Laatste nieuws
Huib Storm
5 minuten leestijd
opleiding

Laboratorium in de knel

Plaats een reactie

Opleidingscapaciteit klinisch chemici moet groter



Het tekort aan klinisch chemici leidt tot een sluipend kwaliteitsverlies van het vak. Er moeten nú maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld verkorting van de opleiding.

De klinisch-chemische laboratoria van de academische, algemene en psychiatrische ziekenhuizen en de huisartsenlaboratoria worden geleid door (de vakgroepen van) klinisch chemici en artsen klinische chemie. Er is een zeer bedreigende situatie ontstaan voor de kwaliteit van de klinische chemie en laboratoriumgeneeskunde. Enkele cijfers maken dit duidelijk.


Er zijn ongeveer 260 van deze laboratoriumspecialisten werkzaam, inclusief degenen met een specialisatie op het gebied van de hematologie, endocrinologie, erfelijke metabole ziekten of toxicologie. Momenteel zijn er ruim dertig vacatures. Volgend jaar zitten bijna honderd klinisch chemici in de leeftijdsklasse 55-plus; ruim dertig van hen zijn dan ouder dan 60 jaar. De komende vijf jaar gaan ongeveer tachtig klinisch chemici met (vervroegd) pensioen. Met een jaarlijkse instroom van circa tien klinisch chemici vanuit de vierjarige opleiding zal de komende jaren het aantal vacatures met gemiddeld zes per jaar toenemen. Sommige (kleine) laboratoria ontberen nu al de leiding van een klinisch chemicus of dreigen binnenkort zonder te zitten. Enkele academische laboratoria kampen met een forse onderbezetting.


Het tekort aan klinisch chemici leidt tot een sluipend en steeds ernstiger kwaliteitsverlies van deze essentiële functie in de gezondheidszorg. Uiteindelijk heeft dat ook een nadelig effect op de bedrijfsvoering in de gezondheidszorg en op de wachtlijsten.

Structurele regeling


Wordt er dan niets ondernomen om de opleidingscapaciteit voor klinisch chemici uit te breiden? Omdat de opleiding tot klinisch chemicus, evenals bijvoorbeeld die van de ziekenhuisapotheker en de klinisch fysicus, geheel ten laste komt van het ziekenhuis, ligt de verantwoordelijkheid voor de opleidingscapaciteit bij de ziekenhuisdirectie. Hiermee is meteen duidelijk waar de schoen wringt.


Al jaren geleden is dit binnen de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC) onderkend en onder de aandacht gebracht van NVZ vereniging van ziekenhuizen, de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ), het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG), het ministerie van VWS en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Er is op aangedrongen de opleiding tot klinisch chemicus onder te brengen in de systematiek en financieringsstructuur van de medisch-specialistische vervolgopleidingen. Logischerwijze had dit direct kunnen gebeuren bij de oprichting van het Opleidingsfonds en het Capaciteitsorgaan in 1997. Hier is toen echter niet voor gekozen. Het wachten is nu op een structurele regeling, mogelijk via de diagnose-behandeling-combinaties (DBC’s).


Het is niet zo dat het probleem wordt miskend. In een brief van 20 juli 2001 aan toenmalig minister Borst van VWS betreffende de Zorgnota 2002 stelden NVZ én de Orde van Medisch Specialisten dat ‘het buiten kijf staat dat - van de klinisch chemici, ziekenhuisapothekers en klinisch fysici - voldoende stafleden aanwezig dienen te zijn om adequaat op de vraag gerichte zorg te kunnen verlenen’. Op 31 juli 2002 diende het NVZ bij het CTG een aanvraag


in voor een beleidsregel opleidingen ziekenhuisapothekers, klinisch chemici en klinisch fysici, waarin de raming voor de uitbreiding van de opleidingsbehoefte op korte termijn van de beroepsverenigingen is overgenomen. Voor de klinisch chemici zou dit neerkomen op jaarlijks vijftien extra opleidingsplaatsen gedurende vier jaar. NVZ stelt hierbij dat tekorten op de arbeidsmarkt van klinisch chemici ernstige gevolgen kunnen hebben voor het functioneren van de ziekenhuisorganisatie en de patiëntenzorg.


Op 4 maart 2003 liet minister De Geus van VWS het CTG weten geen financiële middelen beschikbaar te willen stellen voor het verruimen van de opleidingscapaciteit voor klinisch chemici. Ook een verzoek van NVZ tot heroverweging van dit besluit leidde bij VWS slechts tot de conclusie dat het aan de ziekenhuizen zelf is om hun bestedingsvrijheid te benutten en aan het opleiden de prioriteit te geven die het verdient. Kortom, terug bij af.

 Foto: NVKC

Diagnostisch arsenaal


Uiteraard moet een dergelijk probleem van tekorten op de arbeidsmarkt niet alleen worden bekeken vanuit het oogpunt van het op korte termijn simpelweg uitbreiden van de opleidingscapaciteit. De ontwikkelingen op de (middel)lange termijn in de gezondheidszorg en die in de klinische chemie in het bijzonder moeten in beschouwing worden genomen.


