Laatste nieuws
Achter het nieuws

Seksueel grensoverschrijdend gedrag is moeilijk in cijfers te vangen

Ook de omgeving waarin dit gedrag kan bestaan, moet worden aangesproken

3 reacties
Getty Images
Getty Images

Coassistenten hebben relatief vaak te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hoewel er binnen de umc’s en faculteiten veel meer aandacht voor is dan voorheen, doen de studenten nog zelden melding.

Het komt overal voor, dus ook op de medische werkvloer; seksueel grensoverschrijdend gedrag. 7,6 procent van de coassistenten kreeg afgelopen jaar te maken met seksuele intimidatie, zo blijkt uit een nog niet gepubliceerde enquête van belangenbehartiger De Geneeskundestudent (DG) onder 2860 bachelor- en masterstudenten.

Ter vergelijking: in een onderzoek onder 1852 FNV-leden uit diverse sectoren gaf 9 procent aan dat ze in de afgelopen twee jaar op het werk te maken hadden met seksueel getinte opmerkingen of grapjes – vooral vrouwen onder de 35 jaar.

Best ernstig

Al sinds 2006 doet De Geneeskundestudent onderzoek naar seksuele intimidatie van studenten in de bachelor- en masterfase. Als je oppervlakkig naar de percentages kijkt (zie figuur 1), zou je kunnen concluderen dat het de goede kant op gaat; het aantal masterstudenten dat met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken heeft gehad, daalde van 21 procent (2006) naar 7,6 procent (2021/2022). Maar dat beeld klopt niet, stelt Femke van de Zuidwind, voorzitter van DG: ‘In 2006 en 2012 vroeg DG naar ervaringen tijdens de opleiding – dus een periode van circa zes jaar. In de laatste twee enquêtes werd gevraagd naar de afgelopen twaalf maanden, waarbij in 2020 ook nog een groot deel van de studenten gedwongen thuis zat. Wij vinden het een hoog percentage en best ernstig.’

Figuur 1. Seksuele intimidatie in enquêtes van De Geneeskundestudent en Medisch Contact
Figuur 1. Seksuele intimidatie in enquêtes van De Geneeskundestudent en Medisch Contact

Stijgende lijn

Keer op keer blijkt ook uit de enquêtes van DG dat slechts een kleine minderheid van de geneeskundestudenten die ermee te maken krijgt, dit vertelt aan bijvoorbeeld een mede­student, a(n)ios, specialist, begeleider of andere zorgverlener. Daar lijkt wel een stijgende lijn in te zitten, zegt Van de Zuidwind. ‘Vorig jaar meldde 11 procent van de respondenten het aan iemand en dit jaar 21,4 procent. Maar in 2006 deed nagenoeg niemand dit. Nog steeds weet bijna een kwart van de respondenten niet waar ze hulp kunnen zoeken. Wij stimuleren studenten om melding te doen als zij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag ervaren.’

Slechts een kleine minderheid meldt het

Manieren van registreren

Tot ‘officiële’ meldingen, via bijvoorbeeld de vertrouwens- of ombudsman van een umc of faculteit, komt het zelden, zo blijkt uit een rondvraag bij de acht geneeskundefaculteiten door Medisch Contact. Met zo’n melding kan actie worden ondernomen tegen degene die de grenzen overschrijdt. Alle umc’s/faculteiten zijn desgevraagd bereid om informatie te geven over het aantal meldingen (zie figuur 2). Maar voor de meeste faculteiten blijkt het lastig concreet te maken hoe vaak seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt gemeld door coassistenten. Dat heeft veel oorzaken, zoals de manier van registreren of doordat de vertrouwens- of ombudspersoon er geen gegevens over deelt. Verschillende faculteiten erkennen dat ze niet weten óf er melding wordt gedaan, hoe en door wie. Zo stelt een woordvoerder van het UMC Utrecht: ‘Gezien het aantal meldingen realiseren we ons maar al te goed dat er nog altijd veel is dat we niet weten. Momenteel zetten we concrete stappen om goed inzicht te krijgen in waar, en door wie, meldingen gedaan worden.’

2. Over de signalen van grensoverschrijdend gedrag per faculteit. Alle umc’s/faculteiten zijn bereid informatie te geven over het aantal keer dat coassistenten van seksueel grensoverschrijdend gedrag melden. Maar vertrouwenspersonen delen niet altijd gegevens over het aantal meldingen. Als ze dat wel doen, wordt niet altijd vermeld of het een coassistent of een andere medewerker betreft. Daarnaast wordt in de meldsystemen niet altijd onderscheid gemaakt in het type grensoverschrijdend gedrag, het kan dus bijvoorbeeld ook gaan om pesten, verbale of fysieke agressie, racisme of discriminatie. Ook beschikken verschillende faculteiten over meerdere kanalen om melding te doen en leiden niet alle voorvallen die worden besproken met bijvoorbeeld een begeleider, mentor, tijdens intervisie of in een (anoniem) evaluatieformulier tot een ‘officiële’ melding. Er is ook vaak geen zicht op voorvallen tijdens coschappen buiten het eigen umc.
2. Over de signalen van grensoverschrijdend gedrag per faculteit. Alle umc’s/faculteiten zijn bereid informatie te geven over het aantal keer dat coassistenten van seksueel grensoverschrijdend gedrag melden. Maar vertrouwenspersonen delen niet altijd gegevens over het aantal meldingen. Als ze dat wel doen, wordt niet altijd vermeld of het een coassistent of een andere medewerker betreft. Daarnaast wordt in de meldsystemen niet altijd onderscheid gemaakt in het type grensoverschrijdend gedrag, het kan dus bijvoorbeeld ook gaan om pesten, verbale of fysieke agressie, racisme of discriminatie. Ook beschikken verschillende faculteiten over meerdere kanalen om melding te doen en leiden niet alle voorvallen die worden besproken met bijvoorbeeld een begeleider, mentor, tijdens intervisie of in een (anoniem) evaluatieformulier tot een ‘officiële’ melding. Er is ook vaak geen zicht op voorvallen tijdens coschappen buiten het eigen umc.

