Laatste nieuws
Nieuws

Werkzaamheid spreidbroek bij stabiele heupdysplasie staat ter discussie

Plaats een reactie
getty images
getty images

Ongeveer twee op de honderd Nederlandse baby’s moeten een spreidbroek dragen vanwege heupdysplasie. In veel gevallen is dat niet nodig, zegt kinderorthopeed Ralph Sakkers.

Jeugdartsen verwijzen één op de vijf Nederlandse kinderen voor verdere diagnostiek vanwege een verdenking op heupdysplasie. In ruim 80 procent van de gevallen is er niets aan de hand, bij de rest is er inderdaad sprake van een heupkom die volgens de echografische metingen te ondiep is. In nog minder gevallen is er sprake van een heupkop die daadwerkelijk uit de kom is.

‘Voor die laatste groep weten we dat een spreidbroek zinvol is. Dat is echter een klein deel van de kinderen met heupdysplasie’, zegt Ralph Sakkers, orthopedisch chirurg in het UMCU. ‘Door de jaren heen zijn we wereldwijd bij kinderen met een heup in de kom ook die spreidbroek gaan gebruiken. De vraag is hoe zinvol dat is.’

Sakkers voerde daarom met onder meer Virginie Pollet in meerdere Nederlandse ziekenhuizen een gerandomiseerde trial uit naar het nut van de spreidbroek bij ruim honderd kinderen van 3 tot 4 maanden oud bij wie echografisch een stabiele heupdysplasie was vastgesteld. Dat wil zeggen dat de heupkop stabiel in het midden van een ondiepe heupkom staat.

De meest gebruikte spreidbroek die tegenwoordig wordt gebruikt is de Pavlik, een tuigje dat ervoor zorgt dat de heupen gespreid en gebogen blijven. De helft van de kindjes kreeg deze zogenaamde pavlikbandage, de rest niet. Als de heupkom (echografisch) na zes weken niet dieper was geworden, werd alsnog een spreidbroek aangelegd. Dat gebeurde bij drie kinderen (6%).

Na twaalf weken vergeleken de onderzoekers de mate waarin de heupkom dieper was geworden. Sakkers: ‘In beide groepen waren de meeste heupen normaal geworden. Voorafgaand aan de uitkomst van deze trial hadden collega Pollet en ik in de literatuur de uitkomst van alle onbehandelde heupen opgezocht. Bij ruim 13 duizend onbehandelde kinderen met stabiele heupdysplasie bleek dat tussen de 80 en 97 procent de heupkom in de eerste zes maanden van het leven vanzelf was genormaliseerd.’

Dat is goed te verklaren, zegt Sakkers: ‘In het midden van de heupkom zit de groeischijf. Druk van de heupkop daarop stimuleert de groei. Daarom helpt een spreidbroek bij instabiele heupdysplasie: daarmee komt de kop in de kom en oefent daar druk uit. Bij een stabiele heupdysplasie bevindt de kop zich al midden in de kom, en zal blijkbaar in de meeste gevallen normale ontwikkeling optreden. Een spreidbroek lijkt daar dan weinig aan bij te dragen.’

Hebben deze bevindingen gevolgen voor de manier waarop we nu screenen op heupdysplasie, en op de behandeling ervan?

‘Er is al veel onderzoek gedaan naar hoe we effectiever kunnen screenen, maar dat lukt niet zo goed. In Nederland doen we geen standaardecho zoals in Duitsland, maar worden veel kinderen verwezen door het consultatiebureau. Hier is dat de meest kosteneffectieve manier gebleken. Bij stabiele heupdysplasie in de eerste weken tot maanden moeten we overwegen om tot een leeftijd van een halfjaar spontane verbetering af te wachten. We monitoren dan wel elke zes weken of er verbetering optreedt; zo niet, dan adviseren we toch een Pavlik aan te leggen.’

In het artikel, dat in Scientific Reports verscheen, schrijven Pollet, Sakkers e.a. dat hun bevindingen de vraag opwerpen in hoeverre de manier waarop stabiele heupdysplasie nu wordt geclassificeerd wel voldoet, omdat deze geen onderscheid kan maken tussen normaal ontwikkelende heupen en pathologische heupdysplasie. Sakkers wil er nog niet veel over kwijt, maar wel dat eraan wordt gewerkt. En oké, een tipje van de sluier: ‘Nu meten we de hoek tussen twee bepaalde lijnen in het heupgewricht. Als we meer data uit de plaatjes kunnen halen, zijn we hopelijk beter in staat om die kinderen eruit te vissen bij wie we wél moeten ingrijpen.’

Scientific Reports, 2020. Doi: 10.1038/s41598-020-66634-1
lees ook
Nieuws Wetenschap orthopedie kinderen
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.