Laatste nieuws
verslavingszorg

Pak hepatitis C aan in de gevangenis

1 reactie

epidemiologie

Tijdige identificatie en behandeling voorkomt chronische infectie

Verslaafden en gedetineerden zijn de twee belangrijkste risicogroepen voor besmetting met hepatitis C. Dat is echter net de hoek waar het identificeren en behandelen de nodige obstakels kent. Zoals het ontbreken van adequate financiering.

Met het artikel ‘Opsporing chronische hepatitis B loont’ pleitte Harm Menger eind vorig jaar in Medisch Contact voor een specifiek doelgroepenbeleid voor de opsporing van hepatitis B onder bepaalde etnische risicogroepen (MC 50/2011: 3078). Hetzelfde geldt voor de identificatie en behandeling van hepatitis C. Ook hierbij zou een gericht beleid onder de twee belangrijkste risicogroepen – verslaafden en gedetineerden – lonen.

In Nederland zijn naar schatting 15.000 tot 60.000 mensen besmet met het hepatitis-C-virus (HCV).1 Bij circa 70 procent van de geïnfecteerden ontwikkelt zich, veelal sluipend en ongemerkt, een chronische infectie. Op de lange termijn kan een chronische infectie met HCV leiden tot ernstige complicaties zoals leverfibrose, levercirrose, leverfalen en levercarcinoom.2 HCV is met de komst van een nieuwe generatie geneesmiddelen redelijk tot goed te behandelen, ernstige schade aan de lever echter niet. Met een snelle identificatie van de besmetting en doorverwijzing naar specialistische zorg neemt het risico op chroniciteit, leverschade en levensbedreigende complicaties aanzienlijk af. Bovendien voorkomt dit nieuwe besmettingen.

Bij verslaafden en gedetineerden vraagt de identificatie en behandeling van HCV extra aandacht, omdat dit lastig te bereiken doelgroepen zijn. Zij vormen echter een grote risicogroep. Van de niet-injecterende drugs-gebruikers is 10 tot 15 procent besmet met HCV; bij injecterende drugsgebruikers is dit zelfs
60 tot 80 procent.3 Schattingen van de prevalentie van HCV onder gedetineerden lopen uiteen van 2 tot 24 procent. Een belangrijk deel van de risicogroepen bevindt zich in de verslavingszorg of de penitentiaire inrichtingen (PI’s). Beide sectoren lopen tegen barrières op bij het identificeren en behandelen van HCV op locatie.4

Knelpunten
Een belangrijk knelpunt binnen de verslavingszorg is de tamelijk eenzijdige focus op psychosociale hulpverlening. Er is (zeer) beperkte aandacht voor somatiek en somatische aandoeningen. Hierdoor krijgt infectie met hepatitis C onvoldoende aandacht en vormt het geen speerpunt binnen de sector. Integendeel, een besmetting met HCV kan zelfs een contra-indicatie zijn voor het doorlopen van een hulpprogramma.

Daarnaast laat de financiering van de begeleiding aan verslaafden die besmet zijn met HCV te wensen over. Voor de behandeling van HCV is specialistische zorg nodig van een maag-, darm- en leverarts of internist-infectioloog en gespecialiseerde verpleegkundigen. De begeleiding en het borgen van de compliance gebeurt echter grotendeels door professionals binnen de verslavingszorg. Deze behandeling en begeleiding wordt echter niet op een reguliere wijze vergoed. Veelal betreft het projectgelden of financiering door gemeenten die ook steeds minder te besteden hebben. Door het ontbreken van een structurele financiering staat HCV niet hoog op de agenda binnen de verslavingszorg.

Het probleem bij de penitentiaire inrichtingen is dat de behandeling vaak stopt als een gedetineerde vrijkomt, omdat het ontbreekt aan een goede overdracht en/of nazorg. Bovendien wordt de continuïteit binnen en buiten detentie belemmerd door een knip in de financieringssystematiek. De reguliere zorgverzekering stopt in de gevangenis en wordt daarna weer geactiveerd. Dit houdt in dat justitie opdraait voor alle – relatief dure – behandelkosten van HCV in detentie. Aangezien de meeste gedetineerden maar kort in detentie verblijven, laat justitie een behandeling liever daarna starten.

