Laatste nieuws
Govert den Hartogh
7 minuten leestijd
euthanasie

OM ondergraaft euthanasiewet

1 reactie

ETHIEK

Alleen een schriftelijke wilsverklaring volstaat niet voor euthanasie

Het Openbaar Ministerie acht de aanwezigheid van een wilsverklaring voldoende om van rechtsvervolging af te zien. Dat bleek bij een omstreden zaak waarbij een patiënt met huntington euthanasie kreeg. Maar hiermee ondergraaft het OM de euthanasiewet.

Als een regionale toetsingscommissie euthanasie oordeelt dat een arts niet aan alle zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet (Wtl) heeft voldaan, moet het Openbaar Ministerie beslissen om al of niet tot strafvervolging over te gaan. Het OM baseert zich daarbij op de ‘Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek’. Indien de uitvoering van de euthanasie niet voldeed aan de richtlijn van de KNMG en KNMP, dan is dat volgens de aanwijzing meer een zaak voor de inspectie. Strafrechtelijk optreden is dan niet zinvol. Als de arts niet heeft voldaan aan een procedurele eis – in casu: nalaten om een onafhankelijke consulent te raadplegen – gaat het College van procureurs-generaal na of door deze nalatigheid ook twijfel rijst over de vraag of er sprake was van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Dat is tot nu toe nooit gebeurd. Alleen als de arts wat betreft de substantiële zorgvuldigheidseisen zelf is tekortgeschoten, acht het college vervolging in principe geïndiceerd. Maar zulke tekortkomingen komen vrijwel nooit voor.

Zorgvuldigheidseisen
In een casus die in 2012 in Medisch Contact is beschreven (MC 39/2012: 2140), kwam de commissie echter tot het oordeel dat aan maar liefst drie substantiële zorgvuldigheidseisen niet was voldaan: de arts had niet tot de overtuiging kunnen komen dat het euthanasieverzoek vrijwillig en weloverwogen was gedaan, dat het lijden ondraaglijk was, en dat er geen redelijke alternatieve oplossing bestond. Je zou dus verwachten dat het college tot vervolging zou besluiten. Maar uit het onlangs verschenen Jaarverslag 2014 van de toetsingscommissies blijkt dat het college het op alle drie punten met de toetsingscommissie oneens is. De betrokken arts zou in vrijwel alle opzichten zorgvuldig hebben gehandeld.

Het ging om een patiënte die leed aan de ziekte van Huntington en die in 2005 een schriftelijke wilsverklaring had ondertekend volgens het toen gangbare standaardmodel van de NVVE. Hoewel dat niet in die verklaring stond, gaf haar familie aan dat zij euthanasie wenste als zij naar een verpleeghuis zou moeten. De toetsingscommissie stelde vast dat zij in het contact met haar huisarts en behandelend neuroloog daarna zelden of nooit op die verklaring was teruggekomen. Toen zij in 2009 haar echtgenoot de bevoegdheid gaf namens haar over medische handelingen te beslissen, heeft de huisarts het onderwerp ‘euthanasie’ nog eens aan de orde gesteld, maar zij reageerde toen afwerend.

Nadat zij al langere tijd naar de dag-opvang in het verpleeghuis ging, was het nu zover gekomen dat opname onvermijdelijk was. Het dementeringsproces ten gevolge van haar ziekte was inmiddels zover voortgeschreden dat een gesprek met haar over haar wilsverklaring niet meer mogelijk was. Elke keer dat haar man haar in het verpleeghuis achterliet leidde het afscheid tot hartverscheurende tonelen. Maar gedurende haar verdere verblijf in dat tehuis maakte zij geen ongelukkige indruk.

‘Kluisdocument’

De toetsingscommissie had in haar oordeel overwogen dat het niet genoeg is als een familielid na vele jaren een wilsverklaring uit een la opdiept waarvan de opsteller het bestaan misschien al lang vergeten was. Er moeten duidelijke aanwijzingen zijn dat die verklaring de blijvende wil van de patiënt uitdrukt, zolang die tenminste nog tot bepaling van zijn wil in staat was.

