Laatste nieuws
Adri Steenhoek Marc Koopmanschap
6 minuten leestijd

Minister moet medicatie slim inkopen

1 reactie

Sinds kort bemoeit de minister van VWS zich actief met de prijsstelling van geneesmiddelen. In dat kader hebben Adri Steenhoek en Marc Koopmanschap een voorstel ontwikkeld waarmee honderden miljoenen kunnen worden bespaard, zonder dat de farmaceutische industrie ontmoedigd raakt.

Geneesmiddelenprijzen zijn een zeer actuele bron voor discussies. En de overheid, bij monde van minister Edith Schippers, bemoeit zich er tegenwoordig actief mee.

In augustus 2012 sloot de minister een ‘pay for performance’-contract (P4P) voor de financiering van omalizumab. Dit volgens het principe ‘no cure, no pay’: alleen betalen voor een geneesmiddel dat een positief effect heeft bij een individuele patiënt.

Na twee jaar zal de afspraak geëvalueerd worden. Echter niet alle geneesmiddelen komen voor een dergelijk systeem in aanmerking. Als het bijvoorbeeld lastig is om precies te definiëren wat een positief behandeleffect is, wordt afrekenen op uitblijven daarvan ondoenlijk en is dus een ander type financieringsovereenkomst aangewezen: prijs-volumecontracten. Hierbij wordt afgesproken dat als een bepaald, tevoren overeengekomen, bedrag is besteed aan een nieuw geneesmiddel, vervolgens de prijs omlaag wordt bijgesteld. Hiervan is nu ook één voorbeeld: in november 2012 ging de minister van VWS een prijs-volumecontract aan met de producenten van de nieuwe orale antistollingsmiddelen dabigatran en rivaroxaban.1 Tevreden meldde ze dat de kostenbesparing op deze nieuwe middelen kan oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s per jaar.

Maar er valt veel meer te besparen. Wij bieden de minister een voorstel voor een kostenbesparende manier om dit voor Nederland relatief nieuwe terrein te betreden.

De volumeschommelingen hebben

geen enkel effect op de prijs

Heel anders
Terwijl bij de meeste handelsproducten hoge omzetvolumina leiden tot prijsverlaging, gaat het er op de geneesmiddelenmarkt heel anders aan toe. Dat laten onderstaande voorbeelden zien. Als volumemaat is het aantal gedefinieerde dagdoseringen (DDD’s) genomen en als maat voor de prijs de totale omzet gedeeld door het aantal DDD’s (€/DDD). De gegevens zijn ontleend aan de GIPdatabank van CVZ. Het betreft extramurale geneesmiddelen die naar analogie van de NZa-definitie voor intramurale dure geneesmiddelen als duur kunnen worden geclassificeerd.2 De prijs/volume-ontwikkelingen van de hier geselecteerde geneesmiddelen kunnen als exemplarisch worden beschouwd voor die in het algemeen.

Epoëtine alfa en darbepoëtine
Epoëtine alfa (Eprex) kwam in 1989 internationaal op de markt voor de behandeling van chronische anemie. Het gebruik groeide aanvankelijk maar langzaam, maar door verschillende indicatie-uitbreidingen trad een versnelling op. Door de introductie van darbepoëtine (Aranesp) in 2001 daalde de omzet weer. Een herregistratie voor anemie bij nierpatiënten zorgde weer voor een opleving, maar daarna is er weer een daling te zien. Na een aanvankelijk sterke groei is nu het gebruik van darbepoëtine al jarenlang stabiel. Wat is het effect van deze volumeschommelingen op de prijs van beide middelen? Geen enkel! Zelfs het verlopen van het patent van epoëtine alfa eind 2004 had geen effect op de prijs. Er komt pas in 2010 beweging in de prijzen door het besluit van de overheid om ook de biologicals onder de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP) te brengen.3 De prijs van epoëtine daalt met ruim 30 procent, die van darbepoëtine lijkt echter weer wat op te lopen.

