Laatste nieuws
veiligheid

Gynaecologen helpen elkaar na trauma

NVOG richt commissie op voor collegiale ondersteuning

Plaats een reactie
Rauschen / Hollandse Hoogte
Rauschen / Hollandse Hoogte

Uit onderzoek onder gynaecologen blijkt dat – werkgerelateerde – posttraumatische stress, depressie en angst relatief vaak voorkomen. Een 25 leden tellende commissie biedt daarom peer support.

Traumatische ervaringen van artsen, zorgverleners als ‘second victims’, burn-out na ingrijpende gebeurtenissen tijdens het werk – het zijn onderwerpen die het afgelopen jaar veelvuldig in de media zijn geweest. Goed dat Medisch Contact uitvoerig aandacht besteedde aan het belang van nazorg en dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) erop toeziet dat het onderwerp onder de aandacht blijft (MC 2016/25: 14 en 18). Ook in de in 2015 gepubliceerde nieuwe CanMEDS-competenties staat expliciet vermeld dat artsen in staat moeten zijn hun persoonlijk welbevinden na te streven, en daarnaast een cultuur dienen te promoten waarin collega’s in nood effectief herkend en ondersteund worden.1

Maar de resultaten van een enquête, twee jaar geleden, onder gynaecologen en aiossen gynaecologie over ‘de impact van ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer’ gaven een duidelijk signaal dat NVOG-leden na een traumatische ervaring behoefte hebben aan een klankbord en aan juridische advisering.2

Reden voor de NVOG om een commissie voor collegiale ondersteuning op te richten.

Casus

Een 32-jarige primigravida is zwanger van een kind in stuitligging en besluit na counseling voor een vaginale baring te gaan. Op zondagochtend breken thuis de vliezen en gaat ze naar het ziekenhuis. Terwijl ze de auto uitstapt voelt ze iets tussen haar benen. Direct na aankomst op de verloskundeafdeling constateert de dienstdoende gynaecoloog een uitgezakte navelstreng. Het ctg is op dat moment nog goed, en men belt met spoed het ok-team in huis. Na 15 minuten ontstaat er een persisterende bradycardie en wil de gynaecoloog met spoed naar de ok. Omdat alleen de ok-verpleegkundigen en de anesthesiemedewerker in huis zijn, kan men nog niet met de – inmiddels code 1– sectio beginnen. Het blijkt dat de telefooncentrale vergeten is de anesthesioloog te bellen. Met spoed wordt deze alsnog gebeld, het duurt echter zeker 20 minuten voordat deze gearriveerd is. Patiënte ligt dan al 15 minuten op de ok-tafel. De gynaecoloog voelt zich steeds machtelozer en heeft het laatste stukje ctg op zijn netvlies staan: dat zag er niet goed uit, veel tijd is er niet om nog langer te wachten. Uiteindelijk wordt er een zoon geboren in een heel slechte conditie. Deze wordt direct geïntubeerd en overgeplaatst naar een academisch ziekenhuis. Daar wordt hij gekoeld. Na vier dagen blijkt het eeg dermate afwijkend dat er een abstinerend beleid volgt. De volgende dag overlijdt hij.

De gynaecoloog kan de casus niet loslaten: ‘Ik voelde mij zo ontzettend machteloos op de ok, zo afhankelijk. De blik in de ogen van die ouders tijdens het wachten en toen ik dat slappe kind uit de uterus haalde, die beelden laten me maar niet los. Toen het nieuws kwam dat het kind overleden was, voelde ik me afschuwelijk. Dagenlang kon ik me niet concentreren. Steeds weer dacht ik: hadden we toch niet ergens sneller kunnen handelen, waren er echt geen alternatieven, uiteindelijk ben ik toch verantwoordelijk. Mijn collega’s reageerden heel begripvol, zeiden steeds maar weer dat ik er alles aan had gedaan, dat het niet aan mij lag. Toch bleef ik er wel echt mee zitten, ook nadat ik merkte dat het bij anderen al snel niet meer echt op de radar stond. Ik heb me heel erg alleen gevoeld in de tijd nadat dit gebeurd is. En schuldig ook, omdat ík er zo door van slag was, ik had toch niet zelf een kind verloren…

Onderzoek

In 2014 werden alle 1578 NVOG-leden en aspirant-leden benaderd om een onlinevragenlijst in te vullen over de impact van ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer. Met deze gevalideerde vragenlijst werd gescreend op traumatisch ervaren gebeurtenissen tijdens het werk, PTSS-symptomen (Trauma Screening Questionnaire), angst en depressie (Hospital Anxiety and Depression Scale). Daarnaast werd gevraagd naar ervaring met en mening over opvang na traumatische gebeurtenissen en de eventuele persoonlijke gevolgen daarvan. 442 gynaecologen, 184 aiossen, 36 gepensioneerden en 21 niet-praktiserende gynaecologen vulden de vragenlijst in (response rate 46% voor gynaecologen en 48% voor aiossen).

Uit de resultaten blijkt dat 1,5 procent van alle respondenten klachten heeft passend bij PTSS ten gevolge van een werkgerelateerde traumatische gebeurtenis. In de algemene Nederlandse populatie is de puntprevalentie van PTSS 1,3 procent, echter daarbij is de traumatische gebeurtenis meestal niet werkgerelateerd.3 De door respondenten meest genoemde traumatische ervaring was de dood van een patiënt (n=31), gevolgd door ernstige complicaties (n=17) en agressie (n=11).

