‘Ggz-regels maken fout declareren mogelijk’

De regelgeving in de geestelijke gezondheidszorg biedt nog teveel ruimte om onjuiste declaraties in te dienen. Dat schrijft minister Schippers in een brief aan de Tweede Kamer.

Begin februari vorig jaar kwam de ggz-instelling Europsyche in het nieuws, niet alleen vanwege vraagtekens over de kwaliteit van de zorg, maar ook vanwege het declaratiegedrag. In de nasleep daarvan vroeg de minister de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om onderzoek te doen naar onder meer de ruimte die de ggz-regelgeving laat voor onjuist declareren.
 
Het onderzoek is nog niet klaar, maar nu al concludeert de NZa – zo schrijft de minister in haar brief – dat die ruimte nog altijd te groot is. Dat komt onder meer omdat de regels voor het hoofdbehandelaarschap niet scherp zijn en de grenzen van het pakket niet duidelijk afgebakend. Ook kennen de declaratieregels ‘veel vrijheidsgraden’ en wordt controle op declaraties teveel beperkt door privacyregels.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoekt inmiddels hoe het hoofdbehandelaarschap het beste kan worden bepaald; bij wet of bij veldnorm. Nog dit kwartaal brengt ze daarover advies uit aan de minister. Zoals bekend komt het College voor zorgverzekeringen (CVZ) binnenkort met een advies over het verzekerde ggz-pakket. De declaratieregels zijn inmiddels aangescherpt: sinds 1 januari moet de hoofdbehandelaar contact hebben gehad met de patiënt; ook is nu aan de declaratiecode te zien of een gedeclareerde dbc onder het basispakket valt.

Desondanks zal het volgens de minister ‘altijd noodzakelijk’ blijven dat zorgverzekeraars ook materiële controles uitoefenen. Dat moet dan zo gebeuren dat de persoonlijke levenssfeer van verzekerden ‘zo weinig mogelijk wordt belast’.

Joost Visser

• Kamerbrief over Europsyche
  

Lees ook:

• Verzekeraars eisen 28 miljoen van Europsyche
• Taakherschikking ggz faalt
• Rapport over ggz had duidelijker moeten zijn