Laatste nieuws
Arno P.N. van Rooijen
8 minuten leestijd
loopbaan

Plezier in je werk

Plaats een reactie

Onderzoek naar motivatie en demotivatie in het artsenvak

Veruit de meeste artsen doen hun werk met plezier, volgens een onderzoek onder KNMG-leden: het KNMG-ledenpanel. Wat er nog aan het functioneren van artsen mankeert, is door regelmatig werkoverleg en het geven van feedback te verbeteren.

Vorig jaar is de zesde editie van het KNMG-ledenpanel gehouden. Door dit onderzoek wil de KNMG de betrokkenheid van leden bij het KNMG-beleid vergroten en inzicht krijgen in de mening van een representatieve groep leden. In tegenstelling tot voorgaande edities gingen de vragen niet over actuele medisch-ethische kwesties, maar is de behoefte onder artsen aan loopbaanadvies en -ondersteuning geïnventariseerd. De vragen hadden betrekking op motiverende en demotiverende factoren, het geven en krijgen van feedback en de behoefte aan loopbaanondersteuning. De vragenlijst was aanmerkelijk langer dan anders: er waren 99 stellingen en zeven achtergrondvragen. Het zesde ledenpanel bestond uit KNMG-leden verdeeld over vier categorieën: huisartsen, medisch specialisten, artsen in opleiding en overigen.

Van de 540 verzonden vragenlijsten kwamen er 317 retour; een respons van 59 procent. Dat is minder dan in voorgaande edities (tussen 82% en 86%). Houden we echter rekening met de doorgaans lage respons bij schriftelijk onderzoek, met de periode waarin het onderzoek werd gehouden (vakantietijd) en met de omvang van de vragenlijst, dan mogen we de respons bevredigend en zelfs hoog noemen.

Positief resultaat

Verrassend was dat 95 procent van de respondenten aangaf over het algemeen plezier te hebben in hun werk. Ondanks de negatieve geluiden over de hoge werkdruk, bezuinigingen, overheidsmaatregelen en angst voor fouten, zijn er blijkbaar voor artsen voldoende motiverende factoren. Dit positieve resultaat komt overigens opvallend overeen met de bevindingen van het CBS1, dat in 2001 constateerde dat 94 procent van de wetenschappelijk opgeleiden met plezier werkt. De belangrijkste factoren die bijdragen aan het werkplezier zijn: afwisselend werk, voldoende tijd voor patiënten, nieuwe dingen leren, eigen capaciteiten optimaal kunnen benutten, de mogelijkheid om collega’s te raadplegen, en van patiënten te vernemen of zij tevreden zijn. Een arts reageerde: ‘Ik heb plezier in mijn werk omdat ik in een organisatie werk die vooral ten dienste staat van goede patiëntenzorg. Het management is gericht op de ondersteuning daarvan en vormt geen administratieve barrière.’

Van de respondenten vindt 58 procent dat een goed salaris bijdraagt aan het werkplezier. Vooral huisartsen en medisch specialisten zijn deze mening toegedaan. Een goed carrièreperspectief is het minst van invloed op het plezier in het eigen werk. Slechts 39 procent vindt dit belangrijk. Vooral huisartsen (61%) vinden het carrièreperspectief niet belangrijk. Waarschijnlijk komt dit doordat voor veel (huis)artsen de eens gemaakte beroepskeuze ook de definitieve is. Een huisarts: ‘Een goed carrièreperspectief is voor een huisarts nogal vreemd. Je bent en blijft huisarts met een vooraf bepaald inkomensperspectief. Carrière betekent voor mij ook daarin verbeteringen. Ik begon relatief hoog voor mijn leeftijd en nu zit ik relatief laag.’

Intimidatie

Zijn er alleen maar tevreden artsen? Als we doorvragen naar de demotiverende factoren, zegt 28 procent van de respondenten dat zij het werk regelmatig niet meer zien zitten. De laatste jaren is veel wetgeving totstandgekomen, zoals de WGBO, de Wet BIG, de BOPZ, de Wet klachtrecht, de Wet persoonsregistratie en de Kwaliteitswet zorginstellingen. De samenleving vraagt om transparantie en verantwoording, hetgeen gepaard gaat met een toename van administratieve taken. Bijna driekwart van de respondenten vindt dat de wettelijke regelingen met de bijbehorende bureaucratie en de claimcultuur een negatieve invloed hebben op het werkplezier. Ook door de hoge werkdruk en het emotioneel zware werk neemt het werkplezier af. Alle huisartsen noemen de hoge werkdruk als reden waarom zij het werk regelmatig niet meer zien zitten.

De toegenomen mondigheid van patiënten heeft ook een keerzijde. In sommige gevallen slaat assertiviteit om in agressiviteit. De confrontatie met agressieve patiënten speelt een relatief kleine rol; toch heeft 7,5 procent van de respondenten te maken met verbale intimidatie en bijna 4 procent met lichamelijke intimidatie. Vooral aio’s en huisartsen worden met verbale en lichamelijke intimidatie geconfronteerd.