Van de respondenten scoort 6,5 procent boven de afkapwaarde voor een depressieve stoornis, 16 procent voor een angststoornis. Dat is respectievelijk twee en tweeënhalf keer zoveel als in de algemene populatie met hoger inkomen (3% depressie, 6% angst).⁴ Aiossen zijn significant vaker angstig dan specialisten (21 versus 15%, p=0,02). Angst en depressie kwamen twee keer zo vaak voor bij degenen die een traumatische ervaring op het werk hebben meegemaakt. In de tabel worden de percentages per subgroep weergegeven voor traumatische ervaring, PTSS, angst en depressie.

Daarnaast waren de belangrijkste conclusies van het onderzoek:

• Emotioneel het meest belastend vindt men een diagnose missen (65%), twijfel over de juiste beslissing nemen (45%) en patiënten in levensgevaar (43%) (vraag met meerdere antwoordopties).

• 21 procent van de respondenten heeft ooit voor het medisch tuchtcollege moeten verschijnen, wat geldt voor 2 procent van de aiossen, 27 procent van de gynaecologen, 38 procent van de niet-praktiserenden en 41 procent van de gepensioneerden.

• 86 procent is voorstander van een cultuurverandering, 60 procent vindt de huidige opvang na ingrijpende gebeurtenissen onvoldoende.

• Wanneer een ingrijpende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zou 82 procent graag praten met directe collega’s en 30 procent met een psycholoog of coach.

Commissie

Uit de enquête – en de daaruit volgende focusgroepen tijdens een Gynaecongres – kwam duidelijk naar voren dat gynaecologen behoefte hebben aan een klankbord en contact met collega’s na een ingrijpende gebeurtenis op de werkvloer, evenals bij tucht- of rechtszaken. Naar aanleiding hiervan ontstond het plan om een NVOG-commissie op te richten die deze behoefte aan ondersteuning kan faciliteren.

Het doel van deze commissie collegiale ondersteuning (cie CO) is dus het bieden van ondersteuning en een luisterend oor na een ingrijpende of traumatische gebeurtenis, en bij chronische overbelasting. Ook wil de commissie ondersteuning en informatie bieden bij een tucht-, civiele of strafzaak, bijvoorbeeld over wat men kan verwachten, waar rekening mee te houden, waar advies in te winnen.

In 2015 is een oproep gedaan met het verzoek aan NVOG-leden om zich aan te melden als lid van de cie CO. De 25 gynaecologen die reageerden, zijn samen de commissie gaan vormen. Het zijn gynaecologen en aiossen die speciale interesse hebben in ofwel de juridische ofwel de emotionele kanten van het vak. Zij hebben verschillende profielen (academisch/perifeer, diverse aandachtsgebieden, verspreid door het land, mannen en vrouwen).

De leden zijn natuurlijk geen psycholoog, psychiater of jurist. Voor diagnostiek en behandeling van psychische klachten, professionele coaching en juridisch advies moet er andersoortige begeleiding aan te pas komen. Wel wordt van de commissieleden verwacht dat zij periodiek een training volgen, en dat ze geen persoonlijke of zakelijke belangen hebben gerelateerd aan de casus die ze aannemen.

Gynaecologen en aiossen kunnen zich via het besloten gedeelte op de NVOG-website aanmelden als zij behoefte hebben aan contact met een lid van de cie CO. Deze informatie wordt uiteraard vertrouwelijk behandeld. Aanvragers kunnen indien gewenst aangeven dat specifieke leden van de cie CO wel of niet worden benaderd. Naar aanleiding van een aanvraag zal een lid van de cie CO binnen enkele dagen contact opnemen met de aanvrager voor een of meerdere, liefst face to face, gesprekken.

Momenteel worden ook onder de leden van andere beroepsverenigingen gelijksoortige enquêtes gehouden. De verwachting is dat ook hun leden en besturen de resultaten gaan gebruiken om de opvang na ingrijpende gebeurtenissen te verbeteren.

auteurs

Melanie Baas, anios gynaecologie Tergooi

Karel Scheepstra, aios psychiatrie AMC

Claire Stramrood, aios gynaecologie UMC Utrecht

Mariëlle van Pampus, perinatoloog OLVG Amsterdam

contact

marielle.van.pampus@gmail.com

cc: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld door de auteurs.


Voetnoten

1. Snell L, Flynn L, Pauls M, et al. Professional. In: Frank JR, Snell L, Sherbino J, editors. The Draft CanMEDS 2015 Physician Competency Framework – Series IV. Ottawa: The Royal College of Physicians and Surgeons of Canada; 2015 March.

2. Baas MAM, Scheepstra, KWF, Stramrood CAI, Evers, E, Dijksman LM, van Pampus, MG, Work-related adverse events leaving their mark: a cross-sectional study among Dutch gynecologists (submitted)

3. de Vries GJ, Olff M. The lifetime prevalence of traumatic events and posttraumatic stress disorder in the Netherlands. J Trauma Stress 2009 Aug;22(4):259-67

4. de Graaf R, ten Have M, van Dorsselaer S. De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut: Netherlands Institute of Mental Health and Addiction; 2010

veiligheid gynaecologie trauma
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.