Onmisbare schakel
Om iets te bereiken met de behandeling, moet de verslavingszorg erkend worden als onmisbare schakel tussen de verslaafden en de specialistische zorg door een mdl-arts of internist-infectioloog. De hulpverleners in de verslavingszorg werken outreachend, weten verslaafden die besmet zijn met HCV aan zich te binden en brengen de (medische) zorg naar hen toe. Daarom zijn zij hard nodig om goede uitkomsten van de behandeling te realiseren.5 De behandeling zou door een verslavingszorgarts, onder supervisie van een mdl-arts, moeten worden ingezet.

Deze erkenning houdt ook in dat er een structurele financiering moet komen voor het werk dat de verslavingszorg doet op het gebied van HCV. Dat betekent een dbc die de begeleiding van geïnfecteerden en het borgen van de compliance van de behandeling van HCV dekt en die dus ook geopend kan worden door anderen dan alleen een mdl-arts.

Voor de penitentiaire inrichtingen is het van belang een doorlopend proces te realiseren dat de continuïteit van de behandeling garandeert na detentie. Dit kan door de zorgketen rondom hepatitis C te versterken en de samenwerking met betrokken partijen binnen en buiten detentie (lokale ziekenhuizen, laboratoria, mdl-artsen of internist-infectiologen) te versterken. Maar ook betere samenwerking met GGD, huisartsen, verslavingszorg, reclassering en het sociale netwerk van verslaafden en gedetineerden is noodzakelijk. Zij kunnen veel betekenen voor het verhogen van de therapietrouw en daarmee het rendement van de behandeling.

Een belangrijke randvoorwaarde voor een doorlopend zorgproces is een doorlopend systeem van financiering. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat de zorgverzekering doorloopt tijdens de detentie. Er wordt al enige lobby gevoerd op dit terrein.

Screening
Verder zou meer aandacht voor screening binnen de penitentiaire inrichtingen nuttig zijn. Juist omdat detentie door de gesloten setting een belangrijke vindplaats is voor mensen die in de vrije maatschappij niet of moeilijk bereikt worden vanwege hun problematisch en/of zorgmijdend gedrag, zoals (ex-)verslaafden die niets van doen hebben met de verslavingszorg. Het screeningstraject zou niet alleen identificatie en behandeling, maar ook basispreventie en voorlichting over HCV moeten omvatten. Om een dergelijk traject te laten slagen, is een intensieve samenwerking nodig met onder meer GGD, specialisten, huisartsen, verslavingszorg en justitie. De eerste stappen hiervoor zijn al gezet. Justitie heeft enkele projecten opgezet voor het voeren van een actiever HCV-beleid. Deze richten zich op preventie, identificatie en behandeling, en op de samenwerking met GGD en specialistische zorg. Naar verwachting verschijnt eind dit jaar de nieuwe richtlijn Behandeling hepatitis C in detentie. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de nazorg. Justitie tracht via drie pijlers de continuïteit van de hepatitis C zorg te waarborgen: via de mdl-arts, huisarts en het sociaal netwerk van de gedetineerde. Het zou goed zijn als ook de verslavingszorg, in geval van een verslaving, hierbij standaard wordt betrokken.

Tot slot is het belangrijk om hepatitis C hoger op de politieke en beleidsagenda te krijgen. Met actieve identificatie en tijdige behandeling van HCV onder verslaafden en gedetineerden kan immers veel gezondheidswinst worden geboekt. Met behulp van een goede kosten-batenanalyse kan inzichtelijk worden gemaakt wat een actieve en tijdige identificatie en behandeling van HCV de maatschappij op de langere termijn kan opleveren.


drs. Mary van den Wijngaart

prof. dr. Inge Bongers

drs. Martien van Tits

Onderzoekers bij IVA beleidsonderzoek en advies, Tilburg University

Correspondentieadres: m.a.g.vdnwijngaart@uvt.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld.


Samenvatting

  • Specifiek doelgroepenbeleid voor de risico-groepen van hepatitis-C-virus (HCV), verslaafden en gedetineerden, loont.
  • De verslavingszorg en penitentiaire inrichtingen (PI’s) ondervinden echter barrières voor het identificeren en behandelen van HCV.
  • Belangrijkste bottlenecks zijn: beperkte aandacht voor somatiek binnen verslavingszorg, ontbreken van adequate financiering, en onvoldoende continuïteit in behandeling na detentie.


