haast alles wat hem lief was in zijn leven was hem afgenomen: muziek maken, klussen, zijn grijze Ford Escort bleef eenzaam in de garage staan.

Zijn uitvaart kan ik me niet meer goed herinneren. Wat ik wel nog weet was dat al zijn collega’s van de GGD buiten de kerk in uniform hem kwamen eren. Voor hen voelde het ook als een groot verlies, zelfs na zijn pensioen was hij niet vergeten.

Jaren later vertelde mijn oma dat ik tijdens de koffietafel huilend op het stoepje in de deuropening zat. Ik wilde niet dat mensen zoveel pijn en leed hadden. Ik wilde er later voor zorgen dat dit niet meer voor ging komen. Ik wilde dokter worden, liefst een dokter tegen pijn.

En hier ben ik dan. In opleiding tot anesthesioloog, twintig jaar later. Ik zal nooit die persoon worden die niet bang is voor de duivel, die beer van een vent zoals mijn opa was. Maar ik hoop wel dat ik net zo geliefd word als collega. Dat ik net die stap extra als arts ook durf te maken, zoals hij dat deed naast zijn vak als ambulancechauffeur. Ik weet hoe dan ook zeker dat hij trots op me is. Ik denk in ieder geval nog vaak aan hem, zeker op de momenten dat ik de pijn kan verzachten bij mijn patiënten. Zoals mijn voorgangers ook ooit bij hem deden. 

lees ook
  • Coen Feron

    Coen Feron was in opleiding tot anesthesioloog. Na eigen ervaringen als patiënt besloot hij zijn medische ontdekkingstocht buiten het ziekenhuis voort te zetten. Voor Coen is het menselijke contact in de zorg een van de belangrijkste en mooiste dingen, waar hij graag over schrijft.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.