Laatste nieuws
Lieke de Kwant
7 minuten leestijd
video

Voortgangstoets populair bij artsen

1 reactie

ENQUETE

‘Ik wil weten of mijn medische kennis nog breed genoeg is’

Hij is bedoeld voor studenten, maar ook artsen beleven plezier aan de voortgangstoets geneeskunde. Vooral de wekelijkse vragen in Medisch Contact zien ze als een laagdrempelige manier om hun basiskennis op peil te houden, zo blijkt uit een enquête. Leuke details: huisartsen scoren het best en veel makers overschatten zichzelf.

René Tio, cardioloog UMCG, voorzitter iVGT-werkgroep


Zo’n tienduizend geneeskundestudenten uit Maastricht, Leiden, Groningen, Nijmegen en Amsterdam (VU) maken vier keer per jaar de interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG). Alle leerjaren beantwoorden daarbij dezelfde tweehonderd meerkeuzevragen, gemaakt door docenten van de vijf deelnemende faculteiten. Die vragen bestrijken de hele breedte van de geneeskunde en staan model voor de cognitieve einddoelen van het curriculum.

Studenten ontdekken op deze manier of ze genoeg vooruitgang boeken en waar de gaten in hun kennis zitten. Ze worden gestimuleerd om alle studiestof bij te houden; gericht leren voor zo’n brede toets kan immers niet. En de deelnemende faculteiten gebruiken de toetsresultaten om hun onderwijskwaliteit in de gaten te houden.

Onomstreden is de toets niet. Er is altijd wel discussie over de opzet – zijn open vragen niet beter, moet ‘weet niet’ er niet uit? – en de toegekende waarde – waarom geeft Maastricht er meer studiepunten voor dan Leiden? Maar het algemene oordeel is positief, zo blijkt uit een enquête die het KNMG Studentenplatform hield in 2007. Driekwart van de studenten die de toets maken, noemde hem ‘waardevol’ en driekwart van de studenten die hem niet maken, wilde dat eigenlijk wel. De commissie-Bruijn, die in 2012 adviseerde over verbetering van de examenkwaliteit in het hbo, haalt de iVTG bovendien aan als best practice.

Grijs gebruik
Naast de officiële doelgroep is er echter nog een groep gebruikers van de voortgangstoets: lezers van Medisch Contact. In 2006 bedacht de redactie dat de brede kennistoets ook nuttig en leuk kan zijn voor artsen die de collegebanken al(lang) hebben verlaten. De makers van de toets, de iVTG-werkgroep, waren enthousiast en stelden reeds afgenomen toetsen beschikbaar. Sindsdien staan er elke week twee nieuwe toetsvragen in de rubriek Wetenschap in het blad. Daarnaast verschijnen er wekelijks vijf tot twintig nieuwe vragen – één categorie – op medischcontact.nl en artsinspe.nl (zie ook kader). Inmiddels staan er 24 complete voortgangstoetsen online, die in hun geheel of in stukjes kunnen worden gemaakt.

Om dit ‘grijze gebruik’ van de voortgangstoets te evalueren stuurde de redactie vorige maand een enquête uit naar bijna 7500 willekeurig gekozen abonnees (KNMG-leden). Ruim 1700 leden vulden deze in: een respons van bijna 23 procent. De groep respondenten bestaat voor 27 procent uit huisartsen en 56 procent uit overige specialisten/profielartsen, 10 procent is aios, 6 procent basisarts en 2 procent geneeskundestudent. Ruim 48 procent van de respondenten is vrouw, 52 procent man.

Liefst op papier
Wat als eerste opvalt is de populariteit van de toetsvragen in de papieren MC: 90 procent van de respondenten kent ze, 75 procent maakt ze geregeld en bijna 57 procent maakt ze zelfs vrijwel elke week. Opvallend veel artsen geven in de open vragen verder aan dat ze wekelijks graag drie tot vijf vragen voorgeschoteld krijgen in plaats van ‘slechts twee’. De voortgangstoets op medischcontact.nl of artsinspe.nl is een stuk minder in trek: circa 11 procent weet van het bestaan daarvan en maakt wel eens digitale toetsvragen.