Afhankelijkheidspositie

Dat het melden door studenten veelal uitblijft, heeft vooral te maken met hun afhankelijkheidspositie, zegt Mario Buijk, ombudsman van Erasmus MC. Als ombudsman doet hij onpartijdig onderzoek als een student (of andere medewerker) werk wil maken van zijn of haar melding. Het verschil met een vertrouwenspersoon is dat die er meer is om je verhaal bij kwijt te kunnen en samen te kijken wat eventuele vervolgstappen zijn. Buijk erkent dat er maar heel weinig meldingen worden gedaan in verhouding tot het vermoedelijke aantal incidenten. Buijk: ‘Studenten voelen zich vaak buitengewoon afhankelijk. Ze zijn bang dat als ze zich kritisch uiten over ongewenst gedrag dit invloed zal hebben op hun beoordeling en misschien zelfs op hun toekomstige opleidingskansen. Het is de vraag of dat altijd zo is. Maar laten we eerlijk zijn; soms is het wél zo. Dan wordt er gezegd: “Je wilt toch een goed cijfer?” Het is vaak moeilijk om na seksueel grensoverschrijdend gedrag actie te ondernemen. Soms besef je pas achteraf dat het eigenlijk te ver ging. Het vergt moed en communicatieve skills om het bespreekbaar te maken en te vertellen dat je het naar vond. Vaak denken studenten dat het geen zin heeft om te melden, omdat er niets mee gebeurt. Of dat het aan henzelf heeft gelegen.’

Victim blaming

Moet de nadruk wel liggen op het melden? DG-voorzitter Femke van de Zuidwind vindt van wel. ‘We hebben ons als bestuur verbaasd over de ophef na de uitspraken van John de Mol in de uitzending van BOOS over misstanden bij The Voice. Hij stelde dat vrouwen vaker melding moeten doen na seksueel grensoverschrijdend gedrag, zodat er iets aan gedaan kan worden. Hem werd verweten dat dit victim blaming was. Toch is het ook goed om aandacht te hebben voor de omgeving waarin dit gedrag blijkbaar kan plaatsvinden en dát aan te pakken. Daarnaast is het melden natuurlijk belangrijk. Elke faculteit kent hiervoor inmiddels een veilige procedure die ertoe leidt dat individuen worden aangesproken op hun gedrag.’

Van de Zuidwind wijst erop dat de umc’s/faculteiten heel veel initiatieven hebben ontplooid om het melden laagdrempelig te maken. ‘Maar we zien weinig tot geen initiatieven om seksueel grensoverschrijdend gedrag echt breed bespreekbaar te maken op de werkvloer – daar waar het plaatsvindt. In ieder geval kennen wij geen projecten waarbij coassistenten zélf betrokken worden. Dat is in de praktijk ook lastig, omdat co’s maar korte tijd aanwezig zijn op een afdeling. Maar het is aan de werkvloer dit te faciliteren en de coassistent óók uit te nodigen om aan te sluiten.’ 

Lees ook

Achter het nieuws metoo
  • Simone Paauw

    Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M. van Oostwaard

    Gynaecoloog , Rotterdam

    Ik zie meerdere faculteiten met gedragscodes, gelukkig. Maar ze vallen in het niet bij het aantal punten die gaan over het melden / bespreekbaar maken. Hoe belangrijk het melden ook is, volgens mij begint het bij gedrag, respect en dus preventie.

  • J.W. Hummelink

    AIOS bedrijfsgeneeskunde

    Als bedrijfsarts zie ik wel eens deze werknemers. Werknemer vertrouwt vertrouwenspersoon niet of durft er niet naar te vragen. Meldt zich ziek. Werkgever nodigt werknemer uit. Vervolgens komt bij de bedrijfsarts alles op tafel. Helaas nog geen duide...lijke richtlijn omtrent seksuele intimidatie. Maar met de STECR richtlijn arbeidsconflicten heb je wel handvaten om iemand te helpen. Ik zou zeggen. Geef ook coassistenten toegang tot het preventieve spreekuur van de bedrijfsarts van de betreffende instelling.

  • W.J. Duits

    bedrijfsarts, Houten

    Het is opvallend dat alleen Nijmegen een gedragscode heeft, over hoe we met elkaar om horen te gaan. Kennelijk geeft dat ook ruimte voor melden, want het aantal meldingen in Nijmegen is opvallend veel hoger, doet vermoeden dat er goede vertrouwensbas...is ligt. Is interessant om daar eens nader naar te kijken, vanwaar dit opvallende verschil?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.