Laatste nieuws
E.B. Conemans c.s.
7 minuten leestijd
seksuele intimidatie

Ongewenst contact

Plaats een reactie

Een op de vijf coassistenten is slachtoffer van seksuele intimidatie



Persoonlijk en lichamelijk contact met docenten, artsen, patiënten en met elkaar kenmerkt de opleiding geneeskunde. Immers, oefening baart kunst. Vooral coassistenten lopen hierdoor meer risico op ongewenste seksueel getinte aandacht.


In 2005 maakte het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) melding van een hoog percentage coassistenten in Nijmegen dat wel eens te maken had met seksuele intimidatie.1 In internationale literatuur is beschreven dat seksuele intimidatie in de medische opleiding veelvuldig voorkomt. Uit zowel Amerikaanse als Europese onderzoeken komt naar voren dat 30-50 procent van de geneeskundestudenten seksuele intimidatie ervaart tijdens de opleiding.2-4



De wisselende percentages over het vóórkomen van seksuele intimidatie zijn onder andere te wijten aan de verschillende definities van seksuele intimidatie. Los van de gehanteerde definitie is een aantal punten van belang. Seksuele intimidatie wordt als zodanig benoemd zodra een persoon zich seksueel geïntimideerd voelt. Het is gedrag van een dader dat een persoonlijke grens van een slachtoffer overschrijdt. Een ander belangrijk punt is dat seksuele intimidatie zowel met als zonder opzet van de dader kan gebeuren. Het omvat elke vorm van ongewenst seksueel getint gedrag, wat kan variëren van opmerkingen over uiterlijk tot aanranding en verkrachting. De intimiteiten ontwikkelen zich meestal van een te verdragen naar een onhoudbare situatie.



De Arbeidsomstandighedenwet 1998 formuleert seksuele intimidatie op de werkvloer als ‘ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non- verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard’.5



Machtsverhoudingen


Seksuele intimidatie op de werkvloer komt binnen alle bedrijfstakken voor en wordt versterkt door sterk uit elkaar liggende machtsverhoudingen (strikte hiërarchie).6 Binnen de gezondheidszorg kunnen personen die het ongewenste gedrag uiten collega’s zijn, maar ook andere contacten, bijvoorbeeld patiënten.


Het is aannemelijk dat geneeskundestudenten een serieuze risicogroep vormen voor seksuele intimidatie. Persoonlijk en lichamelijk contact met medestudenten, docenten, artsen en patiënten staat centraal in de opleiding. Bovendien bevinden coassistenten zich in het ziekenhuis in een kwetsbare positie. Zij functioneren onderaan in de medische hiërarchie en hebben geen formele positie in de ziekenhuisorganisatie. Coassistenten worden daarnaast door hun directe begeleiders beoordeeld op kennis, inzet, werkhouding en vaardigheden.



In het voorjaar van 2006 ondervroeg het KNMG Studentenplatform via een digitale enquête 4017 student-leden van de KNMG over seksuele intimidatie. Deze student-leden vertegenwoordigen alle studiejaren en alle Nederlandse geneeskundefaculteiten. Seksuele intimidatie werd conform de definitie in de Nederlandse Arbeidsomstandig­hedenwet gedefinieerd als alle ongewenste seksueel getinte aandacht, waarbij de ontvanger bepaalt of de aandacht wel of niet gewenst is.5



Grensoverschrijdend


Van de 1856 respondenten gaf ruim 11 procent aan wel eens met seksuele intimidatie te maken te hebben gehad. Hierbij zijn vrouwen significant vaker het slachtoffer dan mannen (14 versus 5%). Van alle coassistenten heeft 21 procent zich wel eens seksueel geïntimideerd gevoeld. Van de studenten die nog in de preklinische fase van hun opleiding zitten, was dit 3 procent.



De aard van het seksueel intimiderende gedrag betrof voor 60 procent van de slachtoffers opmerkingen over het uiterlijk. Een andere veel genoemde grensoverschrijdende intimiteit was het stellen van persoonlijke vragen over seksualiteit of liefdesleven (44%), maar ook ongewenst lichamelijk contact (34%) en oogcontact (24%) behoorden tot de veel gegeven antwoorden. Incidenteel werd onder de optie ‘anders’ melding gemaakt van aanranding en stalking (zie tabel 1).