Feedback

Vorig jaar verscheen Over de schreef.2 Dit boek poogt het functioneren en disfunctioneren van artsen bespreekbaar te maken. Uit enkele hoofdstukken blijkt dat collega’s elkaar nauwelijks feedback geven op verkeerd gedrag of fouten. Ten dele komt dit doordat in de artsopleiding pas enkele jaren structureel aandacht wordt gegeven aan het aanleren van dergelijke vaardigheden. Veel artsen hebben nooit geleerd elkaar feedback te geven; desondanks stelt het overgrote deel (98%) van de respondenten dit op prijs. Een internist concludeerde: ‘Ik heb elke twee maanden een functioneringsgesprek. Zeer nuttig. Het heeft mij verbaasd dat dit niet eerder ingang heeft gevonden in de curatieve sector.’

Het is overigens opvallend dat artsen bij voorkeur feedback krijgen van diegenen met wie zij in de dagelijkse praktijk te maken hebben. Het liefst krijgen zij feedback van directe collega’s (93%), patiënten (78%), assisterend personeel (67%) en verpleegkundigen (61%). Van collega’s wordt verwacht dat zij feedback geven op de kwaliteit van de zorg en op de vakkennis. Bij het ondersteunend personeel gaat het om feedback op de werksfeer en de bejegening van patiënten. Slechts iets meer dan de helft van de respondenten (57%) stelt feedback van leidinggevenden op prijs. Hier blijft een kans liggen, want feedback - ook door een leidinggevende - kan uiterst zinvol zijn. In veel organisaties zijn daarom functioneringsgesprekken tussen direct leidinggevenden en medewerkers. Belangrijkste doel van zo’n gesprek - met een informeel karakter - is het inventariseren van mogelijkheden en middelen om het functioneren te verbeteren. Bij een functioneringsgesprek is de machtsafstand klein: hoe gelijkwaardiger chef en medewerker zijn, of hoe meer de chef de rol van coach vervult, hoe beter het resultaat.

Uit dit ledenpanel blijkt dat leidinggevenden en artsen de onderlinge afstand nog flink moeten verkleinen.

Werkoverleg

Veel artsen stellen feedback op het functioneren op prijs. Anderzijds vindt 56 procent van de panelleden het moeilijk om een collega op zijn/haar functioneren aan te spreken. Veel artsen (58%) die het moeilijk vinden om een collega op zijn/haar functioneren aan te spreken, zeggen dat het vooral moeilijk is omdat het in de werksituatie niet gebruikelijk is. Bijna de helft (47%) voelt zich afhankelijk van collega’s. Een arts zei: ‘Het aanspreken op het functioneren wordt door de ander nogal eens gezien als het aanspreken op persoonlijkheid en karakter. Terwijl het strikt medisch-inhoudelijk is. Bovendien is een opmerking vaak casusgebonden, maar wordt ten onrechte gezien als een aanval op het totaal functioneren. Dat kan de sfeer in de maatschap blijvend verzieken.’

Andere redenen voor aarzeling bij het aanspreken van collega’s zijn: men heeft onvoldoende zicht op het functioneren van de ander, men mist daarvoor de vaardigheid, en men bemoeit zich niet graag met het functioneren van de ander.

Regelmatig werkoverleg kan een positieve invloed hebben op het werkplezier van artsen. Slechts een kleine groep artsen (8%) ervaart vaste agendapunten als ‘fouten en bijna fouten’ en ‘klachten van patiënten’ als bedreigend. Zij vinden onderwerpen als ‘werkbelasting’, ‘kwaliteit van de patiëntenzorg’ en ‘samenwerking’ niet belangrijk genoeg om vast op de agenda van het werkoverleg te worden geplaatst.

Het overgrote deel van de artsen werkt met plezier. Toch zijn er nogal wat factoren die dit werkplezier bedreigen. Gericht beleid is nodig om de kwaliteit van de zorgverlening te waarborgen. Daarvoor is de KNMG-carrièremonitor een belangrijk hulpmiddel. n

 

drs. Arno P.N. van Rooijen,

beleidsmedewerker opleidingen en artsenloopbaan bij de KNMG

Correspondentieadres: a.van.rooijen@fed.knmg.nl

 

 

SAMENVATTING

l  Uit een uitgebreide editie van het KNMG-ledenpanel, gehouden in 2001, kwam naar voren dat het merendeel van de artsen met plezier werkt.

l  Functioneringsgesprekken en feedback geven zijn belangrijke hulpmiddelen voor een organisatie om de arts in zijn ontwikkeling als professional te ondersteunen.

 

Referenties

1. Frenken F, Vergeer J. Werkplezier. Nederlanders tevreden met werk en salaris. Index nr. 10: 29. CBS, Heerlen, 2001   2. Lens P, Kahn, Ph S. Over de schreef; over functioneren en disfunctioneren van artsen. Utrecht: Van der Wees-uitgeverij, 2001.

In het artikel 'Carriere-counseling via internet' wordt de KNMG-carrieremonitor belicht.

Links
www.knmg.nl/loopbaanbureau
www.knmgcarrieremonitor.nl (eenmalige aanmelding gevraagd)

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.