KNMG: ‘Discriminatie van artsen valt mee’

‘Dat vrouwen soms een vrouw als arts willen en mannen soms een man, is niet zo vreemd. In de praktijk kán het ook meestal. Als de patiënt het maar tijdig laat weten.’

Dat is de reactie van Gert van Dijk, beleidsmedewerker bij de KNMG, op de resultaten van het onderzoek van Medisch Contact naar ervaringen van artsen met patiënten die niet door hen willen worden behandeld of zich laatdunkend opstellen. Iets minder dan de helft van de artsen heeft zoiets wel eens meegemaakt, zo blijkt uit de cijfers. Vaak gaat het om een islamitische vrouw die geen mannelijke arts wil of om een man die een jonge vrouwelijke arts afwijst (zie blz. 836 e.v. Afgewezen door de patiënt).

Volgens Van Dijk realiseren mensen zich niet dat zij hun voorkeur kunnen uitspreken als zij een afspraak maken en dat dat doorgaans geen problemen hoeft op te leveren: ‘Dat geldt voor de meeste huisartspraktijken en het geldt ook voor de ziekenhuizen. De verwijzende huisarts kan patiënten daarop attenderen.’

In december 2007 publiceerde de KNMG haar standpunt over de vrije artsenkeuze, volgens welke instellingen alleen aan het verzoek om een mannelijke of vrouwelijke arts hoeven te voldoen als de patiënt dit bij het maken van een afspraak al aangeeft. Dat standpunt verscheen na heftige discussies over vermeende discriminatie van artsen door hun patiënten. Van Dijk: ‘Het onderzoek laat zien dat het daarmee wel meevalt. Van bedreigingen of geweld, zoals destijds werden gemeld, is vrijwel geen sprake.’ JV