Somatropine
Het groeihormoon somatropine werd meer dan twintig jaar geleden op de Nederlandse markt geïntroduceerd. Het gebruik is in die periode alleen maar gegroeid. Ondanks parallelimport en later de komst van biosimilars na verlopen van het patent is de prijs onveranderd stabiel. Er zijn op dit moment zes producten op de Nederlandse markt beschikbaar; concurrentie genoeg dus. Maar net zoals bij de epo’s is de prijs pas gedaald nadat ze in 2010 onder de WGP zijn gaan vallen.4

Elkaar iets gunnen
De ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel is kostbaar, onder andere vanwege het uitgebreide klinische onderzoek om de werkzaamheid, effectiviteit en veiligheid aan te tonen. Het zou daarbij alles bij elkaar om zo’n 1 miljard euro gaan.5 Hierover is echter discussie, aangewakkerd vanwege de dure weesgeneesmiddelen.6 De farma-industrie zal op dit punt op zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid worden aangesproken, maar omgekeerd heeft de samenleving ook verantwoordelijkheid voor de farma-industrie. Wanneer die onterecht financieel te ver zou worden uitgeknepen zou de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen met toegevoegde waarde in gevaar kunnen komen. Samenleving en farma-industrie zullen elkaar dus iets moeten gunnen. Maar hoeveel?

Stel dat met de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel inderdaad 1 miljard euro is gemoeid. Dit bedrag zal uit de omzet na marktintroductie van het geneesmiddel moeten worden terugverdiend. Stel dat het nieuwe geneesmiddel wordt gebruikt door 2 miljard personen (ongeveer de bevolkingsomvang van de eerste- en tweedewereldlanden).Dan zal per persoon 0,50 euro moeten worden opgebracht. De Nederlandse bijdrage aan een nieuw geneesmiddel bedraagt vanwege haar bevolkingsomvang van circa 17 miljoen mensen dan maximaal 8,5 miljoen euro. In Europa gaat 17 procent van de omzet van voorschriftplichtige geneesmiddelen naar onderzoek en ontwikkeling.7 Dit is inclusief ontwikkelingen die op niets uitliepen. Om het Nederlandse aandeel van de ontwikkelingskosten (8,5 miljoen) terug te verdienen, is een omzet nodig van 50 miljoen euro. Genoemd percentage stamt uit 2007; mogelijk ligt het aanmerkelijk lager, de prijzen van spécialités duikelen immers soms wel met 90 procent na afloop van een patent. Hoe hoger de prijzen van een nieuw geneesmiddel bij marktintroductie zijn, des te sneller het Nederlandse plafond in de onderzoeks- en ontwikkelingskosten is bereikt en des te eerder de prijs dus naar beneden kan worden bijgesteld. De samenleving loopt op dit punt ook bij hoge marktintroductieprijzen dus geen risico.

In genoemd Europees onderzoek wordt gevonden dat 23 procent van de prijs bestemd is voor marketing. Indien op het moment dat onderzoeks- en ontwikkelingskosten (O&O) zijn terugverdiend (17% van de prijs) ook de marketingactiviteiten worden gestaakt (het middel mag dan inmiddels wel als bekend worden verondersteld) kan de prijs met 17+23=40 procent dalen. Er rest dan nog 60 procent van de oorspronkelijke prijs. Dit is vergelijkbaar met de prijsopbouw voor generieke ondernemingen (51% kosten voor productie en logistiek + 7% kosten voor O&O = 58%).

Door de hier voorgestelde gedachtegang te volgen wordt tevens voorkomen dat de werkelijke prijzen van geneesmiddelen nog minder transparant worden.

Lonkend besparingspotentieel
Van alle geneesmiddelen die de laatste tien jaar nieuw op de extramurale Nederlandse markt zijn geïntroduceerd, is de omzet in ons land nagegaan. Van 2003 t/m 2011 zijn 173 nieuwe geneesmiddelen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) opgenomen. Hiervan overschrijden in 2011 twintig middelen de gecumuleerde omzetgrens van 50 miljoen euro.8 Indien in het jaar volgend op het behalen van deze grens de overheid de prijs zou bevriezen op 60 procent van de aanvankelijke prijs, zou in 2011 op deze twintig geneesmiddelen ruim 244 miljoen euro bespaard kunnen worden. Cumulatief van 2006 t/m 2011 gaat het om een besparing van ruim 800 miljoen. Dit instrument kan dus met recht het ei van Columbus van de overheid en zorgverzekeraars worden genoemd!

Bovenstaande gedachtegang is in principe natuurlijk ook van toepassing op weesgeneesmiddelen. De totale omzet bijvoorbeeld van alglucosidase alfa (Myozyme) voor de ziekte van Pompe bedroeg sinds de introductie in 2006 t/m 2010 al 140 miljoen euro.

