Verwijzingen dermatologie en orthopedie sterkst afgenomen

Vooral voor dermatologie en orthopedie is het aantal verwijzingen van huisartsen flink gedaald sinds de coronacrisis. Op peil bleven cardiologie en gynaecologie. Dat constateert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Inmiddels verwijzen huisartsen wel meer naar medisch specialisten dan sinds het begin van de coronacrisis.

Zo is het aantal spoedverwijzingen vrijwel terug op het oude niveau. Volgens de meest actuele cijfers waar de NZa over beschikt, hebben huisartsen sinds de coronacrisis ruim 487 duizend minder verwijzingen gedaan dan normaliter. De NZa heeft het verwijsvolume voor de twaalf grootste specialismen in kaart gebracht. De relatief grootste daling in het aantal verwijzingen was te zien bij dermatologie en orthopedie.

Bij cardiologie en gynaecologie viel de daling relatief mee, aldus de NZa. Het aantal cardiologieverwijzingen herstelde na een initiële daling snel en zit inmiddels op 57 procent van het gemiddelde van de periode tot medio maart. Bij gynaecologie is het percentage sowieso relatief weinig gedaald en zit het aantal verwijzingen op 55 procent ten opzichte van de periode tot medio maart. Het aantal verwijzingen voor longziekten is, na een eerste daling, relatief constant. Dat lag op het dieptepunt op 45 procent van het eerdere verwijsvolume maar is nu tot 55 procent opgeklommen.

Het aantal verwijzingen door huisartsen naar het ziekenhuis neemt volgens de NZa sinds begin april weer ‘gestaag’ toe. Van de vijf categorieën verwijzingen die huisartsen onderscheiden, heeft de categorie spoedverwijzingen amper terugval gekend en ligt deze ook bijna weer terug op het oude niveau. Alleen voor kindergeneeskunde en orthopedie is nog geen teken van herstel te zien in de spoedverwijzingen. Bij longziekten is het aantal spoedverwijzingen juist toegenomen, waarschijnlijk vanwege de corona-uitbraak.

Van de overige vier verwijzingen, die wel aanzienlijk terugvielen, laat de zogeheten verwijzing met een verkorte toegangstijd volgens de NZa ‘veel herstel zien’. Wel zit er veel verschil tussen de diverse specialismen.

Dat er verwijzingen worden gedaan, wil nog niet zeggen dat patiënten hier gevolg aan geven of dat al behandelingen kunnen plaatsvinden in ziekenhuizen. Bij alle specialismen is het aantal poliklinische bezoeken gedaald, het minste bij longziekten, blijkt uit de gegevens waar de NZa nu over beschikt. Het aantal klinische opnames, dat bij vrijwel elk specialisme daalde, is bij interne geneeskunde redelijk constant gebleven, en gestegen bij longziekten. Het aantal operaties zakte bij alle twaalf specialismen in en vertoont op dit moment een gemengd beeld. Bij neurologie is er bijvoorbeeld al wel sprake van duidelijk herstel. De NZa, die uitgaat van registratie-achterstanden die deze beelden beïnvloeden, hoopt binnenkort met meer specifieke gegevens over de behandelcijfers te komen.