Laatste nieuws
Simone Paauw
Simone Paauw
9 minuten leestijd
interview

‘In Nederland kan niemand zeggen dat hij geen enkele kans heeft gekregen’

Hoogleraar epidemiologie Arfan Ikram gaat uitdagingen niet uit de weg

Plaats een reactie
Harmen de Jong
Harmen de Jong

Er gaat veel talent verloren doordat kansen niet worden herkend of benut. Dat gaat níét op voor neuro-epidemioloog en hoogleraar aan Erasmus MC én Harvard Arfan Ikram. Door kansen te pakken maakte hij opvallend snel carrière.

Hoe kun je dementie en andere hersenaandoeningen op latere leeftijd voorkomen? Dat is de kernvraag waar Arfan Ikram (40) zich als onderzoeker mee bezighoudt. Op zijn terrein, de neuro-epidemio­logie, heeft hij opvallend snel carrière gemaakt en is hij een bekende naam.

Op 35-jarige leeftijd werd hij hoogleraar en hoofd van de afdeling Epidemiologie van het Erasmus MC. Kort daarop volgde een aanstelling als hoogleraar aan de prestigieuze Harvard School of Public Health. ‘Daar kwam geen bewuste carrièreplanning aan te pas’, vertelt Ikram. ‘Als ik de loop van mijn carrière moet omschrijven – dat vind ik altijd moeilijk – dan kan ik niet anders zeggen dan dat het zo is gerold. Ik heb er voor mijn gevoel niet eens veel invloed op gehad. Ik heb bijvoorbeeld niet vaak gesolliciteerd. Er kwamen gewoon kansen voorbij die ik greep.’

Lastige keuze

Al vroeg in zijn carrière fascineerde wetenschappelijk onderzoek hem. Als geneeskundestudent deed hij een researchmaster – op dat moment nog niet zo gebruikelijk – bij de afdeling Epidemiologie. Na zijn afstuderen deed hij promotieonderzoek bij dezelfde onderzoeksgroep in het Erasmus MC. ‘Dat ging toevallig over dementie. Als mijn begeleider onderzoek had gedaan naar migraine, dan was ik daar nu misschien mee bezig. Maar het onderwerp dementie heeft me ook gegrepen. Het raakt me als ik zie hoe mensen door deze aandoening worden toegetakeld.’

Vanuit zijn promotietraject rolde het balletje verder. In 2010, een paar jaar na zijn promotie, vertrok zijn promotor naar het buitenland en werd hij gevraagd haar functie als onderzoeks­leider over te nemen. Daarvoor liet Ikram zijn opleidingsplek bij radiologie lopen. Daar was hij naar geswitcht nadat hij was gaan twijfelen over de opleidingsplek bij neurologie, die hij ook al in de pocket had. Ikram: ‘Het was destijds een lastige keuze of ik de radiologie – waar ik de toezegging had dat ik me kon specialiseren in de neuroradiologie – wilde opgeven om onderzoekswerk te gaan doen, om mijn kans om in een klinische setting te werken op te geven. Ik heb niet alleen kansen gekregen, maar ook opgegeven – bijvoorbeeld om superveel geld te verdienen als medisch specialist. De kans om onderzoek te doen was me meer waard.’

‘Als voetballer zou ik geen spits zijn, maar een spelbepalende middenvelder’

Niet de beste

Toen na zes jaar het toenmalige hoofd van de afdeling Epidemiologie met pensioen ging en een opvolger werd gezocht, dacht Ikram geen moment aan zichzelf. ‘Ik dacht dat er op de afdeling senioren genoeg waren met het juiste profiel. Nog altijd kan ik niet één ding noemen waarin ik het best ben ten opzichte van mijn collega’s. Ik scoor op alle fronten niet het hoogst, maar sta eerder op de tweede of derde plek. Ik ben bijvoorbeeld niet de beste statisticus. Maar waar ik wel goed in ben is veel dingen met elkaar combineren en met een helikopterview alles overzien. Als voetballer zou ik geen spits zijn, maar een goede spelbepalende middenvelder.’

Harvard

Zijn aanstelling als hoofd van de afdeling Epidemiologie bracht nog een leuke extra met zich mee. Van oudsher heeft zijn afdeling een nauwe samenwerking met de Harvard School of Public Health. In het kader daarvan werd Ikram ook in ­Boston benoemd tot hoogleraar. Tot corona ging hij er iedere zomer vier weken met zijn gezin naartoe om les te geven. Ikram: ‘In de Verenigde Staten hebben de epidemiologie en de public health een veel explicieter maatschappelijk en politiek profiel dan hier in Nederland. Dat komt grotendeels doordat de schools of public health aparte volwaardige faculteiten zijn en dus direct aan tafel zitten bij relevante beleidsbepalende gremia. Ook wordt er met een veel bredere blik naar public health gekeken; er wordt echt veel meer onderzoek gedaan in en met de gemeenschap, ook internationaal. Dat doet mij als epidemioloog deugd. Bij Harvard zijn ze continu bezig met heel actueel onderzoek, projecten waar een paar jaar voor staat en die direct maatschappelijke veranderingen teweegbrengen. Er zijn weinig senior onderzoeksfuncties en weinig of geen onderzoekers die decennialang met hetzelfde specifieke onderzoek bezig zijn, zoals hier in Nederland. Ik kan niet zeggen wat ik het best vind. Eén vooroordeel over Harvard wil ik trouwens bestrijden: de slimste personen in Harvard zijn echt niet slimmer dan de slimste personen hier in Nederland. Het zijn er wel heel veel meer, doordat er uit een grotere vijver wordt gevist. Ik kom heel graag in Boston, maar als het eropaan komt, ben ik heel honkvast; ik zal voorlopig in Rotterdam blijven.’