Daders van de seksuele intimidatie zijn voornamelijk mannen. In de preklinische fase blijken vooral docenten als dader te worden aangewezen, maar ook wordt melding gemaakt van seksuele intimidatie door patiënten tijdens een (verpleeg)stage. Bij coassistenten bestaat de grootste groep daders uit patiënten (58%). Stafleden worden in 35 procent van de gevallen als dader genoemd en arts-assistenten in 19 procent. Vrouwelijke coassistenten worden significant vaker dan hun mannelijke collega’s door een staflid seksueel geïntimideerd; mannelijke coassistenten worden vaker dan vrouwen door verpleegkundigen seksueel geïntimideerd. De seksuele intimidatie door patiënten is onder mannelijke en vrouwelijke coassistenten gelijk (zie tabel  2 op blz. 286).


De meeste slachtoffers melden de intimidatie in informele omgeving (79%) of melden het niet (29%). Slechts weinig studenten maken officieel melding van de situatie op de faculteit (7%) (zie tabel 3 op blz. 287).



Hoge frequentie


Het KNMG Studentenplatform maakt zich zorgen over deze cijfers. Een eerste punt van zorg is de hoge frequentie van seksuele intimidatie van geneeskundestudenten en in het bijzonder van coassistenten. Ruim één op de tien geneeskundestudenten is het slachtoffer geweest van seksuele intimidatie en zelfs één op de vijf coassistenten heeft zich wel eens seksueel geïntimideerd gevoeld. Onderzoek onder Nijmeegse coassistenten kwam eerder ook al op 20 procent.1 Hieruit blijkt dat de destijds gevonden resultaten in Nijmegen geen uitzondering waren voor de landelijke situatie. Onze resultaten bevestigen tevens op landelijk niveau de resultaten uit Nijmegen over de aard van de seksuele intimidatie: variërend van ongepaste opmerkingen tot ongewenst lichamelijk contact.1 In tegenstelling tot het onderzoek in Nijmegen bleek dat op landelijk niveau, bij gebruik van dezelfde definitie, ook mannen zich seksueel geïntimideerd voelen. Deze percentages komen overeen met resultaten uit onderzoek in het buitenland.2-4



In onze enquête werd benadrukt dat de ontvanger bepaalt wat gerekend wordt tot seksuele intimidatie. Enkele studenten voegden een opmerking toe als: ‘Opmerkingen over uiterlijk en ­dergelijke, daar moet je tegen kunnen. Dat hoort bij de huidige maatschappij.’ Studenten die zulke uitspraken doen, voelen zich volgens onze definitie niet seksueel ­geïntimideerd. Daarnaast doen dergelijke opmerkingen geen recht aan het gevoel van de coassistent die zich geïntimideerd voelt, en het daarmee ook is. Vermoedelijk wordt ook in deze situaties een verstoring van het veilige opleidingsklimaat teweeggebracht. Het percentage studenten dat wordt geconfronteerd met seksueel getinte opmerkingen ligt waarschijnlijk nog hoger dan de percentages die dit onderzoek laten zien.



Daders


Een tweede punt van zorg is de aard van de daders van de seksuele intimidatie. Juist díe personen die in de klinische fase als objectief begeleider en voorbeeld zouden moeten gelden - stafleden en arts-assistenten - worden frequent als dader aangewezen. Seksuele intimidatie door patiënten lijkt een moeilijk te voorkomen fenomeen.


Een laatste punt van zorg betreft de melding van seksuele intimidatie. Ondanks het feit dat medische faculteiten hun meldingsprocedure voor seksuele intimidatie in hun studiegids beschrijven, is het meldingspercentage hiervan op de faculteit laag. Hierdoor kunnen de faculteiten een vertekend beeld hebben en weinig noodzaak zien tot extra aandacht voor dit onderwerp. De oorzaken voor het lage meldingspercentage zijn ons onbekend, maar er zijn tal van scenario’s denkbaar. Op het onderwerp seksuele intimidatie rust een taboe. Mogelijk bagatelliseren geneeskundestudenten de intimidatie, zijn zij bang voor gevolgen voor hun beoordeling, leggen zij de schuld bij zichzelf, of zijn zij niet bekend met een meldingsprocedure.



Seksuele intimidatie kan veel invloed hebben op het persoonlijk en beroepsmatig functioneren van een ­student. Het KNMG Studentenplatform wil ­benadrukken dat de positie van geneeskundestudenten, met name in de kliniek, hen tot een risicogroep voor seksuele intimidatie maakt. Omdat seksuele intimidatie moeilijk is te voorkomen, ­moeten de faculteiten hierop adequaat inspelen. Gezien de meldings­percentages uit deze enquête, lijkt de aandacht die faculteiten momenteel al aan het onderwerp besteden onvoldoende.



