Bloedplasmastudie gestopt

De Nederlandse multicenterstudie naar de werking van bloedplasma bij covid-19 is in de huidige vorm gestopt. Uit een tussentijdse evaluatie bleek dat driekwart van de patiënten die voor bloedplasma van genezen patiënten in aanmerking zouden komen, zelf al antistoffen aanmaken.

Arvind Gharbharan e.a. beschrijven de resultaten in een artikel dat in preprint – dus zonder peerreview – is gepubliceerd op de website medRxiv.

Na inclusie van 86 patiënten, in veertien Nederlandse ziekenhuizen, vond een tussentijdse analyse plaats. Zij waren gemiddeld tien dagen ziek op het moment dat zij plasma ontvingen. Er bleek geen significant verschil in mortaliteit, opnameduur of ernst van de ziekte op dag 15.

Bij 66 patiënten kon worden getest of er bij aanvang al anti-SARS-CoV-2-antilichamen in het bloed meetbaar waren. Dat was bij 53 mensen het geval (80%). Ter bevestiging onderzochten de wetenschappers ook bloedstalen van 37 patiënten die niet aan de studie meededen. Ook bij deze groep bleek er al vroeg tijdens ziekenhuisopname sprake van neutraliserende antilichamen bij een aanzienlijk deel.

Deze waarneming wierp de vraag op of het toedienen van bloedplasma met antistoffen wel zinvol zou zijn voor alle patiënten die met covid-19 worden opgenomen. Na overleg met de data safety monitoring board werd besloten de studie in de huidige opzet te stoppen.

Volgens de onderzoekers zou geselecteerd bloedplasma van genezen patiënten, dat hoge titers neutraliserende antistoffen bevat, mogelijk wel zinvol zijn eerder in het ziekteproces. Dan zou het bijvoorbeeld kunnen worden toegediend aan patiënten die nog niet zijn opgenomen, maar wel een verhoogde kans op een ernstig ziektebeloop hebben. Een andere opzet kan zijn alleen plasma toe te dienen aan patiënten die geen antilichamen hebben aangemaakt.

De kennis uit deze studie kan hoe dan ook goed van pas komen bij de vele, andere studies die wereldwijd lopen naar het gebruik van bloedplasma bij de behandeling van covid-19.