Laatste nieuws
F.K. Withaar; R.A. Bredewoud
7 minuten leestijd
beroepsziekten

Rijbewijskeuring van ouderen

Plaats een reactie

Cognitieve functiestoornissen meetbaar gemaakt


Steeds meer mensen blijven tot op hoge leeftijd autorijden. Met het ouder worden nemen de cognitieve functies, zoals de waarneming, de reactiesnelheid en diverse aandachtsfuncties af. Oudere automobilisten hebben echter vaak een jarenlange rijervaring die het hun mogelijk maakt effectieve strategieën te gebruiken die een eventuele achteruitgang in cognitief functioneren compenseren.1-3 Ook het aantal leeftijdsgebonden ziekten neemt toe, bijvoorbeeld oogafwijkingen en dementie. Van dementie wordt zelfs gesteld dat deze diagnose iemand ongeschikt maakt voor het rijbewijs.4


Er is maar in beperkte mate onderzoek gedaan naar de relatie tussen cognitieve functiestoornissen en autorijden. Ondanks de gevonden samenhang tussen het cognitief functioneren en de kwaliteit van het autorijden, zijn de correlaties tussen testprestaties en rijgedrag variabel en vaak van matige sterkte.5 6

Geschiktheid


Voor een goed begrip moet onderscheid worden gemaakt tussen de termen ‘(rij)geschiktheid’ en ‘rijvaardigheid’, die overigens beide door het CBR worden getoetst. (Rij)geschiktheid heeft betrekking op de lichamelijke en mentale kwaliteiten op grond waarvan iemand wel of niet in staat is een motorvoertuig veilig en verantwoord te besturen. Rijvaardigheid slaat op de vereiste kennis en vaardigheden voor het besturen van een motorvoertuig; deze wordt getoetst op het rijexamen.


De rijgeschiktheid wordt getoetst als een rijexamen wordt aangevraagd, vervolgens als iemand zeventig wordt, en daarna om de vijf jaar. Wanneer iemand van zeventig jaar of ouder op het gemeentehuis zijn rijbewijs wil vernieuwen, moet hij of zij een door het CBR afgegeven verklaring van geschiktheid overleggen. Zo’n verklaring geeft het CBR af als de aanvrager voldoet aan de eisen in de Regeling eisen geschiktheid 2000.


Voor het aanvragen van een verklaring van geschiktheid moet de aanvrager een formulier eigen verklaring kopen, de vragen over zijn gezondheidstoestand daarop beantwoorden en vervolgens het geneeskundig verslag bij de eigen verklaring laten invullen door een arts. Deze arts (vaak een huisarts) dient een rijbewijskeuring uit te voeren waarbij zowel de lichamelijke als de mentale gesteldheid aandacht krijgt.


Het geneeskundig verslag is voor het CBR een screeningsinstrument om onderscheid te kunnen maken tussen aanvragers die zonder meer een verklaring van geschiktheid kunnen krijgen en aanvragers bij wie nader onderzoek noodzakelijk is. Geeft de keurend arts op het geneeskundig verslag aan dat hij twijfels heeft over het cognitief functioneren, dan volgt eventueel een verwijzing naar een neuroloog of neuropsycholoog. Belangrijker is echter dat deze aanvragers een testrit op de openbare weg moeten maken met een deskundige van het CBR. Het al dan niet verstrekken van een verklaring van geschiktheid hangt af van de resultaten van deze rijtest. Het accent ligt bij de testrit overigens meer op wat iemand, eventueel met aanpassingen aan het voertuig, nog wél kan dan op wat iemand níet meer kan.


Het CBR kan iemand ook beperkt geschikt verklaren, bijvoorbeeld voor de termijn van 1 tot 3 jaar (progressieve ziekten), of voor het uitsluitend rijden in de eigen omgeving. Een dergelijke beperking tekent het CBR aan op de verklaring van geschiktheid en die wordt op het gemeentehuis overgenomen op het rijbewijs.

Observatiemethode


Tot op heden zijn er geen uniforme richtlijnen om voor de rijbewijskeuring de cognitieve toestand van de keurling te beoordelen. Wel kent het geneeskundig verslag een vraag over het cognitief functioneren: Hoe is de psychische toestand? Deze algemene vraagstelling leidt tot grote verschillen in de antwoorden en tot verschillende inschattingen van de keurend artsen. Ook het feit dat de arts de persoon in kwestie vaak nooit eerder heeft gezien, maakt het moeilijk de cognitieve toestand van een keurling goed te kunnen beoordelen. Omdat deze situatie voor de keurend arts erg onbevredigend was, is een observatiemethode ontwikkeld waarmee hij de psychische toestand van de keurling beter kan beoordelen en derhalve het CBR daarover beter kan informeren.


