Laatste nieuws
P. Assmann
7 minuten leestijd
chirurgie

Vrouwenvrees ongegrond

Plaats een reactie

Andere sekseverhouding onder artsen leidt niet tot problemen



Het aandeel vrouwelijke artsen neemt de komende decennia toe tot tweederde. Critici uiten grote zorgen over deze trend. Koudwater­vrees, analyseert de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen. Een betere organisatie moet de knel­punten wegnemen.


Sinds Aletta Jacobs in 1878 de eerste vrouwelijke arts werd, groeide het aandeel vrouwen onder de werkzame specialisten (breed gedefinieerd) gestaag en vormde begin 2007 34 procent van het totale aantal. De laatste zes jaar is de instroom van vrouwelijke studenten geneeskunde volgens cijfers van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) gestabiliseerd op 66 procent.



Critici, zoals de hoogleraren Croiset, Haalboom en Schrijvers (allen verbonden aan het UMC Utrecht), vrezen door de opkomst van vrouwelijke geneeskundestudenten verlies van diversiteit, populariteit en aanzien van het beroep. Daarnaast vrezen zij een tekort aan artsen vanwege deeltijdfuncties.1-3 Deze vrees wordt niet (wetenschappelijk) onderbouwd.



Croiset stelde een voorkeursbehandeling voor jongens voor bij de toelating tot de studie geneeskunde.2 De Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VNVA) bestrijdt een voorkeursbehandeling, evenals de genoemde bezwaren. Zij pleit voor gelijke kansen voor vrouwelijke artsen en denkt mee over het oplossen van organisatorische en culturele knelpunten.



De VNVA heeft de voorkeursbehandeling die Croiset voorstelt, voorgelegd aan de Commissie Gelijke Behandeling. Een voorkeursbehandeling blijkt wettelijk slechts toegestaan voor groepen met een maatschappelijke achterstand. Dat hebben jongens niet. Het UMC Utrecht heeft inmiddels gezegd geen voorkeursbehandeling toe te passen. Croiset wilde met haar uitlatingen een publieke discussie openen. Die handschoen pakken we graag op.



Genderneutraal


Er wordt wel beweerd dat de eindexamens niet genderneutraal zijn en dat jongens biologisch later rijpen.2 Het lagere gemiddelde eindexamencijfer van jongens op de middelbare school leidt door de gewogen loting tot een sterkere selectie bij toelating tot de studie geneeskunde: van de jongens wordt 45 procent toegelaten, van de meisjes is dat 50 procent. Door die sterkere selectie daalt het aandeel jongens van 36 procent bij aanmelding tot 34 procent bij toelating, zo blijkt uit cijfers van de IB-Groep.



Men kan zich afvragen of jongens eerlijker kansen zouden krijgen door het afschaffen van de gewogen loting. Daarmee dreigt wel het gevaar dat de gemiddelde inzet van de student zou dalen, evenals de opleiding en, op termijn, de kwaliteit van de artsen. Bovendien is het de vraag of jongens nu minder kans krijgen. Hoe dan ook, deze cijfers tonen dat de gewogen loting slechts 2 procent verlies van het aandeel jongens onder studenten geneeskunde veroorzaakt.



Het aantal aanmeldingen voor de studie geneeskunde is de laatste vijf jaar met 58 procent gestegen: van 3693 in 2001 naar 5823 in 2006. Tegelijkertijd is het aandeel van jongens bij de aanmelding met 36 procent al jaren stabiel. De vrees dat de populariteit van geneeskunde onder jongens daalt, is daarmee (voorlopig) ongegrond.



Diversiteit op de werkvloer is van belang omdat mannelijke en vrouwelijke eigenschappen elkaar aanvullen. In de gezondheidszorg kan het bovendien van belang zijn dat een patiënt kan kiezen tussen een mannelijke en een vrouwelijke arts. Een fifty-fiftyverdeling is echter niet noodzakelijk. Een aandeel van 33 procent zou voldoende moeten zijn om voordelen van diversiteit te benutten. Een minderheid van vrouwelijke artsen verhoogt daarentegen de kans op ontmoediging door seksediscriminatie en een dominante mannencultuur.4 5



Ondervertegenwoordiging


Het aandeel vrouwelijke BIG-geregistreerde artsen is in 2007 40 procent. Onder huisartsen is dit 37 procent, bij medisch specialisten 30 procent. In de vervolgopleidingen liggen deze verhoudingen anders: 70 procent van alle huisartsen in opleiding is vrouw, bij specialisten is dit 53 procent. Vanuit deze verhoudingsgetallen en bij verder gelijke condities is het aandeel vrouwen over tien jaar goed te voorspellen. In 2017 zal het aandeel vrouwelijke huisartsen oplopen tot 54 procent, tot 64 procent in 2027. Bij de specialisten zal het aandeel oplopen naar 43 procent in 2017, naar 49 procent in 2027. Omdat tweederde van de geneeskundestudenten vrouw is, zal het aandeel vrouwen vanaf 2027 geleidelijk verder toenemen. 