Het OM lijkt de wilsverklaring echter op te vatten als een ‘kluisdocument’. De verklaring ligt er, is niet herroepen, en kan dus het actuele verzoek vervangen, ongeacht of er enige evidentie is over de opvattingen en het waardenpatroon van betrokkene in de periode daarna. Het OM kan zich hierbij beroepen op het feit dat de wetgever heeft nagelaten een houdbaarheidsduur voor een schriftelijke wilsverklaring vast te leggen. Maar de wetgever heeft daarvan niet afgezien omdat hij herbevestiging en actualisering niet van belang achtte, maar omdat dit belang niet adequaat in formele regels kan worden uitgedrukt. De commissies moeten een afweging maken. Als zij daarmee het door de wetgever aangegeven belang van herbevestiging nader invullen, is dat in overeenstemming met de taak die de wetgever hen heeft opgelegd.

Ondraaglijk lijden

Voor de beoordeling van het ondraaglijk lijden kiest het college bewoordingen die aansluiten bij de uitleg van de toetsingscommissies, en die ook zijn neergelegd in de ‘code of practice’: bij deze beoordeling moet niet alleen worden gekeken naar de symptomen an sich, maar moet de ernst ervan worden gewogen in het licht van de levensgeschiedenis en het waardenpatroon van de patiënt. En voor deze patiënte was het, volgens haar familie, prioriteit nummer één om niet in het verpleeghuis te belanden.

Het is zeker waar dat je de ernst van het lijden alleen kunt beoordelen vanuit het perspectief van de patiënt. (Wat niet hetzelfde is als: de inschatting van die ernst die de patiënt maakt klakkeloos overnemen.) Maar er moet dan om te beginnen, zoals ook de ‘code of practice’ benadrukt, wel sprake zijn van lijden. En lijden betekent: met smart ervaren. Als een patiënte in het verpleeghuis niet ongelukkig is, is het verblijf aldaar mogelijk in strijd met haar persoonlijkheid, haar levensgeschiedenis en haar waardenpatroon, en daarom vanuit het perspectief dat haar leven heeft bepaald uiterst ongewenst. Maar het is geen vorm van lijden. Als de uitleg van het college klopte, zou ook iemand in een onomkeerbaar coma ‘ondraaglijk lijden’ als hij in een wilsverklaring heeft aangegeven in die situatie euthanasie te wensen.

Geen redelijk alternatief?

Omdat patiënte tijdens haar verblijf in het verpleeghuis geen verdrietige indruk maakte, vond de commissie dat de arts niet kon concluderen dat opname in het verpleeghuis geen redelijk alternatief was. Het OM wijst er echter opnieuw op dat volgens de informatie van haar familie haar euthanasieverzoek actueel zou worden indien zij moest worden opgenomen. Daaruit zou mogen worden afgeleid dat zij die opname in elk geval zou weigeren, ‘zodat de arts deze mogelijkheid niet hoefde te onderzoeken’.

De wet eist echter dat de arts samen met de patiënt tot de overtuiging moet komen dat er geen redelijke andere oplossing is. Dus zowel de patiënt als de arts moet die overtuiging hebben, en daar in redelijkheid toe gekomen zijn. En volgens de Hoge Raad kan het lijden niet als uitzichtloos worden beoordeeld ‘indien een reëel alternatief om dat lijden te verlichten door de betrokkene in volle vrijheid is afgewezen’. Ook als een alternatief door de patiënt wordt afgewezen, moet de arts dus nog wel degelijk beoordelen of dat alternatief reëel was.

Twee condities

De wetsuitleg van het college komt erop neer dat, als een wilsonbekwame patiënt ooit een schriftelijke wilsverklaring heeft opgesteld, dat voldoende is om op het daarin neergelegde euthanasieverzoek in te gaan, tenzij er reden is om te betwijfelen of de patiënt die verklaring destijds vrijwillig en weloverwogen heeft opgesteld. De verklaring vervangt immers het mondeling verzoek, dat dus niet verder beoordeeld hoeft te worden. Als de conditie die in de wilsverklaring genoemd wordt intreedt, is er sprake van ondraaglijk lijden, en alternatieve oplossingen kunnen niet meer als redelijk worden beschouwd omdat de patiënt geacht wordt die geweigerd te hebben.

Als we zo moeten redeneren bij een schriftelijk verzoek, dan zou het volstrekt inconsistent zijn dat niet te doen bij een mondeling verzoek waar betrokkene nog vierkant achter staat. Ook dan is er dus sprake van ondraaglijk lijden als de patiënt dat zelf aangeeft, en alternatieve oplossingen vervallen als de patiënt die weigert.

