Blogs & columns
Blog

De depressieve rat en translationele wetenschap

Plaats een reactie

De rat – laten we hem Menno noemen – is eerst nog heel optimistisch. Hoewel hij in een raar klein bekertje zwemt met een hoge rand waar hij niet uit kan klimmen. Hij kan dus alleen maar rondjes zwemmen. Kom op, we gaan ervoor, zo reageert Menno en zwemt wat hij kan. Het schiet alleen niet zo op. Het einde komt niet in zicht.

Boven de ronde beker ziet Menno nog vaag een gezicht waarvan hij denkt dat het een wezen is dat het in het algemeen goed met hem meent. Dat wezen zorgt er immers voor dat het voerbakje en het waterbakje van Menno altijd vol zijn. Maar dit keer doet het wezen niets dan kijken (naar hem, op een stopwatch en op een tablet, maar dat weet Menno niet). Menno realiseert zich snel dat hij met fanatiek zwemmen niets opschiet. Hij laat zich drijven en zwemt niet meer. Het menswezen boven hem drukt op de stopknop. Menno wordt uit het water getild.

Deze test heet de geforceerde zwemtest: https://www.youtube.com/watch?v=WY-tVqZhbmw

De rat of de muis wordt geforceerd om te zwemmen, totdat het dier stopt met zwemmen. De tijd dat het dier blijft zwemmen is een maat geworden voor de werking van een antidepressief middel. Een goed werkzaam antidepressief middel verlengt de actieve zwemtijd. De rat zwemt veel langer door dan zonder dat middel.

Ratten zijn bijzonder goede zwemmers en kunnen uren lang achter elkaar zwemmen. Als ratten stoppen met zwemmen, vertalen we dat als volgt: we zeggen dan dat de rat geleerd heeft om hulpeloos te zijn en om dus niets meer te ondernemen. Het diepere idee hierachter is dat als je depressief bent, je ook niets meer onderneemt omdat het leven je geleerd heeft om hulpeloos te zijn. Dat is zo bedacht in 1967 door de hoogleraar psychologie Seligman en is bekend geworden als het ‘Learned Helplessness Paradigm’. Professor Seligman gaf honden elektrische schokken in een omgeving waarin ze niet konden ontsnappen. De honden konden niets anders dan de pijn ondergaan. Er was geen mogelijkheid om de pijn te ontlopen. Eerst huilden en blaften ze, maar na verloop van tijd gaven ze dat op en zaten hulpeloos te zitten in pijn. Als je daarna de honden in een omgeving bracht waar ze wel konden ontsnappen door simpelweg te springen, deden ze dat niet. Ze hadden geleerd om hulpeloos te zijn. Net zoals depressieve mensen dus. Die ook niets meer ondernemen. Zo was de gedachtegang.

Hebben we een nieuw veelbelovend middel tegen depressie in handen? Die vraag heeft geleid tot het ontwikkelen van deze rattenzwemtest. De extrapolatie van resultaten van diermodellen naar de mens noemen we translatie. Het onderzoeken van de reacties van de rat om inzicht te krijgen in de depressieve medemens is dus een onderdeel van de wetenschap die we met een mooie term aanduiden als translationale neurowetenschappen. De translationele neurowetenschap zorgt voor een nauwere interactie tussen fundamentele en klinische neurowetenschappers om het begrip van de hersenstructuur, functie en ziekte te vergroten en deze kennis te vertalen naar klinische toepassingen en nieuwe therapieën van aandoeningen van het zenuwstelsel. Een leerboekdefinitie.

Nu het einde van het verhaal. Als je een rat amfetamine toedient of cafeïne voordat je hem in de zwemtest zet, dan zie je ook de gewenste effecten. De rat zwemt veel langer door. Maar niet omdat amfetamine een goed antidepressivum is. Dat is het namelijk helemaal niet. Het simpel extrapoleren van wat we zien bij een dier naar de mens is dus niet zo makkelijk. Ik heb zelf altijd gedacht dat een rat die snel ophoudt met zwemmen slimmer is. Zwemmen heeft geen nut in deze situatie. Ik kan beter gewoon drijven, dat is minder stressvol. En ik word zo direct toch bij mijn staart gepakt en uit deze nachtmerrie getild. Aldus de rat volgens mij. Maar ja, wie ben ik?

Translationele wetenschap is lastig. Diermodellen zijn geduldig. Vele miljarden zijn tevergeefs gepompt in de ontwikkeling van geneesmiddelen omdat we dachten dat we een mooi sluitend model voor een ziekte hadden. Los nog van de ratten en honden die we in nare situaties brengen. De meeste experimentele medicijnen die bij ratten goed werkten, werken uiteindelijk toch niet bij mensen.

Lees ook
  • Jan Keppel Hesselink

    Jan Keppel Hesselink is arts niet-praktiserend, farmacoloog en medisch bioloog. Hij adviseert op het gebied van research en ontwikkeling van geneesmiddelen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.