Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 34 - De zaak-Vencken

Plaats een reactie

Onderstaande uitspraak is de kortste die ooit in deze rubriek is gepubliceerd. Het gaat om het hoger beroep in de strafzaak tegen de arts Vencken, die door het Openbaar Ministerie (OM) werd verdacht van levensbeëindiging. Zoals bekend, trad het OM in deze zaak streng op. Vencken werd een aantal dagen in de cel gezet, en daarna werd hij vervolgd wegens moord. Deze vervolging wekte alom verbazing, omdat op grond van de feiten van de zaak snel duidelijk werd dat Vencken bij het toedienen van morfine en dormicum aan de patiënt juist had gehandeld. Zijn handelwijze, aldus de rechtbank Breda in november 2004, paste in een ‘gebruikelijk medisch beleid van pijnbestrijding’ (MC 2004; 59 (47): 1876). Hiertegen ging het OM in hoger beroep.


In onderstaande uitspraak straft het Gerechtshof dat hoger beroep hard af. In de eerste plaats door, zeer ongebruikelijk, twee uur na de zitting al uitspraak te doen. In de tweede plaats door er in de korte uitspraak fijntjes op te wijzen dat niet is komen vast te staan dat de dood van de patiënt is veroorzaakt door de middelen die Vencken hem toediende. Anders gezegd: de aanklacht wegens moord had geen enkele grond.



Het vervolgingsbeleid van het OM in deze zaak roept veel vragen op. Eerder trokken wij al de parallel met de vervolging van de marinier Erik O. (MC 2005; 60 (20): 855). Het optreden van het OM in de zaak-Vencken heeft veel negatieve reacties veroorzaakt. Veel artsen hebben met afschuw kennisgenomen van deze vervolging en zijn kopschuw gemaakt. Het gevoel bestaat dat het OM normaal medisch handelen wil criminaliseren. Wellicht is de werkelijkheid eenvoudiger en gaat het, zoals inspecteur Maarten de Wit suggereert (MC 2005; 60 (31/32: 1248), om een prestigestrijd van een officier van justitie die in het begin van de zaak fors inzette en het zich daardoor eigenlijk niet meer kon permitteren om van vervolging af te zien.


Hoe het ook zij, het optreden van het OM in de zaak-Vencken heeft veel onbegrip opgeleverd en zal niet bevorderlijk zijn voor de bereidheid van artsen om zaken te melden. Het lijkt ons goed dat het OM publiekelijk verantwoording aflegt voor het beleid in deze zaak en de medische beroepsgroep duidelijk maakt welke consequenties dit heeft voor het vervolgingsbeleid in de toekomst.


Naast de strafzaak, die nu is afgelopen, loopt tegen Vencken nog een door de inspectie aangespannen tuchtprocedure. Ook de tuchtrechter veegde in eerste instantie de klacht inzake levensbeëindiging van tafel (MC 2005; 60 (12): 499). Niettemin stelde de inspecteur hoger beroep in. De inspectie zou zich daarop nader moeten beraden.



B.V.M. Crul, arts


Mr. Dr. J.Legemaate

Uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 19 juli 2005



Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Breda van 10 november 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-001703-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [adres].



Hoger beroep


De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.



Onderzoek van de zaak


( ... )


Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, waarvan honderdtweeënzeventig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met opheffing van het geschorste bevel gevangenhouding.



Tenlastelegging


Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.



Vonnis waarvan beroep


Het hof bevestigt het beroepen vonnis met dien verstande dat, nu namens de verdachte het verweer dienaangaande in hoger beroep niet is herhaald, het hof voor hetgeen is overwogen in de overweging ‘De ontvankelijkheid van de officier van justitie’ het hiernavolgende in de plaats stelt: ‘Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de weg staan. Het Openbaar Ministerie kan dus in zijn vordering worden ontvangen’ en voorts met dien verstande, dat het hof aan de in het beroepen vonnis opgenomen motivering van de vrijspraak van het aan de verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde nog toevoegt dat bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is komen vast te staan, dat de dood van [slachtoffer] door de onder 1. weergegeven toediening van medicijnen is veroorzaakt.


Ten aanzien van die toediening is het hof, de inhoud van de verklaringen dan wel berichten van de deskundigen [deskundige 1], [deskundige 2] en [deskundige 3] in aanmerking genomen, tot de overtuiging gekomen, dat - gezien zowel de aard van de middelen als de dosering ervan - verdachtes bedoeling bestrijding van de bij [slachtoffer] waargenomen symptomen was en niet de beëindiging van diens leven.



Beslissing


Het hof:



Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.



Aldus gewezen ( ...) en op 19 juli 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.



Klik hier voor het PDF-bestand van deze uitspraak

 

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.