Laatste nieuws
J. van Zwieten
3 minuten leestijd
huisartsgeneeskunde

Nurse practitioner niet altijd de oplossing

Plaats een reactie

Door de komst van de nurse practitioner zou de huisarts weer aan zijn ‘eigen’ taken toekomen en zou zijn werkdruk afnemen. Maar de prijs die de huisarts hiervoor betaalt, is dat hij minder contact heeft met de patiënten.

J. van Zwieten

 

Ill: Graig Smallish


Met sommige ontwikkelingen in de huisartsgeneeskunde heb ik moeite. Ook krijg ik steeds vaker het gevoel dat ons, huisartsen, oplossingen worden aangeboden waarvan we de reikwijdte niet kunnen overzien. Bijvoorbeeld het inzetten van de nurse practitioner in de praktijk.


Misschien heeft het iets te maken met het feit dat ik langer dan 25 jaar huisarts ben. Of is er meer aan de hand?

Noni’s


Twee jaar geleden was ik betrokken bij de opzet van de praktijk voor noni’s in Utrecht: patiënten die wel waren verzekerd maar niet konden worden ingeschreven bij een huisarts (huisartsentekort, postcodeproblemen). De praktijk was dagelijks op kantooruren bereikbaar en er werd driemaal per week spreekuur gehouden. Het aantal noni’s werd geschat op meer dan 3000.


Patiënten belden de praktijk en werden dan ingedeeld voor het spreekuur van de huisarts of de nurse practitioner. De nurse practitioner of de doktersassistente bemande de telefoon.


Huisarts en nurse practitioner hielden tegelijkertijd spreekuur. Met de inspectie was overeengekomen deze praktijkopzet maximaal te bewaken; de nurse practitioner besprak dan ook direct elk spreekuurcontact met de huisarts. In deze opzet functioneerde de nurse practitioner níet als begeleider van chronische klachten; zij deed de eerste opvang van nieuwe patiënten, zette het vervolgtraject in gang of behandelde medicamenteus.


Hoewel de praktijk goed functioneerde, werd deze na een halfjaar opgeheven: de kosten zouden te hoog zijn én het probleem was opgelost. Dat laatste was in ieder geval onjuist: er zijn nog genoeg noni’s in Utrecht.

Stap terug


Voor de

nurse practitioner

was het werken in deze praktijk een stap terug. Opgeleid in Canada, was zij gewend zelfstandig en aan de hand van protocollen te functioneren. In die protocollen werd aangegeven wanneer zij de arts moest raadplegen en welk vervolgonderzoek nuttig of noodzakelijk was. Bovendien had zij een lijst met geneesmiddelen die zij zelfstandig kon voorschrijven. Kortom, het gewone traject binnen de huisartsenpraktijk, maar met een plafond.


Voor de

huisarts

was het even wennen. De nurse practitioner handelde een groot deel van het spreekuur af. Het grootste probleem was om de diagnostiek en behandeling met elkaar af te stemmen.


De meeste

patiënten

maakte het niet uit wie hen behandelde. Natuurlijk was het goed dat er nu een praktijk was waar zij als noni terechtkonden, maar belangrijker was het gevoel dat zij werden begrepen en adequaat werden behandeld.

Het echte werk

In een aantal voorstellen is het de bedoeling dat de nurse practitioner (of de physician assistent) in de praktijk de eerste opvang doet en de huisarts de moeilijke gevallen krijgt. Hij zou dan weer aan zijn ‘echte werk’ toekomen. Prima initiatief, dus waar zit ik nu eigenlijk mee?


Om te beginnen: het verlies aan patiëntencontacten. Voor die contacten heb ik het huisartsenvak gekozen. Zijn eenvoudige contacten dan niet het ‘echte werk’? Ook denk ik dat ons alom geprezen niet-pluisgevoel - dat bestaat bij de gratie van het zien van heel veel ‘gewone’ klachten - wel eens ernstig kan verwateren. Bovendien, als we alleen de moeilijke gevallen zien, moeten alle NHG-protocollen op de schop. Je ziet een heel andere populatie en hiervoor geldt een andere epidemiologie. Verder is het een aanzienlijke extra belasting om tot een goede afstemming in de praktijk te komen. Verantwoordelijkheden moeten worden afgestemd en praktijkprotocollen moeten worden aangepast. En ten slotte: door het zelfstandig handelen van de nurse practitioner is er steeds meer sprake van een verlengde-armconstructie. Zijn we daarvoor opgeleid?


De nurse practitioner en de physician assistent zijn in het leven geroepen om het tekort aan huisartsen op te vangen. De huisarts zou weer aan zijn ‘eigen’ taken toekomen en zijn werkdruk zou afnemen. Dit zou jonge artsen moeten motiveren om huisarts te worden. Maar meer overleg en supervisie maakt dat de praktijk alleen maar méér tijd gaat kosten. Bovendien is er minder contact met de patiënten. Het is in elk geval níet de huisartsenpraktijk die mij als beginnend huisarts voor ogen zou staan.


J. van Zwieten

,


huisarts

Correspondentieadres: zwieten@arlechino.nl

huisartsgeneeskunde
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.