Arfan Ikram werd in 1980 geboren in Rotterdam. Hij ging geneeskunde studeren aan de Erasmus Universiteit en studeerde cum laude af in 2005. Nadat hij zijn promotieonderzoek naar hersenveranderingen in de aanloop naar beroerte en dementie in 2009 had afgerond, liet hij opleidingsplekken bij neurologie en radiologie varen om zich fulltime aan neuro-epidemiologisch onderzoek te wijden. Als neuro-epidemioloog houdt hij zich bezig met hersenaandoeningen, zoals dementie. In 2016 werd hij aangesteld als hoogleraar en in 2017 als hoofd van de afdeling Epidemiologie van het Erasmus MC. Sinds 2017 werkt hij ook als hoogleraar aan de Harvard School of Public Health. Daar bracht hij, tót corona, samen met zijn gezin – zijn vrouw Safoora en dochters Eshaal (8) en Simra (5) – de zomers door om les te geven.

Allerlei klusjes

Ikrams ouders zagen een kans op een betere toekomst voor zichzelf en hun familie in Pakistan door begin jaren zeventig per trein en bus naar Nederland te komen. Ze kregen in Rotterdam vijf kinderen, van wie Arfan de middelste is. Ikram: ‘Nu zouden mijn ouders economische migranten worden genoemd. Mijn vader was universitair opgeleid in Pakistan, maar zijn diploma’s werden hier niet erkend. Hij begon in Nederland helemaal onderaan de maatschappelijke ladder. Hij is allerlei klusjes gaan doen om geld te verdienen en klom op tot voorman in een fabriek. Daar werkte hij tot hij in de jaren negentig werd afgekeurd, juist toen mijn oudste broer naar de middelbare school ging. Als ik nu terugkijk waren dat moeilijke jaren, maar destijds had ik nooit het idee dat het krap was, dat we arm waren. Dat kwam doordat mijn ouders zichzelf veel ontzegden voor ons. Ik hield bijvoorbeeld veel van computerspelletjes op de Nintendo of PlayStation – ik kon zo vijf, zes uur per dag zitten gamen. Ik kreeg altijd een nieuwe game naar keuze als ik met goede cijfers was overgegaan. Ik werkte daarom heel hard op school en zorgde ervoor dat ik alleen maar negens en tienen haalde. Ik heb ook later altijd echt kei- en keihard gewerkt. Dat is iets wat ons werd ingepeperd door mijn ouders; ze voedden ons op met een missie. Zij begonnen in Nederland met niets en ze wisten dat ze hard moesten werken om iets te bereiken.’

Mijn bubbel

Juist omdat hij zélf zoveel kansen heeft kunnen pakken, probeert Ikram zich er nu voor in te zetten dat jongeren die kansen óók krijgen. ‘Ik heb me, met het oog op de actuele maatschappelijke discussie over discriminatie, vaak afgevraagd of ik in de afgelopen veertig jaar tegen grenzen ben aangelopen. Dat ben ik niet. Maar daarbij wil ik wel de kanttekening maken dat ik denk dat het in míjn bubbel niet aan de orde is. Binnen de epidemiologie – zowel bij het Erasmus MC als bij Harvard – zit het internationaal denken zo in ons DNA verweven, dat het haast een no-brainer is dat iedereen dezelfde kansen heeft, ongeacht achtergrond. We hebben studenten en medewerkers van minstens dertig nationaliteiten. Maar ik kan me voorstellen dat het búíten mijn bubbel moeilijker kan zijn als je tot een bepaalde minderheidsgroep behoort. Het is belangrijk dat we ons daar bewust van zijn binnen het Erasmus MC. Daarom ben ik actief in de taskforce Gelijkheid, Diversiteit en Inclusiviteit, sinds kort als voorzitter. Deze taskforce is onlangs formeel in werking getreden, nadat de afgelopen paar jaar in kaart is gebracht wat er kan worden verbeterd op het gebied van diversiteit en inclusiviteit binnen het Erasmus MC. Ik kan nu nog niet veel vertellen over wat we de komende jaren gaan doen. Onze ambitie is dat we overbodig worden. Ik constateer wel dat het nu nog nodig is, niet alleen binnen ons eigen ziekenhuis, maar in alle settings in het hele land.’

