Laatste nieuws
Sophie Broersen
3 minuten leestijd
Wetenschap

Genderdysforie bij kinderen gaat meestal over

Plaats een reactie

Genderdysforie komt al op jonge leeftijd voor. Bij de meeste kinderen verdwijnt deze echter. Het is wijs om bij prepuberale kinderen voorzichtig te zijn met een complete sociale rolwisseling. Dat concludeert psycholoog Thomas Steensma op basis van zijn promotieonderzoek.

Een jongen die zich een meisje voelt, een meisje dat zich als jongen gedraagt: vanaf jonge leeftijd komt genderdysforie voor, extreem en aanhoudend cross-gendergedrag, cross-gender-identificatie en ongenoegen met het eigen lichaam. Om hoeveel kinderen het gaat is niet bekend, wel weten we dat ongeveer 3 procent van de jongens en 5 procent van de meisjes zich als het ‘andere’ geslacht gedraagt.

Dat wil zeker niet zeggen dat zij ook later tot geslachtsverandering over zullen willen gaan, zegt psycholoog Thomas Steensma. Hij werkt bij het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie van het VUmc en onderzocht hoe deze kinderen zich ontwikkelen. ‘Uit alle studies die tot nu toe hierover zijn gepubliceerd, komt naar voren dat ongeveer 16 procent van de kinderen die genderdysfoor zijn, dat ook in de puberteit nog zijn. Daar zitten ook studies van twintig jaar geleden tussen, waarin wellicht kinderen eerder verwezen werden als ze zich niet volgens de norm gedroegen. Van de kinderen die wij hebben gevolgd hield de genderdysforie, bij ruim een derde aan. Dat zal een overschatting zijn, maar naar welk cijfer je ook kijkt: bij het overgrote deel blijven die gevoelens dus niet bestaan.’

Dat is van belang om te weten voor deze kinderen en hun ouders, zegt Steensma: ‘Wij adviseren hen om terughoudend te zijn met een complete sociale rolwisseling, dat wil zeggen een andere naam gebruiken en voor de buitenwereld als het andere geslacht doorgaan. Het is logischer om daarmee te wachten tot kinderen wat ouder zijn, bijvoorbeeld boven de 10 jaar. We weten dat kinderen die in de puberteit terug willen veranderen, dat als heel moeilijk kunnen ervaren.

Volgens Steensma is het van belang dat een kind de realiteit niet uit oog verliest: ‘Als een meisje zich jongen voelt, en zich ook zo gedraagt, is het nog geen jongen. Het blijft een meisje met jongensgevoelens, daar moet ze zich van bewust blijven. Die ontwikkeling kan immers nog beide kanten op.’

De leeftijdsperiode van 10 tot 13 jaar lijkt van groot belang te zijn bij het wel of niet aanblijven van de genderdysforie. Steensma: ‘Dat is de periode waarin lichamelijke veranderingen op gang komen, sociale afstand tussen jongens en meisjes groter wordt, en de tijd waarin verliefdheden en seksuele gevoelens een rol gaan spelen. Dan wordt vaak duidelijk welke kant kinderen zich op ontwikkelen.’ Bij een aanhoudende, sterke wens om van geslacht te veranderen, kan dan ook met puberteitsremmende behandeling worden gestart. ‘Daarmee ontstaat meer tijd voor de jongere om gevoelens verder te exploreren en voorkom je dat zich secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen, waardoor zij als volwassenen beter door kunnen gaan voor het gewenste geslacht.’ Doorverwijzen van genderdysfore kinderen naar een gespecialiseerd centrum is op dat moment aangewezen. Voor jonge kinderen hoeft dat dus niet per se, zegt Steensma: ‘Nee, zolang ze niet in de knoop raken, gewoon kunnen functioneren en ouders geen behoefte hebben aan pedagogische ondersteuning, is daar geen reden voor.’

Sophie Broersen


Lees ook:


© Jean-Michel Clajot / Cosmos HH
© Jean-Michel Clajot / Cosmos HH
Wetenschap genderdysforie transgender kinderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.