Wij denken dat dit lonkende besparingspotentieel van honderden miljoenen de samenleving zal aanspreken. Maar ook blijft het in ons model voor de farma-industrie aantrekkelijk om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen. Vooral voorkomt ons model dat de werkelijke prijzen van geneesmiddelen nog minder transparant worden.


Adri Steenhoek, emeritus hoogleraar specialistisch geneesmiddelenbeleid iBMG/EUR

Marc Koopmanschap, universitair hoofddocent iBMG/EUR

Correspondentieadres: steenhoek@bmg.eur.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld. 


Voetnoten

[1] http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/11/13/kamerbrief-over-nieuwe-orale-anti-stollingsmiddelen.html

[2]http://www.cvz.nl/binaries/live/cvzinternet/hst_content/nl/documenten/gipeilingen/gip2011.pdf, p.40

[3]PW, 16 april 2010

[4] http://www.fk.cvz.nl;  28 november 2012

[5] http://www.nefarma.nl/website/visiedocumenten/beschikbaarheid-nieuwe-geneesmiddelen

[6]http://www.pharmamyths.net/files/Biosocieties_2011_Myths_of_High_Drug_Research_Costs.pdf

[7]http://ec.europa.eu/competition/sectors/pharmaceuticals/inquiry/communication_nl.pdf;  p.9

[8] De genoemde 20 geneesmiddelen zijn:

L04AB04 Adalimumab (Humira ®)

C10AA07 Rosuvastatine (Crestor ®)

A10AE04 Insuline glargine (Lantus ®)

L03AA13 Pegfilgrastim (Neulasta ®)

J05AR06 Emtricitabine/tenofovir/efavirenz (Atripla ®)

J05AR03 Tenofovir/emtricitabine (Truvada ®)

N03AX16 Pregabaline (Lyrica ®)

L04AX04 Lenalidomide (Revlimid ®)

C10AX09 Ezetimib (Ezetrol ®)

C10BA02 Simvastatine/ezetimib (Inegy ®)

A10AE05 Insuline detemir (Levemir ®)

G04BD08 Solifenacine (Vesicare ®)

L01XE04 Sunitinib (Sutent ®)

N05AX12 Aripiprazol (Abilify ®)

M01AH05 Etoricoxib (Arcoxia ®)

N06AB10 Escitalopram (Lexapro ®)

H01AX01 Pegvisomant (Somavert ®)

G04CB02 Dutasteride (Avodart ®)

L01XE03 Erlotinib (Tarceva ®)

J05AE08 Atazanavir (Reyataz ®)

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • ,

    Adri Steenhoek en Marc Koopmanschap hebben een model ontwikkeld om te besparen op de prijs van geneesmiddelen zonder de farmaceutische industrie te ontmoedigen (MC 9/2013: 490). Maar voor de berekening van het terugverdienmodel hebben ze buiten besch...ouwing gelaten dat de opbrengsten van de huidige producten niet alleen hun eigen ontwikkelkosten moeten terugverdienen, maar ook moeten zorgen voor de ontwikkelkosten van toekomstige producten. Er zijn namelijk weinig investeerders die geld willen steken in een nog niet ontwikkeld product. Pas als dat product zo ver is ontwikkeld dat fase 1 kan starten, is het ‘geld waard’. Fabrikanten bouwen daarom een financiële buffer op uit de verkopen van de huidige producten.
    Verder gaan Steenhoek en Koopmanschap ervanuit dat na het terugverdienen van de onderzoeks- en ontwikkelingskosten het product wel als bekend mag worden verondersteld en dus marketingkosten kunnen worden gestaakt. In de praktijk blijkt dat ‘als bekend veronderstelde’ merken zoals Mercedes, Miele, Nespresso continu onder de aandacht gebracht moeten worden. De mediabudgetten van deze merken zijn hoger dan nog relatief onbekende merken die trachten in niches hun markt te bereiken.
    En tot slot is de Nederlandse markt 1 procent van de wereldmarkt. Fabrikanten zijn niet snel bereid prijsafspraken te maken voor een dergelijke kleine markt als dat consequenties kan hebben voor de prijs in grotere markten.
    Paul van Rijn, huisarts, Dronten

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.