‘Ik wil de jongeren in mijn wijk laten zien hoe ze hun kansen maximaal kunnen benutten’

Kansen herkennen

Maar niet alleen binnen het Erasmus MC zet Ikram zich in voor het verbeteren van kansen voor jongeren. ‘Ik woon nog steeds – met veel plezier overigens – in Hillesluis, een achterstandswijk in het stadsdeel Feijenoord. Hoewel de wijk er beslist op vooruit is gegaan en zelfs onder collega’s steeds gewilder wordt, is er nog steeds sprake van sociale problematiek. Ik denk dat veel talent verloren gaat, doordat kansen niet herkend worden. Of kansen worden – soms door een gebrek aan eigen inzet – niet goed benut. Maar ik denk dat níémand in Nederland oprecht kan zeggen dat hij geen énkele kans heeft gekregen. Al krijgen mensen niet altijd de kansen waar ze op hadden gehoopt. Er is een essentieel verschil tussen kansen krijgen en kansen pákken. Soms zijn kansen anders dan je verwacht, maar ook dan moet je ze pakken. Ik probeer me ervoor in te zetten jongeren die kansen te laten zien – al komt het er sinds corona minder van dan ik zou willen. Ik houd me ermee bezig bij De Jonge Academie van de KNAW en als lid van de Rotary Club Rotterdam-Zuid. Ik houd bijvoorbeeld praatjes op basisscholen of soms spreek ik zelfs gewoon ad hoc op straat jongeren aan. Ik wil graag verbinding leggen met de jongeren in mijn wijk, ze laten zien hoe ze hun kansen maximaal kunnen benutten. Het is zo zonde voor het individu en de samen­leving als dat niet gebeurt. Ik denk vaak: als ík het kon, dan kan iedereen het.’ 

Onderzoek naar dementie

Hoe zit het nou met het voorkómen van dementie op latere leeftijd? Die vraag probeert Ikram te beantwoorden met het langlopende Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek (ERGO). Dat ook vaak het Ommoord-onderzoek wordt genoemd, naar de wijk waarin het allemaal plaatsvindt. Hij is hoofd van het onderzoek en focust zelf op de neurologische epidemiologie met betrekking tot dementie. Er zijn in totaal veertien onderzoekslijnen in relatie tot het verouderen van het lichaam. Aan het epidemiologisch onderzoek nemen sinds 1990 alle bewoners deel van de destijds nieuwe wijk Ommoord. Zij worden de rest van hun leven gevolgd door de onderzoekers. Inmiddels hebben bijna 18 duizend bewoners een bijdrage geleverd aan het onderzoek.

Ikram: ‘Het is een simpele vraag, maar het vinden van een antwoord is ingewikkeld. Het is een complexe aandoening die in de meeste gevallen pas op latere leeftijd, boven de 75 jaar, zichtbaar wordt. Juist bij zo’n aandoening op latere leeftijd kunnen heel veel factoren in het leven hebben bijgedragen aan het ontstaan. Het is lastig om vast te stellen welke factoren dat precies zijn geweest. Methodologisch is het een enorme uitdaging, ook als je mensen zo’n lange tijd volgt. Een deel van de onderzoeksgroep overlijdt al aan andere dingen, voordat er sprake is van verschijnselen die op dementie duiden. Misschien zijn het júíst de gezondste mensen die dement worden, omdat zij het oudst worden. Dan krijg je tegenstrijdige resultaten; dat bijvoorbeeld leefstijlfactoren die eraan hebben bijgedragen dat mensen oud zijn geworden de oorzaak voor dementie lijken te zijn.’

‘Het ultieme doel van het onderzoek zou natuurlijk zijn dat we dementie de wereld uit helpen. Maar dat soort uitspraken doe ik niet. Ik hoop in de aankomende tien jaar te bereiken dat we het dementieproces beter gaan begrijpen – wat gaat er goed en fout in de hersenen? En dat ik een bijdrage kan leveren aan het voorkómen of verminderen van dementie. Een wondermiddel zal er nooit komen. We denken dat een gezonde leefstijl, zoals veel beweging, bijdraagt om dementie of achteruitgang te voorkomen. En je kunt denken aan medicatie om risicofactoren te beperken.’

Lees ook

Ook deze zomer heeft Medisch Contact vier interessante artsen geïnterviewd. In eerdere afleveringen van deze serie kwamen schrijver-arts Maxim Osipov, chirurg Marlies Schijven, en hoogleraar psychosomatiek Judith Rosmalen aan het woord.

  • Cardiogrammen van het Russische leven

    Hij is behalve cardioloog, ook een vermaard auteur van vaak wrang-komische en mismoedige verhalen. De Rus Maxim Osipov over een land waar het leven angstaanjagend is, en ‘veel weg heeft van de jaren dertig in Duitsland’.

  • ‘Durf het goede te doen’

    Veel mensen vinden ergens wat van, maar laten het daar vervolgens bij. Zo niet chirurg en hoogleraar Marlies Schijven, tech-nerd, liefhebber van puppy’s en medeoprichter van Prullenbakvaccin. ‘Je moet je melden in het leven.’

interview carrière
  • Simone Paauw

    Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. Daarnaast schrijft ze over tal van andere onderwerpen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.