Immuungeheugen na SARS-CoV-2-infectie duurt minstens acht maanden

Opnieuw is onderzoek gepubliceerd naar de duur van immuniteit na een eerste infectie met SARS-CoV-2. Het immuungeheugen houdt bij de meeste mensen waarschijnlijk minstens vijf tot acht maanden aan, zo blijkt uit een studie door Jennifer Dan e.a., verschenen in Science.

Ze deden gelijktijdige metingen van circulerende antilichamen, B-geheugencellen, CD8 + T-cellen en CD4 + T-cellen die specifiek zijn voor SARS-CoV-2. Het ging daarbij om 254 monsters van 188 covid-19-gevallen, waaronder 43 monsters afgenomen zes tot acht maanden na de infectie met het virus. De meeste patiënten hadden milde symptomen, maar in 7 procent van de gevallen was ziekenhuisopname noodzakelijk.

De resultaten van de metingen: IgG voor het spike-eiwit was relatief stabiel gedurende zes à acht maanden. Spikespecifieke B-geheugencellen waren ruimer aanwezig na zes maanden dan een maand na het begin van de symptomen. En SARS-CoV-2-specifieke CD4 + T-cellen en CD8 + T-cellen namen af met een halfwaardetijd van drie tot vijf maanden.

Net als eerder onderzoek naar het vraagstuk van de duur van immuniteit tegen SARS-CoV-2 is ook deze studie omkleed met enig voorbehoud. Zo stellen de onderzoekers dat er geen ‘directe conclusies’ vallen te trekken over de beschermende immuniteit op basis van het kwantificeren van SARS-CoV-2 circulerende antilichamen, B-geheugencellen, CD8 + T-cellen en CD4 + T-cellen, omdat mechanismen van beschermende immuniteit tegen SARS-CoV-2 nog niet zijn gedefinieerd bij mensen.

Ook stipuleren Dan e.a dat de omvang van de antilichaamrespons tegen SARS-CoV-2 nogal heterogeen is en dat er dus tussen individuen in dat opzicht flinke verschillen bestaan. Het is volgens hen goed mogelijk dat een fractie van de met SARS-CoV-2 geïnfecteerde populatie met een laag immuungeheugen relatief snel vatbaar wordt voor herinfectie. Hoewel inmiddels bekend is dat geslacht en ernst van de ziekte daarbij een rol spelen is nog steeds onbekend hoe dat komt.