 

Lees ook


Voetnoten

1. Richtlijn MDL
2. www.rivm.nl, www.hepatitis.nl.
3. Leemrijse C, Bongers M, Nielen M, Devillé W. Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen. Een onderzoek naar prevalentie. Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie, 2010.
4. De argumentatie voor de knelpunten en oplossingsrichtingen rondom identificatie en behandeling van hepatitis C onder verslaafden en gedetineerden is gebaseerd op twee Rondetafelbijeenkomsten hepatitis C die IVA Beleidsonderzoek en advies in 2011 heeft georganiseerd in opdracht van en gefinancierd door het farmaceutisch bedrijf Janssen-Cilag B.V. Aan de bijeenkomst hebben vertegenwoordigers deelgenomen uit wetenschap en praktijk: AMC Amsterdam, Bouman GGZ Verslavingszorg, Dienst Justitiële Inrichtingen van Ministerie van Veiligheid & Justitie, GGD Amsterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond, GGZ Reclassering Palier Den Haag, Janssen-Cilag B.V., Mainline Kenniscentrum, Nationaal Hepatitis Centrum, Nederlandse Leverpatiënten Vereniging, PI Heerhugowaard, Trimbos instituut en UMC Utrecht.
5. Uit het proefschrift van Charles Helsper ‘Case finding strategies for hepatitis C infection’ (Utrecht, december 2011) blijkt dat opsporing van hepatitis C bij harddruggebruikers zowel effectief als kosteneffectief kan zijn wanneer een actieve opsporingsstrategie wordt toegepast.



verslavingszorg verslaving drugs
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • ,

    Van den Wijngaart e.a. pleiten voor een specifiek hepatitis-C-beleid voor verslaafden en gedetineerden. Ondergetekenden als uitvoerders van het programma Bewustzijn Identificatie Behandeling chronische virale Hepatitis (BIBHEP) stellen echter dat hep...atitis C minstens zo vaak voorkomt bij eerste-generatiemigranten en andere risicogroepen. Daarom pleiten wij voor een bundeling van krachten waarbij identificatie en behandeling van alle risicogroepen wordt bevorderd.
    Het RIVM (Kretzschmar M. RIVM-notitie 2004/02) noemt de volgende risicogroepen en aantallen: ontvangers van incidentele bloedtransfusie (13.600), hemofiliepatiënten (1200), dialyse patiënten(129), injecterende druggebruikers(12.128), en eerste generatie migranten (34.619).
    Sinds 2004 zal het aandeel van ‘incidentele bloedtransfusie’ zijn afgenomen en ook het intraveneuze drugsgebruik is in Nederland sterk gedaald. De influx van immigranten is echter nog aanzienlijk. Hepatitis C heerst dus vooral bij eerste-generatiemigranten.
    Dit beeld wordt bevestigd door twee populatie-onderzoeken over hepatitis-C-prevalentie (J. Hepatol 2011; 55: 1207–14 en Vriend HJ et al. European Journal of Public Health March 29 2012).
    Onlangs zijn deze gegevens modelmatig benaderd.(Vriend HJ et al. Epidemiol. Infect. Aug 2012). Het totale aantal gedetineerden met hepatitis C in Nederland is geschat op 237 tot 1272 (Leemrijse CJ e.a.. Nivel-WODC Min Justitie 2010). Dit is 3 tot 15 procent van de groep van injecterende druggebruikers. Aangezien injecterende druggebruikers 25 procent van het totale hepatitis-C-cohort vormen, wordt met een aanpak via het gevangeniswezen uiteindelijk 1 tot 4 procent van alle chronische hepatitis-C-patiënten bereikt.
    BIBHEP pleit voor een bundeling van krachten van eerste lijn, tweede lijn, GGD en verslavingszorg om zo alle echelons bewust te maken van het belang van identificatie en behandeling van chronische hepatitis B en C.

    prof. Solko Schalm, mdl-arts, directeur LiverDoc, Rotterdam
    dr. Irene Veldhuijzen, senior onderzoeker, GGD Rotterdam-Rijnmond
    drs. Theo van Driel, voorzitter werkgroep virale hepatitis, Nederlandse Leverpatiënten Vereniging

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.