Deze observatiemethode richt zich op drie gedragsdomeinen die vaak als eerste zijn aangedaan bij beginnende dementie en die volgens deskundigen van het CBR van belang zijn voor het autorijden: oriëntatie en geheugen (O), praktische vaardigheden en aandacht (P), en sociaal en persoonlijk functioneren (S), die samen de OPS vormen. Deze domeinen bevatten elk drie items die vragen naar gedragingen die een aanwijzing zijn voor onderliggende cognitieve functiestoornissen. Het O-domein bevat de items vergeetachtigheid, verwardheid, en gestoorde oriëntatie in tijd en plaats; het P-domein de items traagheid, moeite met het uitvoeren van praktische handelingen, en verwaarlozing van het uiterlijk; en het S-domein de items afleidbaarheid, inadequaat sociaal gedrag, en verminderde zelfinschatting. Bij elk item worden voorbeeldvragen gegeven op grond waarvan de keurend arts tot een oordeel kan komen. Deze voorbeeldvragen dienen als leidraad, maar iedere keurend arts kan natuurlijk zelf bepalen hoe hij tot een oordeel per gedragsitem komt.


De drie gedragsitems per domein worden afzonderlijk beoordeeld. Voor ieder item wordt één punt toegekend als het probleem duidelijk aanwezig is, twee punten als het twijfelachtig is, en drie punten als het probleem niet aanwezig is. De maximale score per domein is 9 (geen gedragsproblemen aanwezig) en de minimale score is 3 (alle gedragsproblemen aanwezig). De totale OPS-score varieert dus tussen de minimale score van O3-P3-S3 (totaal 9) tot O9-P9-S9 (totaal 27).


Vooraf zijn (strenge) afkappunten vastgesteld waaronder het CBR de kandidaat doorverwijst voor een neuropsychologisch onderzoek en vervolgens uitnodigt voor een testrit met een CBR-deskundige.


De gedragsdomeinen van de OPS zijn gebaseerd op de DSM-IV-criteria voor dementie. Ze zijn geselecteerd vanwege hun relevantie voor onderliggend cognitief verval en voor het autorijden. De items van de OPS leiden de keurend arts systematisch langs een aantal gedragskenmerken die van belang zijn bij het beoordelen van iemands cognitieve toestand. Het invullen van de OPS hindert het keuringsproces slechts weinig, aangezien de items grotendeels kunnen worden beoordeeld in de gangbare arts-keurlinginteractie. De OPS benadrukt vooral de domeinen ‘praktische vaardigheden en aandacht’ en ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ vanwege de relevantie voor het autorijden.

Positief over OPS


De OPS is bij ruim 3.000 rijbewijskeuringen gebruikt. Het overgrote deel van de keurlingen behaalde een optimale score op de OPS. Bij slechts 4 procent waren er aanwijzingen voor gedragsproblemen die indicatief zijn voor onderliggend cognitief verval. Daarvan kreeg uiteindelijk 40 procent een onbeperkt rijbewijs en 12 procent een beperkt rijbewijs. De resterende 48 procent kreeg niet opnieuw een rijbewijs, ofwel omdat de kandidaten zelf stopten met de keuringsprocedure, ofwel omdat zij de afsluitende testrit met onvoldoende resultaat hadden afgelegd. De artsen die met de OPS hebben gewerkt, zijn overwegend positief tot zeer positief over deze observatiemethode. De OPS is relatief eenvoudig en snel in te vullen en wordt over het algemeen als betrouwbaar en goed bruikbaar beoordeeld.


Natuurlijk is enige voorzichtigheid geboden in het waarderen van de OPS als screeningsinstrument voor de praktijk van de rijbewijskeuring. Er zijn op dit moment geen verdere gegevens bekend over de validiteit van het instrument.

Voorzichtige schatting


Toch kan op grond van de resultaten een voorzichtige schatting worden gemaakt van de praktische consequenties van het gebruik van de OPS voor het hele land. In 1997 werden in Nederland bijna 110.000 rijbewijskeuringen verricht van automobilisten van 70 jaar en ouder. Door de gevonden resultaten uit het onderzoek te extrapoleren naar dit aantal zouden ongeveer 4.500 mensen wegens twijfel aan hun cognitief functioneren zijn uitgenodigd voor een testrit. Van deze 4.500 mensen zouden er ongeveer 1.400 vrijwillig zijn gestopt en 900 mensen zouden door het CBR ongeschikt zijn verklaard. Dit betekent dat in dat jaar totaal circa 2.300 mensen wegens cognitieve problemen geen nieuw rijbewijs zouden hebben gekregen.