Wij verwachten dat de vraag naar klinische chemie en laboratoriumgeneeskunde en naar specialisatie op deelgebieden daarvan zal toenemen. Het vak klinische chemie is allang niet meer de chemie in engere zin, maar omvat hematologie, immunologie en bloedtransfusie, endocrinologie, erfelijke metabole ziekten en toxicologie. De stormachtige ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie, DNA-technieken, proteomics, metabolomics et cetera, leiden tot een sterke uitbreiding van het diagnostisch arsenaal.


Klinisch-chemisch laboratoriumonderzoek speelt een cruciale rol bij de diagnostiek, prognose, behandeling en preventie. In een middelgroot ziekenhuis wordt dagelijks bij zo’n 500 patiënten bloed en ander materiaal afgenomen; in een groot ziekenhuis bij ongeveer 1500 patiënten. De klinisch chemicus ziet toe op de kwaliteit en doelmatigheid van het onderzoek, interpreteert de uitslagen en adviseert de aanvrager.


Voor de aanvragend ‘arts van straks’,1 die sowieso al weinig klinisch-chemisch onderwijs geniet tijdens de studie geneeskunde, is het vakgebied niet goed te overzien. Het belang van de brugfunctie van de klinisch chemicus tussen laboratorium en kliniek is hiermee impliciet aangegeven.

Taakherschikking


Er zijn echter ook ontwikkelingen die leiden tot een verminderde behoefte aan klinisch chemici. Klinisch chemici hebben een efficiënte bedrijfsvoering hoog in het vaandel. Wat dit betreft, hebben de klinisch chemici tijdens de grote fusiegolf een belangrijke efficiencyslag gemaakt door het samenvoegen van laboratoria en vakgroepen, waarbij ook klinisch-chemische formatie is ingeleverd. Aangezien de samenleving en de politiek aandringen op het behoud van kleine ziekenhuizen, is het de vraag in hoeverre een verdere formatiereductie nog kan worden gerealiseerd.


Biedt het rapport ‘Taakherschikking in de gezondheidszorg’2 nieuwe gezichtspunten? Dit rapport handelt hoofdzakelijk over de taken van huisarts en medisch specialist die de nurse practitioners, physician assistants en doktersassistenten kunnen overnemen. Voor de klinisch chemicus is taakherschikking allang dagelijkse praktijk: door de aard van de laboratoriumorganisatie is er sprake van vergaande delegatie van operationele taken naar personeel op HBO-niveau.


Naar analogie van de ‘arts van straks’ kan wel worden gestreefd naar verkorting van de opleidingsduur. De opleiding tot klinisch chemicus bestaat nu uit vijf tot zes jaar universitaire opleiding biochemie, biomedische wetenschappen, geneeskunde of farmacie; twee tot vier jaar postdoctorale onderzoekerservaring (doorgaans promotie); vier jaar opleiding tot klinisch chemicus en eventueel twee jaar opleiding daarbovenop in een van de specialisaties. Al met al elf tot zestien jaar opleidingsduur.


De NVKC bekijkt nu of het mogelijk is om, rekening houdend met aansluiting bij de EU, de totale opleidingsduur te bekorten. De NVKC heeft hier te maken met dezelfde problematiek die de Commissie Implementatie Opleidingscontinuüm en Taakherschikking heeft geschetst. De ‘Stuurgroep voor de modernisering van de opleidingen en beroepsuitoefening in de gezondheidszorg’ trekt voor het oplossen van deze problematiek ten minste vijf jaar uit.3


Op de (middel)lange termijn zullen de ontwikkelingen in de gezondheidszorg en in de maatschappij leiden tot een


grotere behoefte aan klinisch chemici. Herstructurering van de opleiding is dan noodzakelijk. De kwaliteit van de klinische chemie en laboratoriumgeneeskunde zit nu echter in de knel. Voor de acute en grote tekorten op de arbeidsmarkt moeten nú maatregelen worden getroffen.

dr. H. Storm,
voorzitter Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)

 

Correspondentieadres: Dr. H. Storm, Stichting KCL,


Postbus 850, 8901 BR Leeuwarden;

h.storm@kcl.znb.nl

 


Referenties


1. De Arts van Straks, een nieuw medisch opleidingscontinuüm. KNMG, DMV-VSNU, VAZ, NVZ, LCVV; Utrecht, oktober 2002. ISBN: 90-71994-28-7 2. Taakherschikking in de gezondheidszorg, RVZ 2003. 3. De Zorg Van Morgen, flexibiliteit & samenhang, Commissie Implementatie Opleidingscontinuüm en Taakherschikking, ministerie van VWS en ministerie van OCW. Den Haag, juli 2003.

SAMENVATTING


l De kwaliteit van de klinische chemie en laboratoriumgeneeskunde wordt bedreigd door een groot tekort aan klinisch chemici.


l VWS stelt geen middelen beschikbaar voor uitbreiding van de opleidingscapaciteit om dit algemeen erkende probleem op te lossen.


l Op de (middel)lange termijn zal de vraag naar klinische chemie en laboratoriumgeneeskunde toenemen. Hierop moet worden ingespeeld door verkorting van de opleidingsduur.


l Voor de acute tekorten moeten nu maatregelen worden getroffen.

opleiding klinische chemie & laboratoriumgeneeskunde hematologie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.