Blogs & columns
Blog

Alleen maar hopen

Plaats een reactie

‘Zou hij ons wel herkennen?’ Mijn vriend en ik staan samen bij de ingang van het ziekenhuis waar de ambulances binnenkomen. Van de vriendelijke dame van de eerste hulp mochten we daar wel wachten op onze vriend die vanuit Oostenrijk met de ambulance kwam. Zijn vrouw was nog daar, dus wij zouden hem hier opvangen zodat hij, tenminste als hij wakker zou zijn, bekende en vertrouwde gezichten zou zien.

Hoe was het mogelijk? Dat de slimste kop van onze hechte vriendengroep zo hard gevallen was dat hij bijna niet meer wakker was geweest, en niks onthield, en zoveel schade had dat we nog maar af moesten wachten hoe dat zou herstellen? Als iemand van ons professor zou worden, was hij het wel. Hij kon op een feestje serieus vragen wat je eerste keus statine was. En trouwens eerder al. Gingen we in onze studententijd naar een gala ofzo, zat hij de krant te lezen. En hardlopen terwijl de artikelen van het NTvG voorgelezen worden, was ook heel normaal. En nu? Schedelbasisfractuur, bloeding hier bloeding daar, niet goed, echt niet goed.

Daar komt een ambulance aan, zou dat hem zijn? De chauffeur die uitstapt vouwt zich helemaal dubbel en buigt en strekt zijn benen een aantal keer. Hij heeft zichtbaar een lange rit achter de rug. Dat moet hem zijn. Zodra de deuren van de auto opengaan, staan wij daar. Zenuwachtig en gespannen. Hij heeft zijn ogen open: ‘Hé’, zegt hij en sluit zijn ogen weer. We lopen achter de brancard naar binnen. De verpleegkundige vraagt zijn geboortedatum en naam, die we al lopend geven. Ze vraagt of hij bekend is in het ziekenhuis, waarop mijn vriend antwoordt: ‘Zeker, dit is zijn ziekenhuis, hij werkt hier.’ De verpleegkundige schrikt zichtbaar en roept: ‘O, jeetje, het is dokter H.’

De ambulancebroeder doet aan ons de overdracht van de rit, beetje bijzonder, maar we vinden het prima. Wel gek dat hij nog zuurstof heeft, hij is op zijn kop gevallen, hij heeft toch niks aan zijn longen? Als iedereen weg is, halen we die er maar even af. Die saturatiemeter zit er niet voor niks.

Daar ligt hij dan, met zijn ogen dicht. Hij zegt niks. Alleen als we aan hem rammelen, doet hij zijn ogen open en lijkt ons te herkennen. Het lijkt hem ook gerust te stellen, dat we er zijn. We bekijken hem aan alle kanten, hij is lekgeprikt. Het infuus dat er nu nog in zit, loopt subcutaan, zijn arm is tweemaal zo dik. Hij ziet er zo kwetsbaar en weerloos uit, dat we allebei onze tranen moeten bedwingen. Infuus eruit, kweekjes afnemen, hij reageert eigenlijk niet. Vragen beantwoordt hij vaag, sociaal wenselijk, nog steeds slim, maar het is duidelijk dat hij geen idee heeft. Hij wil even zitten, we zijn bang dat hij wil staan en dan valt. Mijn vriend gaat voor hem staan, en hij leunt tegen hem aan, armen om hem heen. Ik kijk naar hen, al meer dan 25 jaar mijn beste vrienden, de een kwetsbaar als een kind, de ander sterk, steunend, liefdevol.

We kunnen alleen maar hopen.

Meer van Marieke Dijkzeul

  • Marieke Dijkzeul

    Marieke Dijkzeul is huisarts in Apeldoorn en rondde een opleiding tot kaderarts palliatieve zorg af. Zij heeft drie kinderen in de tienerleeftijd.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.