Belangrijk knelpunt in de diversiteit is de sterke ondervertegenwoordiging van vrouwen bij een aantal specialisaties (zie grafiek). In 2007 werkte minder dan 10 procent vrouwen in de orthopedie en neurochirurgie en tussen de 10 tot 15 procent in de urologie, de cardiothoracale chirurgie, de heelkunde en de cardiologie. Bij kno, plastische chirurgie en radiologie is 15 tot 20 procent vrouw. Opnieuw rekeninghoudend met de huidige man-vrouwverhouding in de opleiding stijgt het aandeel bij deze specialismen. Toch zal het aandeel vrouwen in 2017 bij een aantal specialismen nog steeds minder zijn dan 25 procent (minder dan 15 procent bij orthopedie en neurochirurgie en 20 tot 25 procent bij heelkunde en cardiologie).



Onderzoeken in de Verenigde Staten in de cardiologie en chirurgische deelgebieden tonen een sterke ondervertegenwoordiging van vrouwen in combinatie met seksediscriminatie.4-6 Vrouwen en mannen hadden voor aanvang van hun stage gelijke interesse in een chirurgische vervolgopleiding, maar na werkervaring op de afdeling bleken  seksediscriminatie en dominante mannencultuur reden voor vrouwen om af te zien van een vervolgopleiding in de chirurgie.4



Schrikbeeld


Nog niet zo lang geleden was een artsentekort een schrikbeeld. Dat zou onder meer verband houden met het deeltijdwerken van vrouwen. Het klopt dat vrouwen vaker in deeltijd werken dan mannen en ook minder uren maken. Mannelijke huisartsen werken bijvoorbeeld gemiddeld ongeveer 0,8 fte en vrouwelijke huisartsen 0,6 fte. Mannelijke medisch specialisten werken gemiddeld bijna 0,95 fte en vrouwen bijna 0,8 fte. De afgelopen jaren zijn de mannelijke specialisten overigens wel wat minder gaan werken en die daling was ook wat groter dan bij de vrouwen. Mogelijk zet deze trend zich de komende jaren door.



Overigens werken vrouwelijke medisch specialisten met 0,8 fte nog altijd veertig uur in de week. Daarom pleiten wij ervoor om het Nederlandse gemiddelde van 39,8 uur ook in de zorg als norm voor een fulltime equivalent te hanteren. Dan werkt de gemiddelde vrouwelijke medisch specialist fulltime, terwijl haar mannelijk collega (nog) overwerkt.



Croiset vreest dat door toename van het aantal vrouwelijke artsen het aanzien van het beroep daalt. Daarbij refereert ze aan Levinson.7 Levinson stelt in haar artikel echter dat de verklaring hiervoor multifactorieel is en ligt in maatschappelijke veranderingen die verder reiken dan de medische professie. Onlangs maakte prof. Schnabel vergelijkbare opmerkingen over de situatie in Nederland: de maatschappij verandert, het aanzien van professies verandert en het aandeel van vrouwen verandert. Daarnaast gebeurt er nog veel meer. Overigens signaleert onderzoek onder vrouwelijke patiënten een grotere tevredenheid bij vrouwelijke artsen, terwijl dat voor mannelijke patiënten geen verschil uitmaakt.8



Knelpunt


Met de toename van het aantal vrouwelijke artsen is het aantal zwangerschappen toegenomen en die veroorzaken organisatorische knelpunten. Die moeten worden opgelost. Want vrouwen - ook de hoogopgeleiden - moeten de gelegenheid krijgen om zwanger te zijn. De maatschappij heeft immers behoefte aan een evenwichtig opgebouwde toekomstige generatie.



Een potentiële zwangerschap mag geen belemmering zijn. Dat betekent dat collega’s of de gezondheidszorg hier niet onder mogen lijden. Daarom maakt de VNVA zich sterk voor een goede financiële regeling tijdens zwangerschapsverlof. Een publieke regeling met een maximum van het minimumloon is inmiddels gerealiseerd. Daarnaast voert de vereniging een proefproces over een financiële aanvulling door de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Met die aanvulling zou dan een waarnemer kunnen worden aangesteld. Bovendien stimuleert de VNVA samen met de KNMG de vorming van een pool jonge klaren die tijdens zwangerschapsverlof de werkzaamheden kunnen overnemen.



Voor een goede combinatie van werk en gezin zijn flexibele werktijden verder een pluspunt. Maar wellicht nog belangrijker zijn ruime openingstijden voor kinderopvang en naschoolse opvang. En een groter aandeel van vaders in de zorg voor kinderen kan niet worden gemist.