In werkelijkheid werden in 1997 door het CBR slechts zo’n 700 testritten gedaan bij mensen met cognitieve problemen en in dit getal zijn ook mensen opgenomen die jonger zijn dan 70 jaar, maar die door een hersenaandoening vrijwillig een testrit hebben aangevraagd. Van deze 700 mensen hebben er ongeveer 300 geen rijbewijs meer gekregen. Het verschil tussen 300 (inclusief de jongere kandidaten met andere aandoeningen) en 2.300 betekent dat jaarlijks ongeveer 2.000 mensen hun rijbewijs kunnen vernieuwen, terwijl zij geen rijbewijs meer zouden hebben gekregen als ze met de OPS-criteria zouden zijn beoordeeld. Ondanks het lage percentage (4%) van mensen met een OPS-score beneden de cut-off  blijkt dus dat er aanzienlijk meer mensen zouden worden doorverwezen voor een testrit dan nu het geval is en vervolgens dat er veel meer ongeschikte personen van de weg zouden worden gehaald. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is dat een enorme stap vooruit.


Vandaar dat het CBR er een warm voorstander van is dat keurend artsen het OPS-instrument gaan gebruiken bij hun rijbewijskeuringen en de score noteren bij de betreffende vraag (B2) van het geneeskundige verslag. Zolang daartoe geen wettelijke plicht bestaat, moet dat op vrijwillige basis gebeuren. De positieve ervaringen van de keurend artsen die de methode tijdens het onderzoek gebruikten en de gevolgen ervan voor de verkeersveiligheid zijn daarvoor voorlopig reden genoeg.


Elke keurend arts die geïnteresseerd is geraakt in het instrument OPS, kan daarover een informatiepakket aanvragen bij de afdeling Medische Zaken op het CBR hoofdkantoor, Postbus 3014, 2280 GA te Rijswijk. <<


F.K. Withaar,

afdeling Neuropsychologie en Gerontologie, Vakgroep Psychologie, Rijksuniversiteit Groningen
R.A. Bredewoud,

Medische Zaken, Hoofdkantoor Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, Rijswijk

Correspondentieadres: dr. F.K. Withaar, afdeling Neuropsychologie en Gerontologie, Rijksuniversiteit Groningen, Postbus 30 001, 9700 RB Groningen

 


uitkomst aanvraagprocedure frequentie (%) rijbewijs


zag af van procedure                  32 (29%)          nee


ongeschikt verklaard                  21 (19%)          nee


beperkt geschikt verklaard          13 (12%)           ja


onbeperkt geschikt verklaard       45 (40%)          ja



SAMENVATTING

Door de vergrijzing stijgt het aantal gevallen van leeftijdsgebonden ziekten die de rijgeschiktheid kunnen beïnvloeden, waaronder oogafwijkingen en dementie.


l Iedere automobilist van 70 jaar en ouder moet daarom ten minste iedere vijf jaar medisch worden gekeurd.


l Tot op heden zijn er echter geen uniforme richtlijnen voor het bepalen van de cognitieve toestand.


l Daarom is een observatiemethode ontwikkeld die door de keurend arts kan worden gebruikt om de cognitieve toestand van kandidaten in kaart te brengen: de OPS.


l In totaal zijn ruim 3.000 kandidaten beoordeeld met de OPS; in slechts 4 procent van de gevallen werden aanwijzingen gevonden voor cognitieve problemen.


l Een voorzichtige schatting leert dat met de OPS meer ongeschikte automobilisten van de weg zouden worden gehaald dan momenteel het geval is. Daarnaast bleek de OPS praktisch in het gebruik.


l Uit het oogpunt van de verkeersveiligheid is het gebruik van de OPS daarom een grote stap vooruit.


Literatuur


1. Withaar FK. Divided Attention and Driving: The Effects of Aging and Brain Injury. Proefschrift. Rijksuniversiteit Groningen, 2000.  2. Nieuwe medische test. Medisch Contact, 1997; 52 (17): 518. 3. Brouwer WH, Ponds RWHM. Driving competence in older persons. Disability and Rehabilitation 1994; 16: 149-61.  4. Regeling eisen geschiktheid 2000, Staatscourant 99 van 23 mei 2000.  5. Lundberg C, Johansson K, and the Consensus Group. Dementia and driving: an attempt at consensus. Alzheimer’s Disease and Associated Disorders, 1997; 11: 28-37.  6. Withaar FK, Brouwer WH, Zomeren AH van. Fitness to drive in older drivers with cognitive impairments. Journal of the International Neuropsychological Society 2000; 6: 480-90.


dementie beroepsziekten
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.