Als belangrijkste redenen om toetsvragen in het blad dan wel online te maken, worden genoemd (meerdere antwoorden mogelijk): ‘omdat ik het leuk vind’ (79%), ‘om mezelf te testen’ (76%) en ‘omdat ik er iets van opsteek’ (62%). Andere, door de respondenten zelf aangedragen redenen zijn: ‘oefenen voor de echte voortgangstoets’ (zie ook kader), ‘ik ben met pensioen en wil weten hoe snel ik aftakel/of ik al dement word’, ‘ik ben (sub)specialist en wil weten of mijn medische kennis nog breed genoeg is’ en ‘mijn kinderen moeten de toets maken en ik leef met ze mee’.

Gemiddeld een 7,3
De voortgangstoets krijgt een hoog rapportcijfer van de respondenten – gemiddeld een 7,3 – en stellingen over de aard en kwaliteit van de vragen beantwoorden ze overwegend positief (zie figuur). Op de vraag wat er goed is aan de voortgangstoets worden zeer uiteenlopende antwoorden gegeven. Een greep: ‘breed en veelzijdig’, ‘actueel’, ‘laagdrempelig’, ‘kort maar krachtig’, ‘speels en prikkelend’, ‘een stimulans om weer eens iets op te zoeken’, ‘goede manier om hiaten in je kennis op te sporen’.

De MC-lezers zijn verdeeld over de vraag of de voortgangstoets geschikt is als geaccrediteerde nascholing: 36 procent vindt van wel, 41 procent van niet. Als het geld gaat kosten, haken nog meer mensen af: 80 procent is niet van plan ervoor te betalen. Ook denkt een meerderheid (66%) de toets niet vaker te gaan maken als er punten tegenover staan.

Uit de toelichtingen die sommigen op deze antwoorden geven, wordt duidelijk dat artsen geaccrediteerde nascholing het liefst gebruiken om hun specialismespecifieke kennis op te vijzelen. Opfrissen ‘in de breedte’ – waarvoor de voortgangstoets dus geschikt wordt geacht – is als het ware een extraatje dat de meeste dokters wel in hun eigen tijd willen doen.

Dat laatste verklaart waarschijnlijk de populariteit van de wekelijkse vragen in de papieren MC; artsen kunnen die tijdens het lezen even vlot maken.

Klinisch relevanter
De tips die de respondenten geven voor de inhoudelijke verbetering van de voortgangstoets zijn uiteenlopend. De meest opvallende: ‘pas op met dubbele ontkenningen in de vraagstelling’, ‘vermijd al te specialistische vragen’, ‘maak het minder theoretisch en klinisch relevanter’, ‘vraag niet naar details die elke arts gewoon opzoekt, zoals het aantal dagen dat je antibiotica moet geven’ en ‘laat “ik weet het niet” ook eens het juiste antwoord zijn, net als in het echt’.

De dokters hebben verder behoefte aan beeldmateriaal bij sommige toetsvragen en willen zo min mogelijk hoeven bladeren om de antwoorden te vinden. Bovendien willen ze een korte toelichting bij de antwoorden in de papieren MC. Ze denken daarvan te leren, maar vinden het een stap te ver om ervoor naar de website te gaan.

Intrinsiek gemotiveerd
Voorzitter René Tio van de iVTG-werkgroep is tevreden met de uitslagen van de enquête. ‘Het is mooi dat veel artsen zo positief zijn en ons een warm hart toedragen.’ Met de belangrijkste inhoudelijke aanbevelingen, is de werkgroep al bezig, aldus Tio. ‘We willen ernaartoe dat straks 60 tot 70 procent van de vragen klinisch redeneren vereist in plaats van pure kennisreproductie. Daarnaast letten we continu op de juiste balans tussen specialistisch en algemeen medisch. De vragen moeten niet te specifiek zijn, maar ook niet kunnen worden beantwoord door de bakker op de hoek.’