In Nederland is de uitstroom uit het vak bij vrouwen groter dan mannen. De VNVA ontvangt signalen van leden dat een vroege uitstroom niet altijd vrijwillig verloopt. Wij pleiten daarom voor een cultuur waarbij vrouwen zich gewaardeerd voelen, met gelijke kansen voor instroom en doorstroom. In onderzoek wordt als beperking van tevredenheid met het werk van vrouwelijke artsen genoemd: pesterijen en gebrek aan flexibiliteit.9 10



Zorgelijk laag


Ook in de top is het belangrijk dat er voldoende vrouwen zijn vertegenwoordigd. Diversiteit van geslacht in het bestuur bevordert de kwaliteit van een organisatie en levert in het bedrijfsleven significant betere financiële resultaten.11 13 Toch lukt het in Nederland maar niet om voldoende vrouwen in hogere functies te krijgen. Bij hoogleraren is het aandeel vrouwen slechts 10 procent. En onder artsen in bestuursfuncties blijft het percentage vrouwen met 5 procent zorgelijk laag.



De VNVA ondersteunt leiderschapstrainingen voor leden om de ontwikkeling van vrouwelijk talent te stimuleren. Daarnaast blijft het noodzakelijk om het old boys network te doorbreken. Daartoe moeten besturen en benoemingscommissies inzicht krijgen in het belang van diversiteit, in het herkennen van vooroordelen tegen vrouwelijk leiderschap en in mogelijkheden om ingesleten patronen te doorbreken.13 Ook daarvoor zijn speciale trainingen beschikbaar.



Genderneutrale werving- en selectie­-procedures zijn vereist voor het herkennen van de potentie van vrouwelijke kandidaten. Met in een profielschets de benoeming van werkelijk vereiste competenties en niet de verworven posities of het aantal publicaties. Vrouwen bevinden zich zelden in het old boys network, dus actief zoeken naar vrouwen is geboden. Aangezien de invulling juist van hogere functies vaak niet openbaar verloopt, blijft het mogelijk dat deze expertise in deze procedures ontbreekt en de herkenning van vrouwelijk potentieel wordt gemist. Training en controle op wervings- en selectieprocedures zijn daarom noodzakelijk.



dr. P.E.M.T. Assmann MBA/MBI, cardioloog n.p., voorzitter van de Vereniging Nederlandse Vrouwelijke Artsen

Correspondentieadres:

vnvamail@vnva.nl

;


c.c.:

redactie@medischcontact.nl

 



Geen belangenverstrengeling gemeld.




Referenties:


1. Haalboom, J. Meer jongens in plaats van meisjes toelaten tot geneeskunde. U-blad 4 november 2004. 2. Croiset, G. Medisch onderwijs, in het bijzonder het graduate entry program. Inaugurale rede 25 april 2007. Interviews: Bij gelijke geschiktheid liever een jongen. NRC Handelsblad 25 april 2007, Hoogleraar bang voor mannentekort bij geneeskunde. U-blad 26 april 2007, Voorkeursbeleid voor mannen? Opzij Mei 2007. 3. Schrijvers, G. Feminisering artsenberoep heeft ongewenste gevolgen. Lezing Loca-congres 6 oktober, nieuwsbrief Schrijvers 14 oktober. 4. Gargiulo DA. Women in surgery. Do we really understand the deterrents? Arch Surg. 2006;141:405-8. 5. Limacher MCL. The ACC professional life survey, career decisions of women and men in cardiology. J Am Coll Cardiol; 1988: 827-35. 6. Andreole DA et al. Is surgical workforce increasing? J Am Coll Surgery; 2007 (204) 3: 269-77. 7. Levinson W, Lurie N. When most doctors are women: what lies ahead? Ann Intern Med. 2004; 141: 471-4. 8. Derose PK et al. Does physician gender affect satisfaction of men and women visiting the emergency department? J Gen Intern Med 2001; 16: 218-26. 9. Mc Murray J et al. The working lives of women physicians. J Gen Intern Med 2000; (15) 6: 372-80. 10. Frank E et al. 159: 1417-26. Career satisfaction of US women physicians. Arch Int Med 1999; 159: 1417-26. 11. Catalyst. Connecting corporate performance and gender diversity. The bottom line 2004.

www.catalystwomen.org

. 12. Catalyst. Companies with more women board directors experience higher financial performance. The bottom line 2007.

www.catalystwomen.org

. 13. Catalyst. Damned or Doomed - Catalyst Study on Gender Stereotyping at Work Uncovers Double-Bind Dilemmas for Women.

www.catalystwomen.org

.


 

chirurgie artsentekort orthopedie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.