Het essentiële kenmerk van de euthanasiewet is echter juist dat er voor de rechtvaardiging van euthanasie aan twee condities voldaan moet zijn: een vrijwillig en weloverwogen verzoek en een ondraaglijk lijden waaruit geen andere uitweg bestaat dan de dood. Dat die condities niet op elkaar herleid kunnen worden, blijkt uit de gehele wetsgeschiedenis. Voor de schriftelijke wilsverklaring is dit in het bijzonder evident. Het amendement-Dittrich, waarin bepaald werd dat de overige zorgvuldigheidseisen van overeenkomstige toepassing zijn, werd immers juist ingegeven om te voorkomen dat bij een wilsonbekwame patiënt alleen nog naar de wilsverklaring zou worden gekeken. Zoals de ministers het formuleerden: ‘Er is geenszins sprake van de reductie van de zorgvuldigheidseisen tot één, namelijk de loutere aanwezigheid van een wilsuiting…’

Fundamenten van de wet

De uitleg van het college ondergraaft dus de fundamenten van de euthanasiewet. Daarnaast druist deze interpretatie in tegen de uitleg die de toetsingscommissies nu al zeventien jaar lang, voor, tijdens en sinds de behandeling van de wet, aan de zorgvuldigheidseisen hebben gegeven, en die zij nu weer duidelijk hebben vastgelegd in de ‘code of practice’. Ook de ‘Handreiking schriftelijk euthanasieverzoek’ die de ministeries van VWS en van Justitie en Veiligheid vorige maand in samenwerking met de KNMG hebben gepubliceerd is hier volstrekt helder over.

De toetsingscommissies zijn door de wetgever uitdrukkelijk bedoeld om aan de eisen, die door de wetgever in algemene bewoordingen zijn geformuleerd, een gezaghebbende nadere invulling te geven. Het gezag van die nadere invulling is veel groter dan dat van de willekeurige groep deskundigen die het college in dit geval heeft geraadpleegd. Als de commissies zo consistent en duidelijk zijn in hun uitleg, gaat het niet aan om te stellen dat de wet onduidelijk is.

Maar als de procureurs-generaal menen dat de commissies al die tijd de wet verkeerd hebben geïnterpreteerd, dan is het minste wat zij kunnen doen toch wel dat standpunt voor te leggen aan de rechter.

Govert den Hartogh, emeritus hoogleraar ethiek, Universiteit van Amsterdam, van 1998 tot 2010: lid van de regionale toetsingscommissie euthanasie Zuid-Holland/Zeeland

Zie ook het artikel van onder meer Arie Nieuwenhuijzen Kruseman, emeritus hoogleraar interne geneeskunde, op blz. 18 en de online publicatie van Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde, op medischcontact.nl.

H

euthanasie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • P.J.E. van Rijn

    huisarts gepensioneerd, RHEDEN Nederland

    Het OM beroept zich op de wet als het goedkeuring verleent aan een door de toetsingscommissie terecht afgekeurde euthanasie, alleen op grond van het bestaan van een schriftelijke wilsverklaring .Zonder rekening te houden met de voor de arts onmisbare... persoonlijke communicatiemogelijkheid met de patiënt over uitvoering van euthanasie op het moment daarvan .Zonder de rechter in te schakelen.Dit betekent dat de overheid op enig moment,ook zonder tussenkomst van een arts, euthanasie kan uitvoeren.Want artsen, die hier aan zouden meewerken , schenden de door hen afgelegde eed van Hippocrates, waarmee zij ten alle tijde `goed doen `en `niet schaden `hebben beloofd .Voorbeelden van slechte artsen die zich hier niet aan houden zijn : 1.Het Derde Rijk, maar toen hoefden artsen deze eed niet meer af te leggen , probleem dus `opgelost` . 2.In de VS werken artsen mee aan executies .Daarom worden zij `beschermd` sinds 1991 door de zgn. Georgian Laws , maar door weigering van artsen hieraan toch mee te doen vinden executies plaats zonder artsen,met kwalijke gevolgen voor de veroordeelden .3.De Shariawetgeving vereist artsen om bij een niet dodelijke lijfstraf het slachtoffer in leven te houden . `Geef de Keizer wat des Keizers is en aan God wat van God is `. [Matteus, 22:15-22] Maar bij gebrek aan God is het leven nu eigendom van de Keizer geworden. Een schriftelijke wilsverklaring blijkt dus door het oordeel van het OM een onomkeerbare verbeurdverklaring van het leven aan de staat te betekenen, die volgens de uitleg van de wet nu dan ook verplicht is te doden .Teken dus nooit een schriftelijke wilsverklaring want daardoor maak je van jezelf een `Dead Man Walking`. Peter vaan Rijn Rheden

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.