Het feit dat de meeste artsen niet willen betalen voor de voortgangstoets als geaccrediteerde nascholing, verbaast Tio niet. ‘Er is al voldoende aanbod en ik denk dat er vooral behoefte is aan nascholing over nieuwe ontwikkelingen in het eigen vakgebied. Ik vind dat het voor de dokters pleit dat ze de voortgangstoets ook maken zonder dat ze er punten voor krijgen. Blijkbaar vinden ze het leuk en zijn ze intrinsiek gemotiveerd om allround te blijven.’

Op de vraag of er wat Tio betreft ook meer vragen in Medisch Contact kunnen komen, heeft hij nog geen eensluidend antwoord. ‘De voorraad vragen is beperkt. Oudere toetsen gebruiken kan natuurlijk, maar daar staan relatief nog meer weetvragen in. Daarnaast geeft onze werkgroep prioriteit aan het hoofddoel van de voortgangstoets, en dat is het gebruik binnen de geneeskundeopleiding.’


Huisartsen en zelfoverschatting    |    terug naar boven

Hoewel de toetsvragen in de papieren MC veel populairder zijn dan de digitale voortgangstoets op medischcontact.nl en artsinspe.nl, zijn er toch al ruim 9000 online gebruikers, onder wie circa 4600 artsen (zie tabel). Sinds 2006 hebben deze gebruikers bijna 2 miljoen toetsvragen gemaakt – gemiddeld ruim 220 per persoon.

Geneeskundestudenten nemen het leeuwendeel voor hun rekening; zij gebruiken de online service in groten getale om te oefenen voor hun echte toets. De op een na grootste gebruikersgroep zijn de huisartsen, die ook het beste scoren. Niet verwonderlijk; omdat de toets de gehele breedte van de geneeskunde bestrijkt, valt te verwachten dat de generalisten het er het beste van afbrengen.

Grappig detail: de artsen die de enquête hebben ingevuld lijden waarschijnlijk massaal aan een milde vorm van zelfoverschatting. Gevraagd naar hun gemiddelde score zegt 26 procent dat die tussen 0 en 60 procent ligt. De helft denkt 60 tot 80 procent van de vragen correct te beantwoorden en 13 procent houdt het op 80 tot 100 procent juiste antwoorden; percentages die gezien de werkelijke gemiddelde scores van de online gebruikers eigenlijk niet kunnen kloppen.



 


Lieke de Kwant, journalist Medisch Contact

Contact: l.de.kwant@medischcontact.nl; @LiekedeKwant





Zie ook


Eerdere artikelen over de voortgangstoets:


Zin gekregen om uw kennis te testen?
Ga naar de voortgangstoets



Foto: iVTG
Foto: iVTG
<b>Download dit artikel (PDF)</b>
video voortgangstoets opleiding enquête
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Marco Blanker

    huisarts, Zwolle

    Lieke de Kwant denkt dat de zelfinschatting door deelnemers gezien de werkelijke gemiddelde scores niet kan kloppen (blauwe kader). Ik denk dat dit wel kan kloppen en dat zeker de huisartsen zichzelf niet overschatten – wat in de titel bij de cijfers... wel wordt gesuggereerd.

    Laten we aannemen dat de gemiddelde deelnemer die zichzelf in de 0-60% correcte antwoorden categorie plaatst daarmee bedoelt dat hij/zij 30% (het gemiddelde in de groep) goede antwoorden heeft gegeven. Voor de andere twee inschattingsgroepen is dat dan 70% en 90%. Gecorrigeerd voor de omvang van elke inschattingsgroep, schatten alle deelnemers samen dus in dat zij 55% goede antwoorden hebben gegeven.
    Dat verschilt nauwelijks van het gemiddelde percentage daadwerkelijk correcte antwoorden (57%). Dit percentage wordt berekend door voor elke groep het aantal deelnemers te vermenigvuldigen met 220 en het percentage correcte antwoorden. Dit levert 1.126.521 correcte vragen op (57% van de 1.986.380 beantwoorde vragen).
    Als de zelfinschatting niet verschilt tussen de groepen, dan onderschatten de huisartsen zichzelf dus (inschatting 55% - werkelijk 62%), evenals de ziekenhuisspecialisten en aiossen. Alleen het kleine groepje geen arts/geen student overschat zichzelf.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.