Bescherming


Via de Arbeidsomstandighedenwet zijn werkgevers verplicht om een beleid te voeren dat werknemers beschermt tegen seksuele intimidatie en de nadelige gevolgen hiervan.7 8 De status van een coassistent is echter niet die van een werknemer en een coassistent wordt dan ook niet beschermd door de Arbeidsomstandighedenwet. De bescherming van de coassistent ligt zowel bij de faculteit als bij de opleidingsziekenhuizen. De faculteit draagt zorg voor het onderwijsprogramma van de coassistent. De verantwoordelijkheid voor de professionele organisatie waarbinnen de coassistent werkt, ligt bij de opleidingsziekenhuizen.9 Studieadviseurs, vertrouwenspersonen van de faculteit, maar zeker ook opleiders van zowel academische als perifere ziekenhuizen zouden zich primair verantwoordelijk moeten voelen voor beleid omtrent seksuele intimidatie van coassistenten.



Het medisch curriculum moet studenten zodanig voorbereiden dat ze bedacht zijn op seksuele intimidatie. Studenten moeten al in de preklinische fase worden getraind in het stellen van grenzen en het omgaan met dergelijke situaties. Zowel de meldingsprocedure als de op een melding volgende stappen die de faculteit zal nemen, moeten in het onderwijs aan bod komen. Bij aanvang van iedere stage (coschap) moet de stagebegeleider de coassistent informeren over de meldingsprocedure van het betreffende ziekenhuis.



Bekendheid met een duidelijke en laagdrempelige procedure in een vertrouwelijke sfeer zal ervoor zorgen dat studenten en coassistenten vaker dan nu melding maken van seksuele intimidatie. Dit geeft faculteiten en ziekenhuizen de mogelijkheid om maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om seksuele intimidatie van geneeskundestudenten tegen te gaan. Met het nemen van dergelijke maatregelen en meer aandacht voor seksuele intimidatie in de geneeskundeopleiding moet het percentage studenten dat nu last heeft van ongewenste intimiteiten dalen. Een prettig opleidingsklimaat en vooral vertrouwen op de werkvloer is een onbetwiste voorwaarde voor het opleiden van goede artsen.



mw. E.B. Conemans, semi-arts Universitair Medisch Centrum Utrecht


mw. K.M. Groeneveld, coassistent Universitair Medisch Centrum Utrecht


mw. drs. S.A.H.M. van den Tillaart, semi-arts Leids Universitair Medisch Centrum



H. Gerritsen, student geneeskunde Universiteit van Amsterdam



Namens het KNMG Studentenplatform



Correspondentieadres:

secretarisstudentenplatform@fed.knmg.nl

; cc:

redactie@medischcontact.nl



Geen belangenverstrengeling gemeld.







Voor publicatie van deze casuïstiek is toestemming verkregen van de personen die zich geïntimideerd hebben gevoeld.







Klik hier voor het PDF van dit artikel




Literatuur


1. Muijsenbergh METC van den, Largo-Janssen ALM. Seksuele intimidatie van co-assistenten tijdens hun stage. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149(14):764-8.


2. Komaromy M, Bindman AB, Haber RJ, Sande MA. Sexual harassment in medical training. N Engl J Med 1993; 328:322-6.


3. Sheehan KH, Sheehan DV, White K, Leibowitz A, Baldwin DC Jr. A pilot study of medical student ‘abuse’. Student perceptions of mistreatment and misconduct in medical school. JAMA 1990; 263:533-7


4. Uhari M, Kokkonen J, Nuutinen M et al. Medical student abuse: an international phenomenon. JAMA 1994; 271:1049-51.


5. Artikel 1, derde lid, onder e van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.


6. Soethout J, Sloep M. Evaluatie Arbo-wet inzake seksuele intimidatie, agressie en geweld, en pesten op het werk. Maart 2003; Regioplan publicatienummer 363. 


7. Artikel 3, tweede lid, onder a van de Arbeidsomstandighedenwet 1994.


8. Artikel 4, tweede lid van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. 2


9. Disciplineoverlegorgaan Medische Wetenschappen, Landelijke richtlijn voor de positie van co-assistenten 2001. 




 

KNMG seksuele intimidatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.