Minder interventies bij necrotiserende pancreatitis na uitgestelde drainage

Uitgestelde katheterdrainage bij geïnfecteerde necrotiserende pancreatitis leidt minder vaak tot interventies dan directe drainage. Dat blijkt uit onderzoek van Lotte Boxhoorn en collega’s dat onlangs in The NEJM verscheen.

Directe drainage is volgens de onderzoekers in opkomst bij geïnfecteerde necrotiserende pancreatitis, terwijl een ‘step-up’-benadering meestal wordt geadviseerd. Die benadering houdt in: wacht tot afkapseling van het necrotiserende weefsel is opgetreden, voordat wordt gestart met katheterdrainage; eventueel gevolgd door necrosectomie. Afkapseling treedt gewoonlijk na een maand of langer op, gerekend vanaf het begin van de pancreatitis.

Het gerandomiseerde onderzoek, dat in meerdere ziekenhuizen in Nederland plaatsvond, liet echter zien dat drainage binnen 24 uur (interventiegroep) na de diagnose geïnfecteerde necrotiserende pancreatitis niet superieur is aan uitgestelde drainage (controlegroep). Althans, als het gaat om de optelsom van de ernst en het aantal complicaties – de primaire uitkomstmaat. Die som kwam gemiddeld genomen tussen beide groepen overeen. Wel verschilde het totaal aantal interventies tussen de groepen. Zo bleek drainage bij negentien van de 49 patiënten uit de controlegroep niet meer nodig te zijn nadat de antibioticabehandeling was aangeslagen. Bovendien onderging in de controlegroep uiteindelijk 22 procent een necrosectomie, terwijl dat 51 procent was in de groep van 55 patiënten bij wie directe drainage plaatsvond.

In een commentaar vat de Amerikaanse gastro-enteroloog Todd Baron de conclusie als volgt samen: bij klinisch stabiele patiënten kan het best met drainage worden gewacht tot afkapseling van het necrotiserende weefsel is opgetreden.